30 169 Mantelzorg

Nr. 40 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2015

In de Regeling van werkzaamheden van 24 maart 2015 is verzocht om een reactie van het kabinet op het SCP-onderzoek «Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk» van maart 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 66, item 8). Mede namens de Minister van SZW zal ik kort ingaan op het doel, de opzet en uitkomsten van het onderzoek en vervolgens aangeven wat daarvan de relevantie is voor het kabinetsbeleid.

Doel en opzet van het onderzoek

Het betreft een onderzoek op eigen initiatief van het SCP waarbij is gekeken naar hoe goed hulp aan naasten (mantelzorg) en betaald werk met elkaar zijn te combineren en in welke situaties ze elkaar in de weg (kunnen) zitten. Daarbij legt het SCP een relatie naar het huidige overheidsbeleid dat gericht is op het verhogen van de arbeidsparticipatie en tegelijkertijd hulp aan naasten en onderlinge betrokkenheid stimuleert.

Het onderzoek is gebaseerd op een tweejaarlijks onderzoek onder zo'n 4800 werkenden en niet-werkenden van 18–65 jaar (het Arbeidsaanbodpanel van het SCP). Het aantal mantelzorgers onder werkenden is in kaart gebracht voor de jaren 1996–2012. De samenhang van mantelzorg met arbeidsduur en gezondheid is alleen onderzocht voor het meest recente tijdvak (2004–2012). De onderzoekers hebben qua zorgtaken alleen gekeken naar – onbetaalde – hulp bij het huishouden en persoonlijke verzorging. In het onderzoek zijn uitsplitsingen gemaakt naar mensen met een kleine en grote arbeidsduur, zijnde 0–27 uur en 28–40 uur.

Uitkomsten van het onderzoek

Het onderzoek laat zien dat het aantal werkenden met mantelzorgtaken in de periode 2004–2012 is gegroeid van 13 tot bijna 18%. De groei was het grootst onder vrouwen van 45 jaar en ouder en mensen met een werkweek van minder dan 28 uur per week. Wat betreft de mantelzorgtaken zit de grootste toename onder de niet-intensieve helpers. De meeste werkenden verlenen geen omvangrijke zorg: de helft hielp in 2012 maximaal 2 uur per week, een kwart zorgde twee tot en met vier uur per week en nog eens een kwart meer dan vier uur per week.

Volgens het SCP verminderen werkenden die mantelzorg (gaan) verlenen, hun arbeidsduur niet vaker dan anderen.

Het onderzoek laat zien dat het aantal ervaren gezondheidsklachten steeg als de mantelzorg intensief1 was, waarbij de omvang van de werkweek niet uitmaakte. Wel zou dit effect volgens de onderzoekers beperkt zijn (15% ervoer een slechtere gezondheid na het starten van mantelzorg dan ervoor, tegenover de 8% niet- mantelzorgers met een afname van de gezondheid in hetzelfde tijdsvak). Hulp van maximaal vier uur per week verslechterde de ervaren gezondheid niet.

Daarnaast hebben werkenden die met mantelzorg starten een groter risico op langdurig verzuim (minstens twee weken per kalenderjaar). Vooraf was 10% van hen minstens twee weken achtereen in een jaar ziek geweest, erna 18%. De grootste toename in verzuim deed zich voor bij mensen die twee jaar na start van de mantelzorg, nog steeds hulp verleenden aan naasten. Het verzuim gaat bij die groep van 11% naar 24%, vooral als de zorg intensief is.

Beleidsreactie

Voor de kwaliteit van onze samenleving is het steeds meer van belang dat mensen de kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen en maximaal mee te doen in de samenleving. Met het oog op de vergrijzing is het wenselijk het arbeidspotentieel zo goed mogelijk te benutten. Tegelijkertijd blijven mensen langer thuis wonen en neemt daarmee de betekenis van de mantelzorger voor zijn hulpbehoevende naaste toe. Mantelzorgers nemen uit liefde en/of een verantwoordelijkheidsgevoel voor hun naaste zorgtaken op zich. Het kabinet waardeert de inzet van mantelzorgers zeer.

Het is dan ook belangrijk dat mensen de zorg voor kinderen, ouderen en anderen in hun omgeving goed kunnen combineren met hun werk.

Veel mensen hebben reeds te maken met een situatie waarbij werk wordt gecombineerd met de zorg voor een naaste. In veel gevallen gaat dit goed. Blijkens het SCP-onderzoek kan 83% van de mantelzorgers met een werkweek van meer dan 28 uur hun werk met de mantelzorg blijven combineren.

Tegelijkertijd laat het SCP-onderzoek zien dat intensieve hulp of langdurige mantelzorg nadelig kan uitpakken voor de werkenden (slechtere gezondheid) maar ook voor hun werkgevers (toename langdurend verzuim). De onderzoekers veronderstellen dat bij de ervaren gezondheid en het ziekteverzuim zowel de zorgsituatie als de combinatie van mantelzorg met werk een rol spelen. Overigens past hierbij wel de kanttekening dat persoonlijke verzorging (en verpleging) vanaf 1 januari 2015 onderdeel uitmaakt van het basispakket van de zorgverzekering waarop men als verzekerde een beroep op kan doen.

Vanwege de grote waarde van mantelzorg is het kabinetsbeleid erop gericht dat aan mantelzorgers tijdig goede ondersteuning wordt geboden. De emotionele en fysieke belasting die de zorgsituatie meebrengt, mag er niet toe leiden dat mantelzorgers hier zelf aan onderdoor gaan. De Wmo 2015, die na het uitvoeren van het SCP-onderzoek in werking is getreden, regelt dat de mantelzorger – zijn mogelijkheden voor mantelzorg, zijn ondersteuningsbehoeften en de grenzen aan zijn belastbaarheid – moet worden betrokken bij het onderzoek naar een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Daarmee komt de belastbaarheid van de mantelzorger vroegtijdig in beeld bij gemeenten en kan – waar nodig – tijdig ondersteuning op maat aan de mantelzorger worden geboden. Op dit moment wordt in 77% van de gevallen door gemeenten de mantelzorger betrokken bij het gesprek, blijkens het rapport «Onderzoek Toegang Wmo 2015» van maart jl. dat ik aan uw Kamer heb doen toekomen bij mijn beleidsbrief «Voortgangsrapportage transitie HLZ» van 14 april jl. Op 26 maart jl. heb ik samen met de VNG een praktijkdag mantelzorg voor gemeenten georganiseerd, waarbij gemeenten onder meer goede voorbeelden zijn aangereikt omtrent het goed ondersteunen van mantelzorgers zodat ze hun mantelzorgtaken goed kunnen volhouden. Goede respijtzorg waarbij de zorg van een mantelzorger tijdelijk of volledig wordt overgenomen, zoals dagopvang of een logeervoorziening, is hierbij van belang en kwam dan ook uitgebreid aan bod tijdens deze praktijkdag. Tevens laat ik op dit moment een verkenning uitvoeren naar goede en innovatieve voorbeelden uit de praktijk rondom respijtzorg welke ik dit voorjaar aan gemeenten in de vorm van een handreiking ter beschikking zal stellen.

Verder bevat de Toekomstagenda Informele Zorg en Ondersteuning waarover ik u in mijn voortgangsbrief «Informele zorg» van 11 november jl.2 informeerde, tal van acties die deelnemers uit de zorg- welzijnketen inzetten om een goede ondersteuning van de mantelzorger te realiseren. Zo bevorderen ActiZ en V&VN dat hun leden de mantelzorger, zijn mogelijkheden voor mantelzorg en zijn ondersteuningsbehoefte, betrekken bij de bespreking van het zorgleefplan met de cliënt om te komen tot een integraal ondersteuningsaanbod. Ook bevat de Toekomstagenda allerlei acties en goede praktijkvoorbeelden waarbij wordt ingezet op het activeren van het sociale netwerk rondom cliënt en mantelzorger, zoals dat V&VN in het «Normenkader voor indiceren en organiseren van verpleging en verzorging in de eigen omgeving» aandacht besteedt aan het belang dat de professional tijdig dit sociale netwerk in beeld heeft. Dit sluit ook aan bij de constatering van het SCP dat het belangrijk is dat meer hulp uit het sociale netwerk rondom mensen heen wordt geactiveerd zodat de mantelzorger ook langs die weg wordt verlicht bij zijn zorgtaken.

Het combineren van arbeid en zorgtaken is in de eerste plaats een zaak van werkgever en werknemer: zij kunnen het beste maatwerkafspraken maken gelet op hun wederzijdse behoeften. De SCP-onderzoekers geven als aangrijpingspunt voor beleid mee dat maatregelen zoals het creëren van een mantelzorgvriendelijke organisatie en het accepteren van de combinatie van werk en mantelzorg door collega’s en leidinggevenden kunnen bijdragen aan een betere balans tussen werk en zorg. Voor het effectief benutten van de mogelijkheden is van wezenlijk belang dat het thema mantelzorg als onderdeel van de bedrijfscultuur wordt erkend. Om die reden is in maart 2014 het door de ministeries van SZW, VWS en BZK gefinancierde programma Werk en Mantelzorg van start gegaan, waarbij het bespreekbaar maken van mantelzorg en het komen tot maatwerk op de werkvloer centraal staat. Daarvan maakt onder andere een brancheaanpak deel uit waarbij wordt ingezet op het realiseren van mantelzorgvriendelijke afspraken in CAO’s en waarbij bedrijven worden ondersteund die mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid willen invoeren. Op dit moment zijn 113 bedrijven erkend als mantelzorgvriendelijk waarvan 23 gemeenten die daarnaast richting bedrijven in hun gemeenten (gaan) fungeren als ambassadeur werk & mantelzorg.

Ook is afgelopen najaar gestart met het programma M-power, eveneens uitgevoerd door Mezzo en Qidos, dat een ondersteuningspakket op maat voor de individuele mantelzorgers ontwikkelt. Daarmee wordt momenteel in 16 bedrijven, waaronder MKB-bedrijven, een pilot gedraaid om te bezien wat de effecten zijn op de gezondheid en het verzuim van de mantelzorgverlenende werknemers. Om die reden wordt in dit project nauw samengewerkt met ArboNed, een landelijk arbodienst die is gespecialiseerd in verzuim en preventie van ziekte.

Verder heeft in december 2014 de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden. Zo kan het kortdurend en langdurend zorgverlof per 1 juli a.s. ook worden opgenomen voor de zorg voor huisgenoten, tweedegraads familieleden en anderen in de sociale omgeving (nu alleen voor ouder, kind en partner). Langdurend zorgverlof kan per 1 juli 2015 ook worden opgenomen voor de zorg van een hulpbehoevende (nu alleen bij levensbedreigende ziekte). Deze uitbreiding van het zorgverlof draagt eraan bij dat werknemers hun mantelzorgtaken beter met hun werk kunnen combineren. In mei 2015 start het Ministerie van SZW, in samenwerking met mijn ministerie, een voorlichtingscampagne waarbij onder meer uitgebreid aandacht zal worden besteed aan het belang van een goede combinatie van werk en mantelzorg en welke bijdrage de uitbreiding van het wettelijke zorgverlof en van andersoortig mantelzorgvriendelijk personeelbeleid – zoals ontwikkeld in voornoemde projecten – hieraan kan leveren.

Daarnaast heeft de Eerste Kamer op 14 april jl. ingestemd met het initiatiefwetsvoorstel Flexibel werken, op initiatief van GL en CDA, waarin het recht van de werknemer is vastgelegd om te verzoeken om aanpassing van de tijdstippen en/of plaats waar de arbeid wordt verricht. De werkgever dient een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats in overweging te nemen en hier overleg over te plegen met de werknemer indien hij een verzoek afwijst. Ook dient de werkgever in te stemmen met het verzoek om aanpassing van de arbeidstijden tenzij er sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting een bijdrage leveren aan de kabinetsdoelstellingen op het terrein van arbeid en zorg. Uit het SCP-onderzoek «Hulp geboden» van september 2014, dat ik aan uw Kamer bij voornoemde beleidsbrief van 11 november 2014 heb aangeboden, volgt namelijk dat dergelijke flexibiliteit in werktijden op de werkvloer eraan bijdraagt dat werknemers hun zorgtaken in combinatie met een betaalde baan goed kunnen volhouden.

Ook heeft het kabinet in 2013 een arbeid- en zorgbijeenkomst georganiseerd om met het veld kansen en knelpunten in kaart te brengen op het gebied van arbeid en zorg. Deze arbeid- en zorgbijeenkomst wordt wederom georganiseerd, waarna het kabinet de Kamer zal informeren over de uitkomsten en wat dat betekent voor het toekomstige arbeid- en zorgbeleid.

Verder zal het kabinet aan de SER een adviesaanvraag «Werken en leven in de toekomst» doen toekomen waarin de vraag wordt meegenomen of het voorliggende SCP-onderzoek aanleiding geeft voor extra facilitering door overheid en werkgevers voor de werkende mantelzorger die intensieve en/of langdurige mantelzorg verleent.

Wat betreft de onderzoeksuitkomst dat werkende mannen minder vaak mantelzorg geven dan werkende vrouwen (13% van de mannen tegenover 23% van de vrouwen), wil ik u er ten slotte op wijzen dat ik dit voorjaar samen met de Minister van SZW en de Minister van OCW een expertmeeting laat organiseren door de Nederlandse Vrouwen Raad (NVR), waarbij wordt gekeken naar hoe gemeenten meer gendersensitief kunnen opereren. Een belangrijk onderwerp zal daarbij zijn op welke wijze gemeenten eraan kunnen bijdragen dat mantelzorgtaken evenrediger over mannen en vrouwen worden verdeeld.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Intensieve mantelzorg wordt in het onderzoek gedefinieerd als meer dan vier uur zorg per week, in afwijking van de normaliter door het SCP gehanteerde grens van 8 uur mantelzorg per week, in verband met dat het aantal werkenden dat intensieve mantelzorg verleent anders te gering zou zijn (slechts 1,5%).

X Noot
2

Kamerstuk 30 169, nr. 38.

Naar boven