29 664 Binnenvisserij

Nr. 118 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2014

In vervolg op mijn brief van 27 mei jongstleden (Kamerstuk 29 664, nr. 117), stuur ik u hierbij mijn reactie op het Masterplan Toekomst IJsselmeer (Masterplan) met betrekking tot de visserij op het IJsselmeer (inclusief Markermeer). Zoals in die brief is aangegeven heeft deze reactie langer op zich laten wachten vanwege de complexiteit van de problematiek en het feit dat ik nader bestuurlijk overleg met de partijen van het Masterplan nodig vond om te proberen tot een gezamenlijk gedragen aanpak te komen.

Het is voor alle bij het Masterplan betrokken partijen helder dat substantiële maatregelen nodig zijn om de visserijdruk op schubvis (baars, snoekbaars, brasem, en blankvoorn) te verminderen. De oplossing waar sector, sportvisserij en NGO’s elkaar op hadden gevonden, was uitkoop of schadeloosstelling door de overheid. Zowel per brief (Aanhangsel van de Handelingen 2013–2014, nr. 1567) als via de actieve inbreng die door mijn Ministerie in het Masterplan-traject is geleverd, is aangegeven dat dit voor mij geen begaanbare route is.

Dat handelingsperspectief werd ook niet geboden door de PO-IJsselmeer in het door haar voorgestelde visplan voor 2014. Dat heb ik om die reden moeten afkeuren.

Op grond van de verantwoordelijkheid die ik op basis van de Visserijwet heb, heb ik met de partijen die bij het Masterplan betrokken zijn overleg gevoerd over een getrapte aanpak. Deze gaat uit van het komen tot een structurele aanpak met een overgangsjaar en een snelle verdere concretisering van het in het Masterplan voorgestelde Transitiefonds. Ik heb mij maximaal ingespannen om tot een oplossing te komen. Dit heeft, hoewel een oplossing dichtbij leek, uiteindelijk niet geleid tot overeenstemming over een pakket maatregelen, hetgeen ik betreur. Hieronder treft u het pakket maatregelen aan welke ik uiteindelijk, na het intensieve bestuurlijk overleg, aan de betrokken partijen heb voorgelegd:

  • Partijen kopen één jaar tijd (tot 1 juli 2015). In dat jaar wordt maximaal 15% gevist (ten opzichte van 2013) op snoekbaars, baars, brasem en blankvoorn. Deze reductie is de minst vergaande variant uit het IMARES-rapport en wordt uitgevoerd door de vermindering van netten en/of het verkorten van de periode waarin gevist mag worden;

  • Vanaf 1 juli 2014 gaat de Staatssecretaris zich persoonlijk bemoeien met dit dossier en dit in het bestuurlijk overleg (Stuurgroep) trekken. Dit om de onderhandelingen over een nieuw visstelsel te leiden + afspraken te maken over het transitiefonds;

  • De vissers krijgen voor de visserijreductie (tot 15%) vanaf 1 juli 2014 tot 1 juli 2015 een compensatie op basis van de gesommeerde jaaromzet van 2012. Deze compensatie bedraagt € 340.000. Er wordt een private partij gevormd die dit bedrag beschikbaar stelt. De PO verdeelt (in overleg met de private partij) dit bedrag onder de vissers. Alle vergunninghoudende vissers ondertekenen vooraf een verklaring waarin ze akkoord gaan en verklaren tot 1 juli 2015 niet te gaan procederen tegen de afspraken zoals hier verwoord;

  • De eenmalige vergoeding van € 340.000,– wordt betaald uit het door partijen beschikbaar gestelde bedrag van € 1,75 miljoen voor de transitie (dit is het bedrag exclusief de bijdrage van Sportvisserij Nederland);

  • Het resterende geld in het het transitiefonds (€ 2,25 miljoen minus € 340.000,–) blijft beschikbaar voor de transitie. Partijen gaan samen op zoek naar meer geld voor dit transitiefonds waarbij ook gekeken wordt naar de inzet van de natuurbudgetten, echter met dien verstande dat de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Visserijwet (nieuwe beheersysteem) des rijks zijn;

  • EZ en de andere partijen komen tot een gezamenlijke aanpak van de handhaving (inclusief Sportvisserij), met dien verstande dat met de ondertekening (zie punt 3, de ondertekening) een deel van het handhavingsprobleem wordt voorkomen;

  • In de periode 1 juli 2014 – 1 juli 2015 wordt het nieuwe beheersysteem vorm gegeven, gericht op herstel van de visstand. Richtinggevend is dan de permanente transitie. EZ is hier aan zet en geeft dit vorm in overleg met betrokken partijen. Na 1 juli 2015 is er sprake van een structurele reductie van de onttrekking van schubvis en andere visrechten. De partijen zetten zich in om voldoende middelen te krijgen voor de benodigde privaatrechtelijke compensatie, om de structurele reductie (tot er sprake is van een herstel van de visstand) van de visserijinspanning vorm te geven.

  • Vanaf de winter 2014/2015 komt er een verbod op de zegenvisserij en electrovisserij in havenkommen (winter) en een tijdelijke overdrachtstop voor schubvisnetten;

  • Jaarlijks wordt de visstand gemonitord en op basis daarvan wordt de jaarlijkse situatie en vangstmogelijkheden bezien. Dit houdt tevens in dat de schubvisvisserij vanaf 1 juli 2015 opengesteld wordt op basis van de stand van de visbestanden

  • Conform het advies IMARES wordt in 2014 en 2015 de visserij op spiering niet opengesteld en voor de jaren daarna wordt gestreefd naar een systeem waarbij vermeden wordt dat de onderscheiden overheden tegenstrijdige vergunningen afgeven.

  • De Staatssecretaris geeft naar de Tweede Kamer aan wat zij concreet aan het herstel van de visstand wil gaan doen en welke natuurdoelen worden beoogd en welke natuurwaarden worden nagestreefd.

Partijen hebben mij op 2 juni jl. laten weten hier niet mee in te kunnen stemmen en vast te blijven houden aan uitkoop of schadeloosstelling door de overheid.

Zoals ik onlangs in mijn brief aan uw Kamer wat betreft de inzet van de middelen voor de nieuwe periode van het Europese Fonds voor Visserij en Maritieme Zaken al heb aangegeven (Kamerstuk 32 201, nr. 71), kunnen deze middelen nadrukkelijk niet worden benut voor sanering of compensatie van beperking van visserijvangst. Het nieuwe Europese Visserijfonds staat inzet van middelen voor sanering voor de binnenvisserij niet toe. Voorts heb ik geen nationale middelen beschikbaar, nog daargelaten de beperkingen in het kader van staatssteun en het vereiste van goedkeuring door de Europese Commissie. Het openstellen van een saneringsregeling zou bovendien een ongewenst precedent scheppen naar allerlei andere sectoren binnen en buiten de visserij. Zoals ik in eerdergenoemde brief heb aangegeven, wil ik deze middelen nadrukkelijk benutten voor de transitie van de IJsselmeervisserij alsmede voor innovatie en verduurzaming binnen de sector.

Dat partijen bovenstaand aanbod niet hebben willen overnemen heeft met name voor het overgangsjaar de consequentie dat ik moet terugvallen op mijn oorspronkelijke voorstel dat ik in het eerste bestuurlijk overleg van 15 mei jl. had ingebracht. Hieronder ga ik daar verder op in.

Maatregelen: getrapte aanpak

Ten behoeve van het jaar 2014 heeft de PO een Visplan ingediend dat niet tegemoet komt aan de voorwaarden die de regelgeving daaraan stelt. Er is onvoldoende rekening gehouden met de wetenschappelijke gegevens over de bestanden en daartoe benodigde beperking aan de inzet van de visserijactiviteiten. Bovendien stelt de PO de bereidheid tot het nemen van maatregelen afhankelijk van een omvangrijke financiële tegemoetkoming. Nu we er met partijen samen niet uitgekomen zijn, zal ik zelf op basis van mijn verantwoordelijkheid op grond van de Visserijwet beheermaatregelen moeten treffen die uiteindelijk in het belang zijn van de visserij zelf.

Een belangrijk probleem bij de regulering van de IJsselmeervisserij is dat het huidige systeem, dat werkt met gemerkte vistuigen (waaronder staand want netten), veel ruimte bevat omdat veel vistuigen in de praktijk niet of sporadisch gebruikt worden. Ik wil de visserij reguleren door te vermijden dat niet-gebruikte visserijruimte breed ingezet wordt, waardoor enerzijds actieve vissers niet onevenredig worden getroffen en anderzijds een aantal niet of minder actieve vissers geen reden gaan zien niet gebruikte visserijruimte op te vullen door netten alsnog te benutten. Op dit moment is er geen goede gebruiksregistratie beschikbaar waaruit dit snel en betrouwbaar is af te leiden, dus het vraagt tijd om een dergelijk nieuw systeem te ontwikkelen. Dat is de reden dat ik kom tot de volgende getrapte aanpak:

  • Vanaf 1 juli 2014 tot 1 juni 2015 een eerste stap van 40% reductie op het gebruik van vistuigen voor de visserij op snoekbaars, baars, brasem en blankvoorn. Dit wordt, afhankelijk van de specifieke visserij, vorm gegeven door vermindering van het aantal toegestane netten dan wel het verkorten van de periode waarin gevist mag worden. Tevens wordt een verbod ingevoerd op de zegenvisserij in havenkommen gedurende de winter. Daarnaast geldt als gevolg van het afkeuren van het visplan een tijdelijke overdrachtstop voor schubvisnetten (zie concretisering in bijlage 1).

  • Met ingang van 1 juni 2015 wordt een nieuw reguleringssysteem geïntroduceerd gericht op herstel van de visstand. Daarbij wordt rekening gehouden met historisch gebruik van individuele vissers (periode 2011–20121), zodat niet alleen «de lucht» uit het systeem wordt gehaald, maar ook een verdeling ontstaat die recht doet aan de werkelijke benutting. Het beperkende effect van maatregelen die voor herstel nodig zijn, wordt daarmee op een eerlijke wijze over vissers verdeeld.

  • De huidige monitoring van de visstand wordt uitgebreid en op basis daarvan zal jaarlijks de ontwikkeling van de visbestanden beoordeeld worden en de vangstmogelijkheden worden bepaald.

Bovenstaande aanpak doet enerzijds recht aan bevindingen van IMARES, die een substantieel stappenplan noodzakelijk maken. Anderzijds komt ze tegemoet aan de begrijpelijke wens uit de visserij om (naast visserij op paling en wolhandkrab) door te kunnen blijven vissen op schubvis om zo met veel moeite opgebouwde handelskanalen te kunnen behouden.

Via een goed systeem van monitoring zullen, afhankelijk van de bestandsontwikkelingen, in de toekomst verdergaande maatregelen worden genomen zodat behoud en herstel van visbestanden mogelijk is. Als het nieuwe beheersysteem werkt en de lucht eruit is gehaald, kan de markt verder z’n werk doen doordat vissers rechten verhuren of verkopen aan andere vissers (inclusief sportvisserij) dan wel kiezen voor verbreding of het stoppen van het bedrijf.

Voor wat betreft de spieringvisserij zal ik het advies van IMARES opvolgen om in 2014 en 2015 de visserij op spiering niet open te stellen en voor de jaren daarna te streven naar een systeem waarbij vermeden wordt dat de onderscheiden overheden tegenstrijdige vergunningen afgeven.

Ik zal met betrokken overheden (en Sportvisserij Nederland vanwege de bijzondere opsporingsambtenaren die zij heeft) zorgen voor een afgestemde handhavingaanpak.

Uitwerken toekomstperspectief

Voor duurzaam perspectief is meer nodig dan een goed beheersysteem. Het idee van een Transitiefonds zoals gedaan in het Masterplan wil ik omarmen. Zo’n Transitiefonds kan onder meer de volgende bewegingen ondersteunen:

  • omschakeling naar werkzaamheden buiten de visserij;

  • verdere verbreding binnen de visserij (educatie, maatschappelijke dienstverlening, recreatie e.d.);

  • het verder inzetten op exclusieve marktsegmenten.

Daarvoor is concretisering van maatregelen en een goede vormgeving van het Transitiefonds nodig. In het Masterplan is dit nog onvoldoende uitgewerkt. Daarbij kan gedacht worden aan het verder vullen van het fonds door partijen die nu nog niet bijdragen maar wel belangen hebben bij natuur en/of visserij in het IJsselmeer.

Met partijen is gezamenlijk vastgesteld dat het goed zou zijn het fonds op afstand te plaatsen, bijvoorbeeld in de vorm van een private stichting. Deze stichting heeft dan de taak om met betrokkenheid van alle partijen, inclusief de vissers (ca. 75 vergunninghouders) te bezien wat in individuele situaties perspectiefvol is, de visstand ten goede komt en uit dien hoofde vanuit het Transitiefonds kan worden ondersteund.

Aanvullende middelen

Het lid Slob heeft in zijn vragen van 7 maart 2014 geïnformeerd naar mogelijkheden om het Fonds verder te vullen door inkomsten uit exploitatie van activiteiten in het IJsselmeergebied (windmolens, zandwinning e.d.) toe te voegen. Hier zie ik juridisch geen mogelijkheden. Wel zijn zowel de betrokken provincies als ik bereid om te kijken hoe creatief kan worden meegekoppeld met voorgenomen projecten, bijvoorbeeld op het gebied van natuur en infrastructuur. Ook is het goed denkbaar dat andere partijen, bijvoorbeeld gemeenten rond het IJsselmeer die economisch profiteren van het feit dat ze nog een visserijkarakter hebben (denk aan verwerking, toerisme, recreatie), gaan bijdragen.

Het lid Slob heeft verder gevraagd naar de waarde van de betreffende visserij. Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) heeft in 2013 de jaarlijkse opbrengsten berekend; voor de schubvis raamde het LEI een opbrengst van ca. € 0,4 mln in 2012. Ten opzichte van de aal en de wolhandkrab daalt de opbrengst aan schubvis onevenredig snel. Omdat er geen reden is om aan te nemen dat dit proces zal keren, is het berekenen van de waarde van de schubvisserij op basis van verwachte inkomsten, of ten opzichte van de totale opbrengsten, zeer onzeker.

Verdere proces

Aangezien ik op me heb genomen om met betrokkenheid van alle partijen te komen tot een nieuw beheersysteem, zal ik ook zorg dragen voor een goede bestuurlijke afstemming. Ik zal regelmatig op bestuurlijk niveau de voortgang bespreken met de partijen die bij het Masterplan betrokken zijn geweest, opdat met ingang van 1 juni 2015 een beter en meer direct sturend reguleringssysteem beschikbaar is. In dat overleg zal ook de verdere invulling en voortgang van het Transitiefonds worden besproken, alsmede andere zaken die relevant zijn voor de het bereiken van een duurzaam IJsselmeer.

Hoe complex en lastig de situatie ook is, er blijft een opgave voor alle partijen om te werken aan nieuw perspectief voor natuur en visserij. Ik zal me daarvoor blijven inzetten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Bijlage 1

Maatregelen schematisch per soort.

 

Voorstel

Opm.

Snoekbaars

   

Reductie Staand Want

40%

a

     

Baars

   

Reductie Staand Want

40%

a

     

Blankvoorn

   

Grote fuik gesl. tijd

40%

b

Zegenvisserij havens

verbod

c

Zegen open water

40%

d, e

     

Brasem

   

Reductie Staand Want

40%

a

Zegenvisserij havens

verbod

c

Zegen open water

40%

d, e

  • a) Reductie van het toegestane aantal netten van het type staand want met 40%. Het totaal in eigendom zijnde (100%) en toegestaan aantal dat in gebruik mag zijn (60%) is op de vergunning aangegeven.

  • b) Reductie van de toegestane tijd voor de aangepaste grote fuik met ca. 40%; half maart tot eind mei extra gesloten tijd. De toegestane periode wordt 1 januari tot half maart.

  • c) Verbod op de (winter-)visserij met zegennetten in de havenkommen.

  • d) Reductie van de toegestane tijd voor de zegenvisserij met ca. 40%; 1 februari tot half maart extra gesloten tijd. De toegestane periode wordt 1 november tot 1 februari.

  • e) Tevens «reparatie» van een hiaat in de regelgeving waarbij het aan elkaar knopen van zegennetten verboden zal worden. Deze methode lijkt onbedoeld in zwang gekomen te zijn.


X Noot
1

2013 wordt niet meer betrokken om te voorkomen dat het anticiperend opbouwen van «trekkingsrechten» wordt beloond

Naar boven