29 684
Waddenzeebeleid

nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2007

Naar aanleiding van uw bovenvermeld verzoek te reageren op de brief van de heer S. van 3 april jl. aan de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit deel ik u het volgende mee.

In het beleidsbesluit «Ruimte voor zilte oogst» is ten aanzien van de handkokkelvergunningen bepaald dat 20 vergunningen zijn uitgegeven en dat het uitgeven van nieuwe vergunningen wordt overwogen. In 2006 heeft mijn voorganger toegezegd het aantal handkokkelvergunningen met 10 uit te breiden. Daarbij is bepaald dat de uitgifte van deze vergunningen zal geschieden aan die natuurlijke personen, die zijn getroffen door het kabinetsbesluit tot beëindiging van de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee. Dit zijn bemanningsleden aan boord van de mechanische kokkelvisvaartuigen én in dienst bij de bedrijven, die in aanmerking komen voor nadeelcompensatie («kokkelschadebedrijf»).

Deze vergunning wordt tijdelijk verstrekt voor de periode tot en met maximaal 2015.

Deze extra vergunningen zijn niet overdraagbaar. De criteria zijn bekendgemaakt in de Staatscourant van 14 augustus 2006, nr. 156 (zie bijlage)1.

Naar aanleiding hiervan zijn 30 aanvragen binnengekomen, waarvan 21 aanvragers voldeden aan de genoemde criteria. Vervolgens is, zoals aangekondigd, op basis van loting prioritering in de lijst van aanvragers aangebracht.

De briefschrijvers vragen zich in bovenvermelde brief af waarom er slechts 10 vergunningen worden verstrekt. Daarnaast vinden zij de criteria niet helder en onduidelijk en noemen daarbij een aantal voorbeelden. Ten slotte vragen de briefschrijvers zich af hoe de loting heeft plaatsgevonden. Ze geven aan de gang van zaken onbevredigend te vinden.

Tot het aantal van 10 extra vergunningen, naast de reeds verstrekte 20 «reguliere» vergunningen, is besloten omdat het draagvlak van de Waddenzee dit aantal kan verdragen. Beleidsmatig was eerder vastgesteld dat jaarlijks 5% van het oogstbare kokkelbestand kan worden opgevist. Bij zowel de natuur- en milieuorganisaties als de handkokkelsector leefden evenwel grote bezwaren tegen een eventuele uitbreiding van het aantal vergunningen. In het kader van het bepalen van de verruiming is daarom als uitgangspunt gehanteerd dat «slechts» 1% van het oogstbare bestand in de Waddenzee zal worden opgevist. Hierbij is aansluiting gezocht bij de passende beoordeling in het kader van de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet voor de handkokkelvisserij gedurende de periode van 11 februari 2005 tot 1 juli 2005, zoals deze medio november 2004 is aangevraagd direct na de vaststelling van het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij.

Op basis van de bestandsgegevens in de periode 1995–2004 bedraagt het gemiddelde oogstbare bestand aan kokkelvlees in de Waddenzee 23 miljoen kilo kokkelvlees. Uitgaande van een gemiddelde jaarlijkse bevissing van 1% van het oogstbare bestand zal dit overeenkomen met 230 000 kilo kokkelvlees. Op basis van vangstschattingen van het Productschap Vis bedraagt de gemiddelde jaarlijkse handmatige vangst van kokkelvlees over de periode 1995–2004 in de Waddenzee bijna 150 000 kilo. Uitgaande van circa 20 actieve handkokkelaars in deze periode, betekent dit een gemiddelde vangst per handkokkelaar van circa 7500 kilo per jaar. Op grond van vorenstaande overwegingen blijkt er ruimte te bestaan voor circa 30 vergunningen (230 000 kilo/7500 kilo).

Naast de 20 «reguliere» vergunningen werd derhalve een verruiming met maximaal 10 vergunninghouders aanvaardbaar geacht.

Ten aanzien van de criteria merk ik op dat is aangegeven dat de aanvrager ten tijde van het kabinetsbesluit aantoonbaar in vast dienstverband moet zijn geweest bij een zogenoemd kokkelschadebedrijf én aangemerkt moet worden als uitvoerend personeel aan boord van een kokkelvissend vaartuig. Door middel van werkgeversverklaringen is dit criteria door mij beoordeeld. Bij die beoordeling zijn van de 30 aanvragers 9 aanvragers afgevallen. De overige 21 personen hebben in de loting meegedaan. Deze loting heeft plaatsgevonden door een notaris. De notaris heeft hiervan een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt.

De briefschrijvers noemen ook dat aanvragers die al een reguliere handkokkelvergunning hebben, de extra vergunning verhuren aan personen die geen binding hebben met de mechanische kokkelvisserij op de Waddenzee. Zoals gezegd zijn de nieuwe vergunningen niet overdraagbaar en is verhuur daarmee onmogelijk.

De reguliere handkokkelvergunningen zijn in tegenstelling tot de onderhavige extra vergunningen wel overdraagbaar. Iemand die al een vergunning heeft, kan deze vergunningen niet verhuren maar wel overdragen aan een ander (lees: verkopen).

Het staat hem vrij de reguliere vergunning over te dragen aan wie hij wil. Er was en is geen reden om personen die reeds een vergunning hadden uit te sluiten van de loting.

Ze hebben deze vergunning wellicht zelf gekocht, hetgeen een normale bedrijfsbeslissing is.

Vervolgens wordt geconstateerd dat personen op de lijst staan die rond de 65 jaar zijn.

Er is bij de criteria inderdaad niet toe besloten een leeftijdscriteria toe te passen. Dat is wettelijk verboden.

Tot slot kan ik me voorstellen dat de uitkomst voor een aantal van de aanvragers onbevredigend is. Maar ik wijs erop dat er alles aan gedaan is de procedure zo transparant en duidelijk mogelijk te laten verlopen. Bij de bepaling van het aantal extra vergunningen is aansluiting gezocht bij de bestaande vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet. Helaas is het daarom niet mogelijk om alle aanvragers een vergunning te verstrekken.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven