Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 30234 nr. 121 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 30234 nr. 121 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2015
In de voortgangsbrief van het programma Sport en Bewegen in de Buurt1 heb ik u onlangs geïnformeerd over de inhoud en de voortgang van het programma Sport en Bewegen in de Buurt. Tijdens het wetgevingsoverleg van 27 oktober jl, heb ik u toegezegd om u voor het einde van dit jaar nader te informeren over de belangrijkste resultaten van de jaarlijkse monitor «Sport en Bewegen in de Buurt» en de resultaten van de eerste effectmeting naar de inzet van buurtsportcoaches. Met deze brief geef ik aan deze toezegging gehoor.
Programma Sport en Bewegen in de Buurt
Met het programma Sport en Bewegen in de Buurt wil ik bijdragen aan een gezonde en actieve samenleving door mensen meer kansen te bieden om te sporten en bewegen. Het programma is gestart in 2012 en loopt tot en met 2016. De centrale doelstelling van het programma is dat voor iedere Nederlander passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig is dat veilig en toegankelijk is. Het programma kent twee hoofdonderdelen, namelijk de Buurtsportcoach en de Sportimpuls.
Resultaten monitoring Sport en bewegen in de buurt
Ieder jaar wordt de voortgang van het programma Sport en Bewegen in de Buurt gemonitord. Het Mulier Instituut voert deze jaarlijkse monitor uit. De doelstelling van de monitor Sport en Bewegen in de Buurt is te komen tot jaarlijkse integrale voortgangsrapportages. De monitor voor het jaar 2014 heb ik als bijlage bij deze brief toegevoegd2.
Buurtsportcoaches
In 2008 is de Brede Impuls Sport, Onderwijs en Cultuur ingesteld. Deze regeling heb ik in 2012 verbreed. Sindsdien heten de combinatiefunctionarissen buurtsportcoaches. Een buurtsportcoach zorgt voor meer sport- en beweegaanbod in de buurt, versterkt de sportverenigingen en legt de verbinding tussen sport en andere sectoren zoals onderwijs, welzijn, kinderopvang en bedrijfsleven.
«Buurtsportcoaches aangepast Sporten in Arnhem»
«Twee coördinatoren aangepast sporten vormen de basis van Uniek Sporten. Zij worden gefinancierd door gemeenten in regio Arnhem, met landelijke co-financiering vanuit de buurtsportcoach regeling. Zij hebben een «spin in het web» functie en werken samen met vele organisaties en sectoren. Ze adviseren sportverenigingen die aanbod willen (door)ontwikkelen om mensen met een beperking te begeleiden. En ze beantwoorden sportvragen van deze doelgroep. Hierin treden de coördinatoren op als schakel tussen vraag een aanbod. Daar waar er onvoldoende geschikt aanbod is, hebben ze een stimulerende en adviserende rol richting sportverenigingen en hun trainers en coaches.» (www.sportindebuurt.nl)
Een belangrijke doelstelling van de regeling is het realiseren van 2.900 fte buurtsportcoaches dat eind 2016 werkzaam is. In 2014 doen in totaal 378 van de 403 gemeenten (94%) mee aan de regeling. Zij hebben in totaal 2.851 fte aangevraagd. In 2014 zitten de deelnemende gemeenten nog slechts 50 fte verwijderd van het beoogde totaal aantal. Vanwege het grote aantal gemeenten dat al deelneemt aan de regeling, zullen de komende twee jaar nog maar weinig nieuwe gemeenten instappen.
De resultaten uit de monitor Sport en bewegen in de buurt zijn zeer positief met betrekking tot de stijging in het aantal buurtsportcoaches. De interesse bij gemeenten is groot, dit blijkt uit de 378 deelnemende gemeenten die in totaal 2.386 fte buurtsportcoaches aangesteld hebben (peildatum 1 januari 2014). Bovendien is de verwachting dat in 2016 naar schatting tussen 4.500 en 5.000 personen als buurtsportcoach actief zijn. Het verdiepingsonderzoek, dat mede de basis vormt van de monitor die jaarlijks wordt uitgevoerd onder 18 gemeenten, laat zien dat de buurtsportcoach ook daadwerkelijk een toegevoegde waarde heeft naast de vele vrijwilligers en sportbuurtwerkers die al actief zijn op lokaal niveau. Zo wordt de buurtsportcoach ingezet in andere sectoren dan Sport en Onderwijs, zoals Buurt en Welzijn. Daarnaast richten de buurtsportcoaches zich steeds vaker op moeilijk bereikbare doelgroepen zoals mensen in achterstandswijken, mensen met overgewicht en buurt- en wijkbewoners die de vrijwilligers in de sportvereniging en sportbuurtwerkers niet gemakkelijk bereiken.
Ik ben dan ook trots op het feit dat in gemeenten de buurtsportcoach als de «spin in het web» wordt gezien en verbindingen tussen verschillende sectoren en professionals en vrijwilligers in en buiten de sport tot stand brengt.
Effectmeting buurtsportcoaches
Tijdens het Wetgevingsoverleg Sport van 18 november 2013 heb ik u toegezegd een effectmeting buurtsportcoaches op te starten. Hoewel het (laten) uitvoeren van een dergelijke effectmeting bij de bestuurlijke afspraken in 2007 niet als expliciet onderdeel van deze afspraken is opgenomen, hecht ik er een groot belang aan. Een effectmeting kan bijdragen aan effectiever sport- en beweegbeleid.
Het doel van deze meting is om naast de kwalitatieve analyse van het verdiepingsonderzoek ook via een kwantitatieve (data-)analyse het effect van de inzet van buurtsportcoaches te onderzoeken. Hierbij wordt specifiek gekeken naar buurtsportcoaches in relatie tot (lokale) sport- en beweegdeelname. Een dergelijke meting kan gemeenten en organisaties helpen de profielen van buurtsportcoaches bij te stellen en hun activiteiten gerichter in te zetten.
In de rapportage, die ik als bijlage bij deze brief heb toegevoegd, staat de onderzoeksopzet, de eerste resultaten en de reflectie op het onderzoek in detail beschreven.
Uit het rapport blijkt dat het opstarten van deze effectmeting een grote uitdaging was. Het vaststellen van bedoelde «objectieve» effecten stelt niet alleen hoge eisen aan de onderzoeksopzet en beschikbare data, maar bedoelde effecten worden bovendien ook pas na enige tijd zichtbaar, moeten een duurzaam karakter hebben en moeten direct te relateren zijn aan de inzet van buurtsportcoaches. Het uitvoeren van een goede analyse werd bemoeilijkt, omdat een nulmeting bij aanvang van het programma ontbrak en geschikte data slechts beperkt beschikbaar was. Ook hanteren gemeenten verschillende doelstellingen bij de inzet van buurtsportcoaches. Zij zetten bijvoorbeeld sport in als middel om (andere) maatschappelijke doelen te bereiken. Daarnaast is het erg lastig om de inzet van buurtsportcoaches los te zien van het (totale) sport- en beweegbeleid van gemeenten.
Na bestudering van de beschikbare data van 14 gemeenten bleek in deze eerste effectmeting dat in vijf gemeenten een volwaardige analyse uitgevoerd kon worden. Dit is gedaan met behulp van gegevens over de inzet (aantal uren per jaar) van buurtsportcoaches op postcodeniveau en lokale data over sportdeelname. In het algemeen laten deze case studies vooralsnog geen overtuigende samenhang zien tussen de hoeveelheid inzet buurtsportcoach en de sportfrequentie in de tijd. Bij twee analyses in twee verschillende gemeenten werd echter wel een significante positieve samenhang gevonden. Bij 11 van de 14 gemeenten kon de samenhang onderzocht worden tussen de inzet van buurtsportcoaches gericht op sportverenigingen en gegevens over het lidmaatschap van sportverenigingen in wijken met behulp van lidmaatschapscijfers van NOC*NSF. In het algemeen is er op basis van deze 11 analyses geen duidelijk verband gevonden tussen tussen de inzet van buurtsportcoaches gericht op verenigingen en een wijziging van het aantal leden. Deze laatste gegevens vragen om een nadere analyse over de specifieke inzet van buurtsportcoaches richting verenigingen en andere externe factoren die een rol gespeeld kunnen hebben bij deze bevindingen. Ik ga hierover in overleg met het Mulier instituut.
Lichte stijging sportdeelname
Afgelopen week heeft het SCP de rapportage Sport 20143 uitgebracht, die ik ook bij u onder de aandacht heb gebracht in de brief van 23 januari jl. Uit deze rapportage blijkt dat de sportparticipatie de laatste jaren licht is gestegen en het aantal lidmaatschappen bij sportverenigingen een lichte daling laat zien. Mensen in Nederland sporten vaak ook ongeorganiseerd. Het programma Sport en Bewegen in de Buurt richt zich op sportaanbieders, dus zowel verenigingen als andere aanbieders. Het is echter lastig om een direct verband te leggen tussen beleid en ontwikkelingen binnen de Sport. Hiermee onderstrepen de auteurs van de rapportage Sport de conclusie van de eerste effectmeting buurtsportcoaches. Zo lijken onder andere ook economische en maatschappelijke ontwikkelingen van invloed te zijn op deze ontwikkelingen.
Voorlopige conclusie
Uit het verdiepingsonderzoek naar de inzet van buurtsportcoach komt een duidelijk positief verband tussen de inzet van buurtsportcoaches en de sport en beweegdeelname naar voren. Dit is gebaseerd op ervaringen van buurtsportcoaches en betrokken organisaties. De lichte stijging in sportparticipatie Nederland breed, zoals vermeld in de Rapportage Sport 2014, is in dit kader bemoedigend.
Echter, op basis van de beperkt beschikbare data in deze effectmeting kan geen causaal verband tussen de toegenomen inzet van buurtsportcoaches en de ontwikkelingen op het vlak van sportparticipatie worden aangetoond.
Vervolg effectmeting buurtsportcoaches
Het Mulier Instituut heeft, als uitvoerder van de effectmeting, een voorstel gedaan voor een mogelijk vervolg op de effectmeting. Ik zal op basis van dit voorstel met de onderzoekers in overleg gaan over een zinvol vervolg op deze eerste effectmeting.
Sportimpuls
In 2012 is de Sportimpuls gestart. Lokale sport- en beweegaanbieders kunnen ondersteuning ontvangen om sport- en beweegaanbod in de buurt te vergroten. Dit betekent dat lokale sportaanbieders zoals de sportvereniging, financieel ondersteunt worden bij de opzet van activiteiten om mensen langdurig te laten sporten en bewegen. Deze activiteiten bestaan uit het opstarten en aanbieden van sportaanbod voor mensen die niet of nauwelijks sporten en bewegen of dreigen te stoppen met sporten en bewegen. Om subsidie voor projecten te kunnen aanvragen, moeten de sportaanbieders gebruik maken van de sportmenukaart. Hierop staan bestaande interventies. De impuls loopt tot en met 2016.
«Judo in beweging»
«Stichting Jibb verzorgt in samenwerking met de judovereniging Mierlo-Hout, stichting Leergeld, BBS De Westwijzer en gemeente Helmond judo in Helmond-West. Kinderen maken wekelijks kennis met Judo. Een sport die goed is voor de motorische, fysieke en sociale ontwikkeling van een kind. Via deze kennismaking wil Jibb het zelfvertrouwen van de kinderen vergroten. Op de drie locaties samen komen wekelijks 150 kinderen in beweging. De verenigingen zijn dusdanig nauw betrokken dat kinderen daadwerkelijk lid zijn of worden van deze clubs. Ze nemen ook deel aan reguliere clubactiviteiten. Dit draagt bij aan een goede doorstroming en blijvende sportdeelname.» (www.sportindebuurt.nl)
De sportimpuls kent drie vormen. De reguliere sportimpuls is gestart in 2012. Uit het Lenteakkoord van 2012 is vervolgens in 2013 de Sportimpuls «Kinderen op Sportief Gewicht» gestart om overgewicht bij kinderen te voorkomen. Vanaf 2014 is de Sportimpuls «Jeugd in lage inkomensbuurten» erbij gekomen. Deze regeling is gericht op de doelgroep jeugd (0–21 jaar) in lage inkomensbuurten.
In de derde ronde van de reguliere Sportimpuls (2014) zijn in totaal 364 subsidieaanvragen bij ZonMw ingediend met een budget van ruim 28 miljoen euro. Hiervan zijn 122 subsidieaanvragen gehonoreerd met een totaal budget van bijna 10 miljoen euro. In de tweede ronde van de Sportimpuls «Kinderen Sportief op Gewicht» (2014) zijn 78 subsidieaanvragen ingediend waarvan 26 subsidie-aanvragen zijn gehonoreerd met een totaal gehonoreerd budget van ongeveer 2 miljoen euro. In de eerste ronde Sportimpuls «Jeugd in lage inkomensbuurten» (2014) zijn 72 voorstellen ingediend, waarvan uiteindelijk 60 subsidieaanvragen gehonoreerd zijn (voor een totaal budget van ongeveer 5 miljoen euro).
Sportimpuls in de Schilderwijk
«In de Schilderswijk is 65% van de buurtbewoners chronisch ziek, 28% van de kinderen heeft overgewicht, 40% van de bewoners is werkeloos en veel kinderen zijn geen lid van een sportvereniging.
Vanaf september start het tafeltennissen en indoor free runnen met jongeren. Voor meiden wordt er een hardloopclub gestart en voor vrouwen een Stap je gezond cursus. In samenwerking met buurtbewoners wordt een Buurtsportvereniging opgezet, zodat de bovenstaande activiteiten geborgd zullen blijven en de kinderen in de wijk lid kunnen worden van hun eigen sportvereniging in de buurt. De impuls wordt mede mogelijk gemaakt door een samenwerkingsverband met Stichting Sportivo, Stichting Moeders en Dochters, Buurtvaders Schilderswijk-Oost, YFC the Mall, Basisschool de Triangel en BSV Teniersplantsoen.» (www.sportindebuurt.nl)
Uit de jaarlijkse monitor Sport en Bewegen in de Buurt blijkt dat verenigingen en overige sport en beweegaanbieders steeds meer en steeds intensiever samenwerken met andere organisaties bij de aanvraag en de uitvoering van Sportimpuls projecten. Dit komt de kwaliteit van de aanvragen ten goede. Samenwerking vindt vooral plaats met scholen, buitenschoolse opvang en buurt-, wijk- en welzijnsorganisaties. Daarnaast zie ik dat sportverenigingen zich meer inzetten voor kwetsbare groepen die nog niet of nauwelijks sporten en bewegen. De Sportimpuls lijkt voor (ondernemende) lokale sport- en beweegaanbieders een enorme (financiële) stimulans om (reeds bestaande) plannen en ambities voor nieuw aanbod of het bereiken van nieuwe doelgroepen te kunnen waarmaken. Ten slotte tonen sportverenigingen een toenemende belangstelling voor gezondheidsbevordering.
In de bijgevoegde monitor Sport en Bewegen in de Buurt treft u meer informatie over de voortgang van de Sportimpuls regeling aan.
Conclusie
Uit de jaarlijkse monitor Sport en Bewegen in de Buurt blijkt dat lokaal veel mensen worden bereikt om (meer) te gaan sporten en bewegen. Het aantal fte’s buurtsportcoaches zit inmiddels erg dicht op het beoogde einddoel van 2.900 fte. Ook de door mij beoogde verbreding van de inzet van de buurtsportcoaches wordt in steeds meer gemeenten gerealiseerd. Dit vind ik een positieve ontwikkeling. Daarnaast zijn inmiddels bijna 550 lokale Sportimpuls projecten van start gegaan. Ik constateer dan ook dat de beoogde doelstelling van het programma Sport en Bewegen in de Buurt – het lokaal realiseren van meer passend sport- en beweegaanbod – zich in de goede richting ontwikkelt.
In 2014 heb ik voor de eerste keer een effectmeting laten uitvoeren naar de inzet van buurtsportcoaches. In deze effectmeting lag de focus op het aantonen van effecten primair op sport- en beweegdeelname en lidmaatschappen van verenigingen. Het blijkt echter lastig om deze effecten goed en nauwkeurig te meten en direct te relateren aan de inzet van buurtsportcoaches. Op basis van het huidige beperkt aantal analyses kan ik nog geen uitspraken doen over significante positieve effecten op basis van kwantitatief onderzoek. De verhalen uit de praktijk geven mij daarentegen het vertrouwen dat we met deze regeling op de goede weg zijn. Uit de laatste cijfers van de Rapportage Sport blijkt daarbij dat de sportdeelname in Nederland iets toegenomen lijkt te zijn.
Ik vind het belangrijk beter inzicht te krijgen in de concrete resultaten die wij met het programma Sport en bewegen in de buurt halen. Om die reden zal VWS de komende twee jaar inzetten op zorgvuldige effectmetingen sportimpuls en buurtsportcoaches. Ik ben met verschillende partijen in gesprek om ervoor te zorgen dat er een goede methode gevonden zal worden om deze resultaten scherp te krijgen. Voor het zomerreces van 2015 zal ik u informeren over de te nemen stappen omtrent deze effectmetingen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30234-121.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.