29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan

Nr. 629 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2015

Op 23 september heeft het lid Slob (ChristenUnie) schriftelijke vragen gesteld over de herijking van de spoorbudgetten en de gevolgen hiervan voor de regio’s en voor PHS. Met deze brief geef ik antwoord op de gestelde vragen (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 342).

Vanuit het MIRT wordt in de periode 2015 tot en met 2028 bijna € 11,1 miljard in spoor projecten geïnvesteerd. De budgettaire kaders voor investeringen in het spoor staan tot aan 2028 vast. In de LTSA is aangegeven dat ambities moeten passen binnen de bestaande budgetten. Vanwege alle eerder gemaakte keuzes, doorgevoerde bezuinigingen en het bestemmen van de verschillende middelen tot 2028 is er beperkte financiële ruimte voor de overige ambities van de betrokken partijen die er nog liggen. Dit is gedurende het proces steeds met alle partijen besproken. Een herijking van de bestaande projecten en programma’s is daarmee noodzakelijk. De herijking heeft als doel om binnen de huidige budgettaire kaders tot een optimale programmering te komen.

In de aanloop naar de herijking – tijdens het BO MIRT in 2014 en de OV en spoortafels van voorjaar 2015 – is gezamenlijk een aantal spelregels vastgesteld. Programma’s die in het Regeerakkoord zijn opgenomen en de projecten die in uitvoering zijn vallen buiten de herijking. Eind 2014 is besloten dat MIRT-projecten waar een bestuurlijke commitment over is uitgesproken ook buiten de herijking vallen. Hierover is uw kamer met brief van 17 november 2014 (Kamerstuk 34 000 A, nr. 15) geïnformeerd. In het voorjaar 2015 is aangegeven dat er tegen deze achtergrond een bedrag van € 0 tot € 200 à € 300 mln. beschikbaar zou zijn voor de herijking. Aan de Landelijke OV en Spoortafel op 30 april 2015 is bestuurlijk vastgesteld dat er daarom scherpe keuzes gemaakt moeten worden. Over de uitkomsten van de Landelijke OV en Spoortafel van 30 april 2015 heb ik u per brief (Kamerstuk 29 984, nr. 603) geïnformeerd.

Voor de herijking van de programma's en projecten hebben alle landsdelen, NS, ProRail en spoorgoederenvervoerders hun wensen en ambities tot aan 2028 ingediend bij IenM. Ten behoeve van de afweging heeft er een factfinding en validatietoets plaatsgevonden op alle ingediende (potentiële) projecten. De projecten zijn beoordeeld ten opzichte van de LTSA-doelen, de beschikbare investeringsruimte en de vastgestelde spelregels. Ook is bezien of er voldoende beslisinformatie over de voorstellen voorhanden was. Het uiteindelijke voorstel dat op basis hiervan is opgesteld, is aan de Landsdelige OV en Spoortafels en de Spoorgoederentafel besproken en vervolgens op 2 oktober aan de Landelijke tafel. De uitkomsten van de landelijke OV en Spoortafel heb ik u eerder per brief (Kamerstuk 29 984, nr. 623) toegezonden.

Het voorstel herijking ligt nu voor ter bespreking aan de bestuurlijke overleggen MIRT. De uitkomsten van de MIRT- overleggen worden via de gebruikelijke MIRT-cyclus aan uw Kamer voorgelegd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven