Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2022
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 19 april 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 74,
Regeling van werkzaamheden) heeft het lid Ephraim (Groep Van Haga) het kabinet verzocht
om een reactie op het ongevraagd advies van de Raad van State «Van noodwet naar crisisrecht».1 Op 17 februari 2022 hebben ook diverse leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
vragen gesteld over dit advies van de Raad van State. In mijn brief van 18 mei jl.
ga ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, nader in op deze vragen van de Eerste
Kamer (Kamerstukken 29 668 en 26 956 en 35 526, C). Een afschrift van de brief aan de Eerste Kamer ontvangt u bijgaand ter kennisneming.
Daarnaast geef ik uw Kamer in deze brief tevens mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
een korte schets geven van het voorgestelde proces ten aanzien van de modernisering
van het staatsnoodrecht.
Modernisering van het (staats)nood- en crisisrecht
De coronacrisis en de crisis met betrekking tot de opvang van ontheemden uit Oekraïne
hebben nogmaals laten zien hoe belangrijk het is om als overheid in geval van nood
terug te kunnen vallen op de inzet van noodbevoegdheden om een (dreigende) crisis
zo effectief mogelijk te kunnen bestrijden. Het nood- en crisisrecht moet daarom goed
aansluiten bij huidige en toekomstige dreigingen, maar ook inzetbaar zijn in situaties
die wij ons nu nog niet goed kunnen voorstellen. Met de modernisering van het staatsnoodrecht,
maar ook met de uitwerking van de aanbevelingen uit de evaluatie Wet veiligheidsregio’s,
wil het kabinet ervoor zorgen dat Nederland beter in staat is een grote verscheidenheid
aan crises adequaat te beheersen. Ik ben daarom blij met het ongevraagd advies van
de Raad van State «Van noodwet tot crisisrecht». Dit advies geeft goede handvatten
bij het nadenken over de inrichting van het nood- en crisisrecht. Hierbij zal ook
nog eens goed gekeken worden naar de eerder geformuleerde voornemens uit de kabinetsreactie
uit 2018.2
Het geheel van nood- en crisiswetgeving is zeer omvangrijk. Bij de modernisering van
het (staats)noodrecht en crisisrecht acht ik het daarom – in lijn met het advies van
de Raad van State – noodzakelijk om fasering en prioritering aan te brengen. Om te
voorkomen dat wetgeving los van algemene uitgangspunten en beginselen van noodrecht
tot stand komt, is het kabinet voornemens om allereerst een kader te ontwikkelen met
algemene uitgangspunten voor de inrichting van het nood- en crisisrecht. Dit kader
kan een leidraad bieden bij de verdere uitwerking en gedachtevorming over de toewijzing
van noodbevoegdheden aan generieke of specifieke wetgeving. Het kader dient daarbij
ook in te gaan op de wijze waarop bepaalde bevoegdheden in werking kunnen worden gesteld
en wat de betrokkenheid van het parlement hierbij is. Hiermee wordt een zekere mate
van consistentie geborgd in de gefaseerde uitwerking. De adviezen uit het ongevraagd
advies van de Raad van State zullen bij de totstandkoming van het kader worden meegenomen.
Ik verwacht dat dit kader spoedig na de zomer van 2022 gereed zal zijn. Ik zal uw
Kamer hier tegen die tijd over informeren.
Tot slot merk ik voor de volledigheid op dat in dit traject ook aandacht zal zijn
voor aanbevelingen uit de evaluatie Wet veiligheidsregio’s3. Het is de ambitie van het kabinet om te komen tot een toekomstbestendig, samenhangend
en goed functionerend stelsel voor crisisbeheersing. De inrichting van het stelsel
crisisbeheersing en brandweerzorg en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden
worden uitgewerkt in het meerjarige programma Versterking Crisisbeheersing en Brandweerzorg,
dat door mijn ministerie is ingericht om invulling te geven aan de ambitie van het
kabinetsstandpunt naar aanleiding van de evaluatie Wet veiligheidsregio’s.4 De modernisering van het staatsnoodrecht zal daarom in nauwe samenhang met dit programma
worden opgepakt.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius