29 664 Binnenvisserij

Nr. 153 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2016

Bij brief van 10 april 2015 (Kamerstuk 29 664, nr. 124) bent u voor het laatst geïnformeerd over de voortgang die was geboekt door partijen met betrekking tot de schubvisvisserij op het IJsselmeer. Met deze brief informeer ik u over de huidige stand van zaken.

In deze brief ga ik achtereenvolgens in op:

  • 1. de ontwikkelingen het afgelopen jaar;

  • 2. de vangstadviezen van Imares voor het komende visseizoen en mijn besluit daarover voor de beheermaatregelen en

  • 3. het vervolg.

1. De ontwikkelingen het afgelopen jaar

Het afgelopen jaar is intensief geweest. Het gemeenschappelijke doel de schubvisbestanden te laten herstellen en de schubvisvisserij op het IJsselmeer te verduurzamen, bleek wel steeds het bindmiddel waarin partijen elkaar in het Bestuurlijk Overleg (BO) hebben kunnen vinden.

Op een aantal terreinen is voortgang geboekt. De aangekondigde wijzigingen in regelgeving zijn gerealiseerd:

  • De overdraagbaarheid van staande netten en de voor de zegenvisserij toegestane week per vergunninghouder is mogelijk gemaakt (koop en huur);

  • Het gebruik van de overlevingsbun bij schietfuiken is publiekrechtelijk verplicht om de overleving te bevorderen van schubvisbijvangst in dit tuigtype;

  • Ter ondersteuning van het plan dat de Coöperatieve Producenten Organisatie Nederlandse Vissersbond – IJsselmeer U.A. (PO) ontwikkelt op het gebied van vangst- en inspanningsregistratie, is de wettelijke verplichting ingevoerd om deze informatie per vistrip te registreren.

  • Daarnaast is een beleidsregel gepubliceerd over het toepassen van een herstelsanctie bij geconstateerde overtredingen van de visserijvergunning. Deze beleidsregel is ook in het afgelopen visseizoen toegepast.

Ook praktisch zijn zaken verder gebracht. Zo is er in overleg met de vissers een pilot vormgegeven en gestart waarbij wordt onderzocht of er tuigen zijn die een gerichte visserij op wolhandkrab mogelijk maken zonder onaanvaardbare bijvangst van schubvis. Daarnaast heeft het BO een uitvoeringsagenda vastgesteld voor het komende jaar, waarin onder meer is opgenomen dat het BO in juni de «Gebiedsagenda IJsselmeergebied 2050» bespreekt. De centrale vraag is daarbij hoe synergie te bereiken tussen de verschillende opgaven in het gebied. De eerste gebiedsdialoog over de verbinding tussen natuur, visserij, toerisme en recreatie is dan gevoerd. Ook heeft het BO met instemming kennisgenomen van het plan van de PO een pilot te starten voor een digitale vangst- en inspanningsregistratie. De uitvoeringsfase van deze pilot heeft enige vertraging opgelopen, maar alle inspanning is er nu op gericht dat een kopgroep vissers per 1 juli a.s. daadwerkelijk de vangsten en inspanning digitaal registreert. Verder heb ik begrepen dat de eenmalige onverplichte tegemoetkoming inmiddels aan de vissers is uitgekeerd.

Helaas blijkt uit rapportages van de gezamenlijke toezichthouders dat de nalevingsbereidheid bij de sector laag is; er zijn vele overtredingen van stroperij met beroepsvistuigen geconstateerd. Dit is een groot punt van zorg. Het BO heeft de PO daarom gevraagd ook haar verantwoordelijkheid te nemen en met een plan te komen waardoor illegale visserij wordt teruggedrongen door private controle en handhaving.

Ten slotte heeft de Stichting Transitie IJsselmeer haar focus bepaald voor de komende periode. Zij heeft aangegeven te willen werken aan het realiseren van een economisch rendabele beroepsvisserij met een vangstcapaciteit die past bij de draagkracht van het natuurlijk systeem in het IJsselmeer. Vanuit een onafhankelijke positie wil zij bijdragen aan een oplossing voor de problematiek. In dat verband is de Stichting diverse trajecten gestart, waaronder een proces om te komen tot een gezamenlijk beeld van de relatie tussen veranderingen in het ecosysteem en de visserij. Ook werkt de Stichting met een groep visserijbedrijven aan een houtskoolschets waarmee de eigen verantwoordelijkheid van de sector bij de transitie wordt vormgegeven.

2. Vangstadviezen visseizoen 2016-2017

Met ingang van 1 juli 2014 geldt een verzwaard beheerregime voor het IJsselmeer. Per die datum is het aantal staande netten dat vissers mogen gebruiken gereduceerd met 85%, is het aantal zegendagen teruggebracht tot 7 dagen per zegenvergunning, is een verbod ingesteld op zegenvisserij in havens en geldt er geen vrijstelling meer voor het vissen met grote fuik met ruif in de winter. Vorig jaar is op basis van vangstadviezen van Imares besloten deze maatregelen te continueren.

Op mijn verzoek heeft Imares ook dit jaar voor het komend visseizoen vangstadviezen gegeven voor de snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem in het IJsselmeer. Deze vangstadviezen zijn besproken in het BO van 31 maart jl. Het beeld dat hieruit naar voren komt, laat – ondanks de grote onzekerheidsmarges – zeker niet zien wat we vorig jaar voorzichtig hadden gehoopt: een (langzame) verbetering van de bestanden. Het beeld ten opzichte van vorig jaar is eerder verslechterd. Van het brasembestand wordt zelfs geconstateerd dat het lijkt te zijn «ingestort». Daarnaast constateert Imares dat de beoogde uitkomst van de huidige maatregelen niet gehaald wordt. In plaats van een afname van de vangsten snoekbaars en baars, is een sterke toename van de vangsten van deze soorten geconstateerd. Het gehele beeld is teleurstellend en zorgelijk tegelijk. Overigens is de visserij niet de enige oorzaak; er is ook vermindering van het voedselaanbod voor sommige soorten als gevolg van veranderingen in de waterkwaliteit en opkomst van exoten.

Imares adviseert primair om het huidige beheerregime nog één jaar te continueren. Dit vloeit voort uit het gebruikte wetenschappelijke model wat is ontwikkeld voor bestanden waar beperkt data over bestaan. Daarin is een 3-jarig vaststaand regime uitgangspunt: in het bijzonder omdat de beschikbare informatie dermate onnauwkeurig is dat anders een schijnprecisie dreigt. Daarnaast geeft Imares ook een alternatief advies op basis van de meest recente informatie: een aanvullende generieke reductie van 20%.

Ten slotte geeft Imares aan dat deze adviezen alleen zien op het voorkomen van verdere achteruitgang van de bestanden. Voor herstel van de bestanden zijn aanvullende maatregelen nodig. Imares doet daarvoor een aantal voorstellen, zonder dat daarvan overigens de precieze effectiviteit kan worden aangegeven. Dit vanwege het gebrek aan informatie over deze bestanden in relatie tot de technische invulling van de maatregelen. Op verzoek van de Vogelbescherming Nederland, Stichting Het Blauwe Hart en Sportvisserij Nederland heb ik in dit verband verkend of er gerichte maatregelen denkbaar zijn om specifiek de brasem verder te beschermen. Deze zijn evenwel weinig selectief en compliceren de handhaving.

Er is dus sprake van een ernstige situatie: het gaat niet goed met de schubvisbestanden en het Imares-rapport bevat op z’n minst een stevige waarschuwing voor de volgende 3 jaars-periode.

Hiernaast is relevant dat de partijen bij het BO toewerken naar een besluitvormingsmoment dit najaar over een toekomstig beheersysteem. Daarbij is zeker de vraag relevant of vissers die voor zichzelf toekomst zien, met elkaar (met ondersteuning van de Stichting) tot een goed en vertrouwenwekkend plan kunnen komen. In het BO was duidelijk dat de deelnemers het broze proces waarin een aantal vissers nu voor het eerst in jaren zelf aan de slag is om plannen te ontwikkelen voor hun eigen toekomst, een kans willen geven. De Voorzitter van de Stichting heeft mij laten weten dat dit proces in gevaar komt als beheermaatregelen nu nader aangescherpt zouden worden. Vogelbescherming Nederland, Stichting Het Blauwe Hart en Sportvisserij Nederland gaven aan het primaire advies van Imares alleen te willen volgen (in plaats van het nemen van nog verdergaande maatregelen) als komend najaar een nieuw, ander beheersysteem kan worden gekozen.

Alles afwegend heb ik besloten het primaire advies van Imares te volgen en het ingestelde beheer te continueren. Ook heb ik besloten geen aanvullende maatregelen voor de brasem te treffen. Dit zou immers ook een nadere aanscherping zijn van het beheer, waardoor het systeem nog ingewikkelder wordt en daarmee ook lastiger te handhaven. Wel heb ik daarbij aangegeven er daarbij van uit te gaan dat de vissers voldoen aan de verplichting hun vangsten en inspanningen te registreren en deze registraties ook vlot aan Imares verstrekken en dat de PO bovendien komt met een plan om ervoor te zorgen dat illegale visserij wordt teruggedrongen door private controle en handhaving. De partijen bij het BO toonden begrip voor dit besluit; ook zij willen het proces van de Stichting niet verstoren.

3. Het vervolg

Met de partijen in het Bestuurlijk Overleg is afgesproken dat we in oktober van dit jaar een besluit nemen over een toekomstig beheersysteem voor het IJsselmeer. Daarbij zal rekening gehouden worden met:

  • het doel dat we willen bereiken: herstel van voor het IJsselmeer gezonde visbestanden. Dit als voorwaarde voor een duurzame IJsselmeervisserij die alle partijen nastreven;

  • een (eventueel) gezamenlijk voorstel vanuit de beroepsvisserijsector voor een toekomstbestendige en duurzame visserij op het IJsselmeer (het proces dat nu door de Stichting wordt begeleid);

  • de handhaafbaarheid van het systeem;

  • de uitvoerbaarheid (geen disproportionele uitvoeringslasten).

Voorts zal rekening gehouden moeten worden met het feit dat voorlopig stevige vangstbeperkende maatregelen nodig blijven en dat aanscherping daarvan – zeker gelet op het recente Imares-advies – niet moet worden uitgesloten. Onderdeel van de aanpak van de Stichting is ook dat vissers en wetenschappers in gesprek gaan over verschillen in werkelijkheidsbeleving waar het gaat om de ontwikkeling van de voedselrijkdom van het water in relatie tot de ontwikkeling van de visbestanden. Doel daarbij is te komen tot een meer gedeelde werkelijkheid.

Voor de visserij op het IJsselmeer is het vijf voor twaalf. Met het besluit de beheersmaatregelen te continueren in het nieuwe seizoen wil ik het proces van de Stichting met een aantal koploperbedrijven (en hopelijk daarna ook met de andere vissers) een kans geven om zelf mee aan het roer te staan van hun toekomst. Ik spreek de hoop uit dat zij deze laatste kans met beide handen zullen aangrijpen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven