29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 307 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2015

Bijgaand bied ik u de openbare versie van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 38 aan, opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)1. Dit DTN geeft inzicht in het actuele dreigingsniveau dat is vastgesteld op «substantieel» en de factoren die daartoe aanleiding geven. Dit DTN maakt duidelijk dat de kans op een aanslag in Nederland onverkort reëel is. Er zijn echter geen concrete aanwijzingen voor aanslagen in Nederland. De aanslagen in Parijs, het verijdelde plot in Verviers (België) en de meest recente aanslag in Kopenhagen, bevestigen op indringende wijze de reeds eerder geconstateerde, reële dreiging tegen Europa en dus ook tegen Nederland. Er is dan ook geen aanleiding om het beleid, als vervat in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme, op dit moment te veranderen. Wel heeft het kabinet, met oog op het langdurige karakter van het huidige dreigingsbeeld, inmiddels besloten de veiligheidsketen op een aantal punten te versterken2.

In deze brief ga ik in op de belangrijkste elementen die de hedendaagse dreiging bepalen en de beleidsbevindingen behorend bij het DTN 38.

DTN 38

Ten opzichte van het vorige DTN zijn de belangrijkste elementen die de huidige terroristische dreiging tegen Nederland kenmerken hetzelfde gebleven, namelijk: internationale netwerken; de problematiek van jihadistische uitreizigers en hun terugkeer; en de snelle wisselwerking tussen gebeurtenissen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en jihadistische groepen in het Westen.

De problematiek van uitreizigers blijft voortduren. Ook de afgelopen maanden hebben zich nieuwe gevallen van radicalisering en uitreizen vanuit Nederland voorgedaan. Jihadisten die naar Nederland terugkeren vormen een potentieel risico door training en gevechtservaring, indoctrinatie en mogelijke «tasking» vanuit strijdgebieden. De dreiging tegen Nederland wordt echter niet uitsluitend door uitreizigers bepaald. Ook jihadisten die in het Westen verblijven en niet in een jihadistisch conflictgebied zijn geweest, kunnen overgaan tot het plegen van geweld. Daarbij is sprake van een sterke wisselwerking tussen de conflicten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en jihadistische groepen elders, onder andere in Europa. De propaganda vanuit de jihadistische strijdtonelen, die via internet en sociale media verspreid wordt, speelt hierbij een rol. Het kan in Nederland verblijvende ontvankelijke individuen ertoe aanzetten over te gaan tot een impulsieve daad. De rol van actualiteiten als «trigger» mag daarbij niet worden onderschat.

Beleidsimplicaties DTN 38

De aanslagen in Parijs, het verijdelde plot in Verviers (België) en de meest recente aanslag in Kopenhagen bevestigen het huidige dreigingsniveau en bevestigen de bovenstaande – en in DTN 38 uitgebreid toegelichte – aard van de dreiging. De maatregelen die in het kader van het Actieprogramma Integrale Aanpak jihadisme worden uitgevoerd, zijn passend voor het langdurige karakter van deze dreiging. Voor de voortgang op het Actieprogramma verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage die gelijktijdig met dit DTN aan uw Kamer wordt aangeboden. Bij het langdurige karakter van de dreiging passen ook de maatregelen die ik op het terrein van bewaken en beveiligen heb genomen. Hierbij heeft de KMar de bewaking en beveiliging van een aantal objecten met een hoog risicoprofiel voorlopig overgenomen van de politie. Dat betekent dat de basispolitiezorg, één van de kerntaken van de politie, weer op sterkte terug is naar de wijken. De KMar is toegerust voor bewakings- en beveiligstaken en kan hierbij snel op- en afschalen.

Wel komen in dit DTN enkele elementen naar voren, die in de afgelopen DTN’s nog niet uitgebreid zijn belicht. Dit betreft de risico’s van vermenging van jihadisme met criminaliteit, identiteitsfraude en de mogelijk radicaliserende rol van salafistische predikers. Ten aanzien van deze punten lopen al geruime tijd initiatieven, waarvan de aanpak van zware wapens en het voorkomen van identiteitsfraude een breder doel dienen dan slechts de bestrijding van jihadisme.

De risico’s van vermenging van jihadisme met criminaliteit

Bij de aanslagen in Parijs en Kopenhagen is gebleken dat een deel van de jihadisten een crimineel verleden heeft en in de gevangenis is geradicaliseerd. Deze vermenging van jihadisme en criminaliteit brengt risico’s met zich mee; onder andere doordat criminelen vaak bereidheid hebben tot en ervaring hebben met het gebruik van geweld en jihadisten van de criminele contacten gebruik zouden kunnen maken om bijvoorbeeld aan wapens te komen.

Radicalisering in gevangenissen is in Nederland een in omvang vrij beperkt probleem. Desalniettemin geniet het thema ruime aandacht binnen het Gevangeniswezen aandacht is. Personen die veroordeeld zijn of verdacht worden van een terroristisch misdrijf, worden geplaatst op de hiervoor ingerichte terroristenafdelingen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Eén van de doelen van de terroristenafdelingen is het tegengaan van rekrutering en radicalisering. De terroristenafdelingen zijn uitgebreid beveiligd om het ontplooien van terroristische activiteiten te voorkomen. Op een gedetineerde die op een terroristenafdeling is geplaatst, is een individueel regime van toepassing. Dat wil zeggen dat de directeur op basis van een risico inschatting bepaalt in welke mate de gedetineerde in staat wordt gesteld individueel dan wel gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. De directeur wordt hierbij altijd van advies voorzien door de deelnemers aan het multidisciplinair overleg dat speciaal voor de terroristenafdelingen is ingericht. Binnen de structuur van dit overleg werkt DJI onder andere samen met het de politie, het Openbaar Ministerie, de NCTV en de Reclassering. Conform de geldende wet- en regelgeving zijn de externe contacten op de terroristenafdelingen beperkt en worden strikt gecontroleerd.

Ook binnen het reguliere gevangeniswezen is aandacht voor jihadisme en radicalisering. Het herkennen van afwijkend en radicaal gedrag hoort in alle penitentiaire inrichtingen tot het dagelijks werk. Alle gedetineerden worden periodiek besproken in een multidisciplinair overleg. In dit overleg zijn functionarissen van verschillende disciplines vertegenwoordigd. Wanneer er geconstateerd is dat een gedetineerde lijkt te zijn (of is) geradicaliseerd, komt dat in dit overleg aan bod. Signalen van radicalisering worden gedeeld met het GRIP (Gedetineerden Recherche Informatie Punt) van de politie. Indien hiertoe aanleiding bestaat, wordt de gedetineerde overgeplaatst of worden andere maatregelen genomen om radicalisering tegen te gaan en de veiligheid van de inrichting te waarborgen. In het uiterste geval kan de desbetreffende gedetineerde op de Terroristen Afdeling worden geplaatst.

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie doet op dit moment onderzoek naar het individuele regime op de terroristenafdelingen. Onder meer zal worden bezien of dit regime meer op maat kan worden vormgegeven, om de terugkeer in de maatschappij van deze gedetineerden nog beter te kunnen begeleiden. Daarnaast wordt bekeken of de verschillende typen gedetineerden die op deze afdelingen zijn geplaatst (de zogenaamde beïnvloedbaren en niet-beïnvloedbaren), binnen de terroristenafdelingen in verschillende compartimenten zouden moeten of kunnen worden geplaatst.

Verder heeft de politie, naar aanleiding van de toename van het gebruik van zware wapens bij liquidaties in Nederland én bij (dreiging van) jihadistische aanslagen, verscherpte aandacht voor de opsporing daarvan. Dit heeft betrekking op het scherper benutten van de informatiepositie en het uitrechercheren van zaken waarbij vuurwapens worden aangetroffen. Doelstelling is niet alleen het opsporen en vervolgen van criminelen maar ook tegenhouden en verstoren van activiteiten van zware criminelen. Op deze manier wordt ook de verkrijgbaarheid van vuurwapens voor jihadisten verkleind.

Identiteitsfraude

Jihadisten blijken bewust gebruik te maken van paspoorten van anderen, waardoor identificatie van personen wordt bemoeilijkt. Bij de ingreep in Verviers werd bijvoorbeeld een paspoort van een Nederlander aangetroffen. Dat er mensen zijn die proberen met het paspoort of de id-kaart van een ander te reizen, is geen nieuw fenomeen. Cruciaal is dat de gebruiker van het identiteitsbewijs eventueel verlies meldt, zodat het kan worden opgenomen in de registers die worden geraadpleegd aan de grenzen. Opgave van vermissing zal uiteraard niet gebeuren als er sprake is van kwade opzet. Paspoorten worden soms misbruikt door mensen die bekend zijn bij justitie om onder de radar te kunnen blijven.

Goede controle van reizigers in combinatie met hun identiteitsbewijzen is de beste manier om het reizen onder een andere identiteit, met een valide reisdocument, tegen te gaan. De goede controle is in ieder geval een voorwaarde om eventueel misbruik te onderkennen. Dit gebeurt aan de grenzen door Koninklijke Marechaussee (KMar) maar ook door gemeenten die paspoorten uitgeven en bij controles door politie. Bij de uitoefening van haar grenscontrole taak stelt de KMar de identiteit van reizigers vast. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan het onderkennen van valse en vervalste documenten. Ook worden systemen geraadpleegd om na te gaan of het aangeboden document gesignaleerd staat als gestolen, ingetrokken of vermist én er wordt extra aandacht besteedt aan het onderkennen van «look a likes» (hierbij wordt bewust gebruik gemaakt van een echt document door een andere persoon dan waarvoor het document is uitgegeven). Op deze manier wordt het reizen onder een andere identiteit sterk bemoeilijkt.

Mogelijk radicaliserende rol van salafistische en andere ultra-orthodoxe predikers

Na de aanslagen in Parijs en Kopenhagen is er in het maatschappelijk debat meer aandacht ontstaan voor de orthodoxe Islam, waaronder het salafisme. Predikers die behoren tot de stroming van het salafisme zijn ook in Nederland actief en zijn (in sommige kringen) invloedrijke geestelijken. Van verschillende buitenlandse predikers is bekend, dat zij in hun eigen land of elders in het buitenland preken en toespraken houden met een onverdraagzame – soms ronduit haatdragende – boodschap aan anders- of ongelovigen. Sommigen van hen staan ook in contact met radicaal-islamitische personen of organisaties. Dat betekent niet dat zij jihadisten zijn. De zogeheten politieke salafisten onder hen, die loyaal zijn aan de overheden in hun eigen land, nemen vaak zelfs openlijk afstand van het jihadisme en vormen zo in zekere zin een buffer tegen radicalisering. Helaas leert de praktijk echter dat hun onverdraagzame opstelling tegen andere bevolkingsgroepen voor een klein deel van de toehoorders tegelijk ook een opstap kan zijn voor doorradicalisering naar gewelddadig jihadisme.

In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme heeft het kabinet aangegeven radicalisering te willen tegengaan door verspreiders van jihadistische propaganda aan te pakken en te verstoren. Een van de maatregelen die hierbij genoemd is, is het weigeren van een visum voor predikers – uit visumplichtige landen – die oproepen tot haat en geweld (maatregel 20f). Dat kan als personen een risico vormen voor de nationale veiligheid of de openbare orde. Oproepen tot een gewapende strijd, het prediken van haat of geweld tegen andere bevolkingsgroepen of gezindten en een anti-integratieve en/of anti-democratische boodschap3, vormen niet alleen een bedreiging voor de openbare orde en rust, maar kunnen soms zelfs een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. In het visumverleningsproces aan predikers en gastsprekers met een salafistische of anderszins ultra-orthodoxe-islamitisch achtergrond, wordt daarom scherper gelet op hetgeen bekend is over hun publieke uitspraken en activiteiten. U bent over de invulling hiervan reeds geïnformeerd in de brief van 2 maart 20154.

Van het gangbare Nederlandse gedachtegoed afwijkende gedachten en ideeën zijn op zich geen reden om iemand de toegang te weigeren. De vrijheid van godsdienst, meningsuiting en vereniging is essentieel voor onze democratie. In onze rechtsstaat worden dergelijke vrijheden voor iedereen beschermd. Maar deze vrijheden zijn niet onbeperkt. Zij vinden hun grens als de vrijheid van anderen in het gedrang komt, als mensen aanzetten tot haat of geweld of als de openbareorde, rust en veiligheid in het geding komen. Wie wel tot Nederland wordt toegelaten met een visum, maar zich hier vervolgens toch schuldig maakt aan haatzaaien of aanzetten tot geweld, zal strafrechtelijk worden aangepakt.

Internationale aanpak

Zoals ook in de afgelopen DTN’s is gesteld, is de dreiging van het jihadisme niet uitsluitend een nationaal probleem, maar een mondiale dreiging. Daarom is het van groot belang om internationaal binnen de bestaande mogelijkheden zoals onder meer de EU nauw samen te werken om de dreiging aan te pakken en te verminderen.

Minstens zo belangrijk is het om de bestaande internationale samenwerking te versterken binnen bilaterale contacten en multilaterale fora. Om die reden is Nederland actief binnen het Global Counter Terrorism Forum (GCTF). Een multilateraal forum waar 15 westerse en 15 niet-westerse landen bij zijn aangesloten om de aanpak van terrorisme nader uit te werken. Binnen het GCTF is Nederland onder meer actief binnen de Foreign Terrorist Fighters Workinggroup die samen met Marokko wordt voorgezeten. Eerder in 2014 is door een Foreign Terrorist Fighters initiatief, samen met Marokko, het The Hague – Marrakesh Memorandum tot stand gekomen waarin een 19 tal «good practices» zijn opgenomen om Foreign Terrorist Fighters tegen te gaan. De eerder genoemde werkgroep, die geïnaugureerd werd op 15 en 16 december in Marrakesh, Marokko, heeft als doel de uitwerking van deze good practices.

Daarnaast is Nederland internationaal actief om in samenwerking met andere landen radicalisering en extremisme tegen te gaan en met name te voorkomen. In dit licht heeft Nederland deelgenomen aan een Countering Violent Extremism ministeriele top die op 18 en 19 februari jl. georganiseerd werd in Washington DC door de VS. Tijdens deze top waren meer dan 60 landen, «civil society», internationale organisaties en private actoren aanwezig. Zij onderstreepten het belang van de strijd tegen terrorisme waarbij het van belang is om nauw samen te werken met de landen in de regio.

Op Europees niveau zijn naar aanleiding van de aanslagen in Parijs nadere afspraken gemaakt over samenwerking. Op een aantal maatregelen zal Europa de komende tijd versterkt inzetten. Onderdeel daarvan is een verbeterde informatie-uitwisseling over jihadisten. De lidstaten leveren al langer in toenemende mate data aan bij het Europol Focal Point, en het aantal signaleringen van terrorisme in het Schengen-Informatiesysteem (SIS) neemt elke maand toe. Nederland hoort bij de koplopers qua informatie-uitwisseling met Europol en Interpol op dit terrein. Ook zijn op Europees niveau maatregelen aangekondigd zoals de aanpak van internet propaganda en de aanpak van illegale vuurwapens. Daarnaast worden EU lidstaten ook opgeroepen om naast de samenwerking binnen de EU nauwer samen te werken met derde landen en om ook met deze landen radicaliseringservaringen uit te wisselen. Deze Europese maatregelen en aanpak zullen de komende periode nader worden uitgewerkt. Zoals afgesproken wordt uw Kamer telkens ter voorbereiding van de JBZ en RBZ-raden geïnformeerd over de voortgang en de positie die Nederland en andere landen innemen in de bestrijding van terrorisme.

Europese afspraken zijn onontbeerlijk voor een effectieve aanpak van de handel in illegale vuurwapens. Zo is bekend dat, mede vanwege verschillen in wet- en regelgeving en de uitvoering daarvan in de EU-lidstaten, gedeactiveerde (onklaar gemaakte) wapens in sommige gevallen weer omgebouwd kunnen worden tot een (illegaal) werkend vuurwapen. Daarom heb ik met mijn Europese collega’s afgesproken om met prioriteit maatregelen betreffende ontmanteling en de-activering te ontwikkelen. Ook wordt ingezet op intensivering van de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten over vuurwapens, bijvoorbeeld via Europol.

Tot slot

De terroristische dreiging is nog steeds substantieel en ook in Nederland moeten wij rekening moeten houden met een aanslag. De realiteit dat wat in Frankrijk, België en Denemarken is gebeurd ook in ons land kan gebeuren, verplicht ons elke dag opnieuw te beoordelen of de maatregelen die we nemen afdoende zijn. Het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme is het noodzakelijke krachtige antwoord op de huidige jihadistische dreiging en behoeft op dit moment geen wijzigingen. De uitvoering van dit Actieprogramma is in volle gang en alle betrokken diensten en organisaties zetten zich voor de volle 100% in. Met de versterking van de veiligheidsketen met in totaal € 128,8 mln. structureel kunnen de betrokken diensten en organisaties, bij voortzetting van het huidige dreigingsbeeld, ook de komende jaren doen wat nodig is om de jihadistische dreiging tegen te gaan.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Zie brief Versterking Veiligheidsketen van 27 februari 2015 (Kamerstuk 29 754, nr. 302)

X Noot
3

Bij aanvragen van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid in het kader van «geestelijk voorganger of geestelijk bedienaar» wordt bij de vergunningverlening al een afweging gemaakt of sprake is (geweest) van anti-integratieve en/of anti-democratische uitlatingen.

X Noot
4

Zie brief «Reactie op berichtgeving rond intrekken visa van imams» van 3 maart 2015 (Kamerstuk 29 754, nr. 303).

Naar boven