29 689 Herziening Zorgstelsel

Nr. 366 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2011

In haar procedurevergadering van 23 november jl. heeft de Vaste Kamercommissie voor VWS besloten mij te verzoeken ook de vraagpunten 2 en 3 in het dictum van de motie Omzigt/Van der Veen (Kamerstuk 29 689, nr. 171) ter beantwoording aan de door mij ingestelde Commissie Evaluatie risicoverevening Zvw («Commissie-Don») voor te leggen.

In de opdrachtformulering aan de commissie zoals ik die u recent heb toegezonden (Kamerstuk 29 689, nr. 363), heb ik daar om de volgende redenen bewust vanaf gezien. De vragen 2 en 3 in het dictum van de betreffende motie gaan over de institutionele inbedding van de risicoverevening. Beide vragen zijn geadresseerd in het rapport «Onderzoek institutionele inbedding van risicoverevening» van Boer & Croon, dat in opdracht van VWS naar aanleiding van de motie is opgesteld en dat u bij brief van 4 maart 2011 is toegezonden1. De (hoofd)conclusie uit dit rapport is dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de publieke organen met betrekking tot het vormgeven van de risicovereveningssystematiek voldoende geborgd is in de wetgeving (antwoord op vraag 2 uit het dictum), en dat de capaciteit van de bij de verevening betrokken publieke organen zowel in kwalitatieve zin als in kwantitatieve zin voldoende is om de minimaal noodzakelijke werkzaamheden te verrichten (vraag 3). De onderzoekers hebben daarnaast op onderdelen een aantal aanbevelingen gedaan die ik ter harte heb genomen. Aangezien het risicovereveningssysteem sinds deze rapportage in institutionele zin niet is gewijzigd, acht ik het rapport en daarmee de antwoorden die het bevat op de vragen uit de motie Omzigt/Van der Veen nog steeds actueel. Met dit Boer & Croon rapport zijn deze vragen derhalve beantwoord en reeds in uw bezit.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers


X Noot
1

TK-stukken 29 689, nr. 316.

Naar boven