29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 237 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2013

Hierbij bied ik u de samenvatting aan van het 34ste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN34) van oktober 2013. Het dreigingsniveau blijft gehandhaafd op »substantieel».

De formele rapportageperiode van DTN34 loopt van 1 april 2013 tot 1 augustus 2013. Relevante recente ontwikkelingen tot en met medio oktober 2013 zijn echter eveneens in de analyse verwerkt.

Het DTN wordt drie à vier keer per jaar opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, beslaat in principe een kwartaal en is in eerste instantie bedoeld voor de Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Het DTN wordt ook besproken met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van uw Kamer.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 34, oktober 2013

Dreigingsniveau

Het dreigingsniveau in Nederland blijft «substantieel». Dit betekent dat de kans op een aanslag tegen Nederland reëel is. De dreiging blijft hoofdzakelijk jihadistisch van aard. De redenen voor de verhoging van het dreigingsniveau in maart 2013 blijven ook in de afgelopen DTN-periode van kracht. In sommige gevallen is de situatie op dit vlak de afgelopen periode zelfs verslechterd.

Ten eerste wordt het dreigingsbeeld nog steeds voor het belangrijkste deel bepaald door de ontwikkelingen rond de jihadistische Syriëgangers. Er reizen nog steeds Nederlanders met jihadistische intenties uit naar Syrië. In augustus nam het aantal jihadistische uitreizen van Nederland naar Syrië weer toe in vergelijking met de maanden hiervoor. Steeds meer Nederlandse jihadisten in Syrie strijden waarschijnlijk onder de vlag van het aan Al Qa’ida gelieerde Jabhat al-Nusra (JaN), dat streeft naar het voeren van de wereldwijd gewelddadige jihad. Bij mogelijke terugkeer van deze jihadisten uit Syrië kan dat repercussies hebben voor de dreiging tegen Europa en in Nederland in het bijzonder. Uiteraard kunnen terugkeerders van andere EU-landen, uit eigen initiatief of aangestuurd, ook terroristische activiteiten ontplooien in Nederland. In de afgelopen DTN-periode kwamen ook voor het eerst Nederlandse jihadisten met strijdervaring uit Syrië terug naar Nederland. Zij worden nauwlettend in de gaten gehouden.

Ten tweede zijn er zorgelijke aanwijzingen voor toenemende radicalisering van kleine groepen islamitische jongeren in Nederland, waarop in DTN32 al werd gewezen. De openlijke propaganda via internet en sociale media uit jihadistische kringen voor deelname aan de strijd in Syrië is in de afgelopen maanden sterk gestegen. De openlijke manifestatie van pro-jihadistische jongeren in Nederland lijkt te wijzen op toegenomen zelfbewustzijn en strijdbaarheid bij hen. Doordat de jihadistische initiatiefnemers hun extremistische gedachtegoed vaak verhuld presenteren en daarnaast strategisch inspelen op de actualiteit rond brandhaarden als Syrië, is het bereik van hun propaganda groter. Een positieve factor is dat er bij brede groepen van moslims weerbaarheid bestaat tegen deze jihadistische boodschap, ook als die meer geraffineerd is verpakt.

Ten derde zijn de ontwikkelingen in sommige landen in het Midden-Oosten en jihadistische strijdgebieden negatief voor het dreigingsbeeld. Ook westerlingen werden de afgelopen periode in onder andere Pakistan en Kenia slachtoffer van terroristisch geweld. De ontwikkelingen in Syrië blijven vooral zorgelijk. De laatste maanden werden jihadistische groeperingen zoals de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL) en JaN in het noorden van dit land dominanter. Hoewel deze groepen de intentie hebben aanslagen te plegen in en tegen het Westen, geven zij voorlopig prioriteit aan de strijd in Syrië. De terroristische dreiging richting westerse doelwitten (hoofdzakelijk ambassades) in Jemen, waar de Amerikaanse diensten begin augustus 2013 voor waarschuwden, maakte opnieuw duidelijk dat Al Qa’ida op het Arabisch Schiereiland (AQAS) ernaar streeft westerse doelwitten, waaronder Nederlandse, te raken. De verdere instabiliteit van Egypte na het afzetten van president Morsi, speelt jihadisten aldaar verder in de kaart. Het aantal jihadistische aanslagen in Sinaï nam toe, maar voor het eerst sinds lange tijd werden ook elders in Egypte aanslagen gepleegd. Ook is er toenemende dreiging tegen westerse doelwitten in Egypte. Zo is het voorstelbaar dat jihadisten vanuit de Sinaï (burger)vliegtuigen trachten te raken met luchtdoelraketten. Dit betreft overigens een generieke dreiging, en is niet specifiek gericht tegen Nederlandse vliegtuigen.

Tot slot blijft Nederland in de ogen van jihadisten een legitiem doelwit, vanwege de Nederlandse betrokkenheid bij militaire missies in diverse islamitische landen, alsmede de vermeende discriminatie van moslims in ons land en de gepercipieerde beledigingen van de islam en de profeet Mohammed. Dat Nederland een legitiem doelwit is, bleek in juli 2013 opnieuw na de arrestatie van een vrouwelijke verdachte van rekrutering voor de jihad. Op internationale jihadistische websites werd in reactie op haar arrestatie opgeroepen aanslagen te plegen in Nederland. Dergelijke uitlatingen kunnen in potentie ook nadelige gevolgen hebben voor de Nederlanders die in het buitenland nog steeds door jihadisten gegijzeld worden.

Internationale context van de jihadistische dreiging

Tientallen ambassades werden begin augustus in het Midden-Oosten en Noord-Afrika gesloten naar aanleiding van een door de Verenigde Staten (VS) gesignaleerde dreiging. Het zou gaan om een acute dreiging van aanslagen tegen westerse diplomatieke vertegenwoordigingen en westerse belangen ten tijde van het Suikerfeest (Eid-ul Fitr). De dreiging had een serieus karakter. De dreiging bleek uiteindelijk gevormd te worden door AQAS en vooral voor Jemen te gelden. Van terroristische dreiging in Nederland zelf was op dat moment geen sprake. Onbetrouwbaar bleek uiteindelijk de informatie over een vermeend AQ-plot begin augustus tegen hogesnelheidstreinen in Frankrijk, België, Denemarken, Zweden en Duitsland.

Kern al Qa’ida (kern-AQ), dat zichzelf beschouwt als de voorhoede van de internationale gewelddadige jihad, tracht vanuit die rol invloed uit te oefenen op de filialen van AQ die actief zijn in het Midden-Oosten. Het succes dat de groepering hiermee heeft, loopt uiteen. In het geval van ISIL is er sprake van het negeren van opdrachten van kern-AQ. JaN, actief in Syrië, wordt rechtstreeks door kern-AQ geïnstrueerd. AQAS neemt weer een speciale positie in. De relatie tussen AQAS en kern-AQ is weliswaar zeer hecht, maar AQAS vaart wel een autonome koers. Ongeacht het succes van de mate van beïnvloeding, is er al langere tijd sprake van een (verdere) verschuiving in het zwaartepunt van de door kern-AQ aangevoerde wereldwijde jihad van Afghanistan/Pakistan naar het Midden-Oosten. Een dergelijke verschuiving zou kern-AQ een aanlokkelijk langetermijnperspectief bieden: de jihadstrijd brengen naar het brongebied van de islam. Dit heeft negatieve veiligheidsconsequenties voor Europa, inclusief Nederland, gelet op de geografische nabijheid van het Midden-Oosten.

Internationale dreiging: Afrika en Azië

In bepaalde delen van Syrië worden de jihadistische groeperingen, waaronder ISIL en JaN, steeds dominanter. Beide groeperingen hebben een aantoonbare intentie aanslagen te plegen in en tegen het Westen. Op dit moment geven zij echter voorlopig prioriteit aan de lokale strijd in Syrië. De aanwezigheid van honderden westerse jihadisten bij deze groepen is gezien hun internationale agenda een zorgelijke ontwikkeling. Op termijn zouden zij namelijk de westerlingen kunnen inzetten voor aanslagen in het Westen. Op internationaal niveau speelde verder de discussie over het militair straffen van Syrië wegens de conclusie van de VS en andere landen dat dit land op 21 augustus 2013 chemische wapens heeft ingezet bij een aanval in een buitenwijk van Damascus. De dreigende militaire interventie is voorlopig afgewend nadat het Syrische regime zich op 9 september 2013 schaarde achter het voorstel van Rusland om haar chemische wapens onder internationaal toezicht te brengen en te vernietigen. De VS houden de optie van een gewapend optreden nog steeds nadrukkelijk open, waarschijnlijk ook om het Syrische regime te waarschuwen geen vertragingstactieken toe te passen.

Naast het Midden-Oosten zijn ook in delen van Afrika verschillende jihadistische groepen actief. Het gaat hier om groepen die al jarenlang een sterke aanwezigheid hebben in de bredere Sahelregio, de Hoorn van Afrika en Nigeria. Daarnaast hebben de opstanden in de verschillende landen in Noord-Afrika ertoe geleid dat de daar aanwezige jihadistische netwerken veel actiever zijn geworden en ook steeds meer in de openheid treden.

In de afgelopen DTN-periode krijgen jihadistische netwerken in de Sinaï en in andere delen van Egypte nieuwe impulsen door de ontstane politieke crisis na de machtsovername door militairen en de afzetting van president Morsi op 3 juli 2013. Tevens was er een toename van jihadistische aanslagen in de Sinaï. Daarnaast waren er de afgelopen periode voor het eerst ook buiten de Sinaï jihadistische aanslagen op statelijke doelwitten, onder andere een aanslag tegen de Egyptische Minister van Binnenlandse Zaken. Deze bleef ongedeerd. Ook is er toenemende dreiging tegen westerse doelwitten in Egypte. Zo hebben jihadisten eind augustus een Aziatisch vrachtschip in het Suezkanaal met een raketwerper bestookt, in de veronderstelling dat dit een westers schip was. In een tegenoffensief heeft het Egyptische leger zich gericht op jihadistische groepen, zowel die in Sinaï als in andere delen van Egypte. In dit kader werden twee Nederlandse jihadisten aangehouden in verband met betrokkenheid bij financiële logistieke activiteiten van een terroristische cel in Egypte. Ook is het voorstelbaar dat jihadisten vanuit de Sinaï trachten (westerse) vliegtuigen met raketwerpers te bestoken. Tot op heden heeft zich dit nog niet voorgedaan.

In Mali heeft de Franse militaire operatie de jihadistische netwerken aanzienlijk ontregeld. In augustus 2013 fuseerde al-Mulathamun van Mokhtar Belmokhtar met de Beweging voor de Tawhid en de Jihad in West Afrika (MUJAO) onder de naam van al-Murabitun. Het is nog onduidelijk of deze fusie de slagkracht heeft vergroot. In Jemen had AQAS ook te kampen met militaire aanvallen, in de vorm van drones. Diverse operationele leiders kwamen hierbij om. AQAS heeft echter in het verleden aangetoond een veerkrachtige organisatie te zijn. In Somalië is het geweld door al Shabaab alleen maar toegenomen, ondanks de interne verdeeldheid binnen de organisatie. Het geweld richt zich ook op buitenlandse doelwitten. Door het toegenomen geweld is de veiligheidssituatie in Zuid- en Centraal-Somalië verslechterd. Daarnaast heeft de groepering ook laten zien dat zij zelfs in staat is een terroristische aanval uit te voeren buiten Somalië. In Nairobi (Kenia) pleegde zij in september 2013 met relatief eenvoudige middelen een complexe aanval uit op een winkelcentrum, waarbij tientallen mensen om het leven kwamen, onder wie een Nederlandse vrouw. De groepering wist dagenlang stand te houden tegen de Keniaanse politie en het leger en de aandacht van de wereldpers te trekken. Met de aanslag in Kenia heeft al Shabaab dit land willen straffen voor diens militaire betrokkenheid in Somalië tegen de groepering.

Internationale dreiging: Europa en Noord-Amerika

De jihadistische aanslag in de Amerikaanse stad Boston op 15 april 2013 (al beschreven in DTN-33) maakte opnieuw duidelijk dat de jihadistische dreiging in Europa en Noord-Amerika onverminderd aanwezig is. Dit heeft ook te maken met de al langer bestaande ontwikkeling dat jihadisten uit het Westen zich meer richten op het plegen van kleinschalige en simpele aanslagen, uitgevoerd door gewelddadige eenlingen of een klein aantal personen.

Het dreigingsbeeld in Europa wordt niet uitsluitend door de jihadistische dreiging geconstitueerd. Arrestaties in Engeland, Duitsland en Frankrijk wijzen er opnieuw op dat ook extreemrechtse motieven vertaald kunnen worden naar terroristisch geweld. Een in Engeland studerende Oekraïense man heeft bekend verantwoordelijk te zijn voor de racistische moord op een bejaarde moslim (april 2013) alsmede het plaatsen van drie bommen bij moskeeën in de Britse Midlands (juli 2013). Vier Duitsers, onder wie drie gekende rechts-extremisten, worden verdacht van het plannen van een aanslag gericht tegen een bijeenkomst van «politieke tegenstanders». Deze aanslag zou mogelijk worden uitgevoerd met behulp van een bom geïnstalleerd in een modelvliegtuig. Vooralsnog is onduidelijk wie de politieke tegenstanders zouden betreffen. In het kader van een andere Duits terrorisme-onderzoek naar de vermeende extreemrechts terroristische groepering Werwolf-Commando’s werd ook een huiszoeking gedaan bij een Nederlander. In Frankrijk is een 23-jarige militair gearresteerd op verdenking van het plannen van een terroristische aanslag op een moskee. De sergeant bij de Franse luchtmacht had een moskee in een buitenwijk van Lyon onder vuur willen nemen tijdens de laatste dag van de afgelopen ramadan. De verdachte zou «naar extreemrechts neigende denkbeelden» hebben. De betrokken militair lijkt een nieuw voorbeeld van een potentieel gewelddadige eenling.

Dreiging tegen Nederland

Het dreigingsbeeld wordt nog steeds voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkelingen rond de jihadistische Syriëgangers. Die ontwikkelingen blijven zorgelijk. In augustus nam het aantal jihadistische uitreizen van Nederland naar Syrië weer toe in vergelijking met de maanden hiervoor. Uitreizigers in Syrië proberen Nederlandse geloofsgenoten aan te sporen ook te gaan. Dat steeds meer Nederlandse strijders zich waarschijnlijk bij JaN hebben aangesloten, betekent dat zij nu grondiger worden beïnvloed door de leer van de internationale jihad. Enkele Nederlanders lijken niet terug te deinzen voor extreem geweld. Door het lange verblijf in Syrië groeit de strijdervaring en mogelijk ook de strijdvaardigheid. Er zijn tekenen dat Nederlandse jihadisten gedurende hun tijd in Syrië radicaler zijn geworden en negatiever denken over het Westen in het algemeen en Nederland in het bijzonder. De eerste terugkeerders met strijdervaring zijn weer in ons land. Zij worden nauwlettend in de gaten gehouden. Tevens vormen zij mogelijk een inspiratiebron voor potentiële strijders. Het is niet gebleken dat van de terugkeer van teleurgestelde Syriëgangers en de dood van anderen een afschrikwekkende werking uitgaat. De propaganda via websites en sociale media voor participatie in het conflict gaat onverminderd door. Omgekomen Nederlandse Syriëgangers worden hierin geëerd als martelaren.

In de ogen van jihadisten is Nederland nog steeds een legitiem doelwit, vanwege onze betrokkenheid bij militaire missies in diverse islamitische landen, alsmede de vermeende discriminatie van moslims in ons land en de gepercipieerde beledigingen van de islam en de profeet Mohammed door Nederlanders. Nederland blijft daardoor in beeld van de internationale jihadistische beweging, zonder dat ons land een even prominent doelwit is als landen als de VS, Israël en het Verenigd Koninkrijk. Toch kunnen relatief kleine incidenten snel jihadistische aandacht en zelfs bedreigingen opleveren, zoals recent werd aangetoond naar aanleiding van de arrestatie op 17 juli 2013 van de Zoetermeerse Shukri F. (alias «Oum Usama») op verdenking van ronselen voor de jihad. In reactie hierop werd op jihadistische websites opgeroepen aanslagen te plegen in Nederland. Na de vrijlating van F. verstomden de online-oproepen echter weer snel.

Gewelddadige radicalisering en polarisatie

Zorgelijk is de openlijke vertoning van pro-jihadistische elementen in de Nederlandse maatschappij. Dit gebeurt zowel virtueel als in de publieke ruimte. Zo is in de voorbije DTN-periode een toename geconstateerd van het gebruik van Facebook door Nederlanders die openlijk sympathiseren met de gewelddadige jihad in vooral Syrië. Hier wordt verslag gedaan van de strijd in Syrië, of jihadistisch propagandamateriaal verspreid. Ook wordt de jihadgang verheerlijkt. Voorbeelden hiervan in de openbare ruimte zijn de bijeenkomsten op sportvelden waarbij jihadvlaggen worden vertoond. Dat de jongeren op een openbare plek bijeenkomen om onder meer blijk te geven van hun extremistische gedachtegoed kan opgevat worden als een illustratie van zelfbewustzijn en strijdbaarheid.

Op het gebied van asielrechtenextremisme, dierenrechtenextremisme en rechts-extremisme zijn er in Nederland geen indicaties dat individuen zich door ontwikkelen richting terrorisme. Wel waren er enkele buitenwettelijke acties. Binnen het kader van asielrechtenextremisme vonder er vernielingen en bekladdingen plaats, vooral in de aanloop naar en tijdens het internationale No Border Camp (NBC), dat van 2 tot en met 10 augustus 2013 in Rotterdam werd gehouden. Milieu-extremisten vernielden opnieuw een proefveld met genetisch gemodificeerde gewassen. Sinds 2003 gebeurde dit gemiddeld drie keer per jaar. Binnen het spectrum van dierenrechtenextremisme is de oprichting van de groepering «269Life Netherlands» een opvallende gebeurtenis. Deze Nederlandse groepering, die onderdeel uitmaakt van een internationale beweging, was verantwoordelijk voor diverse buitenwettelijke acties, zoals insluipacties bij stallen en het «bevrijden» van dieren. Daarnaast trekt de 269Life-beweging internationaal de aandacht doordat leden zich publiekelijk brandmerken. Rechts-extremisten in Nederland trachten al langere tijd aan de hand van nieuwe thema’s hun achterban te vergroten. Dit gebeurt nog steeds zonder aantoonbaar succes.

Weerstand

In voorgaande DTN’s is gesteld dat de weerbaarheid van de Nederlandse bevolking tegen extremisme en geweld uit ideologische motieven groot is. Dit geldt voor alle radicale en extremistische stromingen in Nederland. Er zijn nauwelijks geweldsincidenten waarbij ideologische motieven een rol spelen en de aanhang van extremistische groepen blijft klein. Er zijn geen aanwijzingen dat deze weerbaarheid in de afgelopen periode veranderd is.

Wat betreft de tegenmaatregelen blijkt, zoals in eerdere DTN’s beschreven, het in de praktijk lastig te voorkomen dat Nederlandse ingezetenen uitreizen naar jihadistische strijdgebieden. Ook de strafrechtelijke aanpak van vermoedelijke rekruteurs en van terugkeerders die zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie en/of betrokken zijn geweest bij (oorlogs)misdaden heeft te kampen met problemen met betrekking tot de bewijsgaring.

Naar boven