29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 506 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

29544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 506 Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2014

Inleiding

Met deze brief geef ik gevolg aan de toezegging die ik heb gedaan tijdens het Algemeen Overleg Arbeidsmarktbeleid van 3 oktober (Kamerstuk 29 544, nr. 481) om de Tweede Kamer te informeren over de verschuivingen in de verdeling van publiek verzekerden en eigenrisicodragers voor de werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Daarnaast wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om de Tweede Kamer te informeren over de ontwikkelingen in de markt voor de Ziektewet (ZW). Ten slotte kondig ik in deze brief de introductie van een terugkeerpremie aan per 1 januari 2015 voor werkgevers die na een periode van eigenrisicodragerschap ZW terugkeren naar de publieke verzekeraar UWV.

De WGA

De WGA valt onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA is ingevoerd om zowel werkgevers als werknemers te stimuleren om er alles aan te doen om gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan het werk te helpen of te houden. De WGA kent een hybride financiering, waarbij werkgevers kunnen kiezen voor een publieke verzekering bij het UWV of voor eigenrisicodragerschap al dan niet in combinatie met een private verzekering.

Tweemaal per jaar, per 1 januari en per 1 juli, kunnen werkgevers via een verzoek bij de Belastingdienst eigenrisicodrager worden. Werkgevers die eigenrisicodrager zijn, kunnen de inspecteur vragen het eigenrisicodragerschap op die momenten te beëindigen en keren daarmee terug naar de publieke verzekering bij het UWV.

Het aantal werkgevers dat eigenrisicodrager is, schommelt door de jaren heen. In grafiek 1 wordt weergegeven hoe het aandeel eigenrisicodragers WGA zich heeft ontwikkeld in de loop van de tijd. Het aantal eigenrisicodragers nam tot en met 2010 toe, waarna het aandeel eigenrisicodragers in aantal zich stabiliseert. Wel verandert de samenstelling van de eigenrisicodragerpopulatie. Het aandeel van grote werkgevers neemt toe ten opzichte van het aandeel van kleinere werkgevers, waardoor het aandeel eigenrisicodragers in de loonsom nog toeneemt. Dit geeft een goede indicatie van de verdeling van werknemers over werkgevers die publiek verzekerd zijn of eigenrisicodragen. In 2012 en 2013 stabiliseert het aandeel eigenrisicodragers in de loonsom. In 2014 is voor het eerst een daling van het aandeel eigenrisicodragers in zowel het aantal werkgevers als in de loonsom zichtbaar. Deze verschuiving kan qua omvang als normaal worden aangemerkt in vergelijking met eerdere bewegingen.

Grafiek 1 Aandeel eigenrisicodragers WGA. Bron (UWV). De peildatum van de gegevens is 19 februari 2014.

Grafiek 1 Aandeel eigenrisicodragers WGA. Bron (UWV). De peildatum van de gegevens is 19 februari 2014.

Op 1 januari 2014 keerden ruim 8.000 eigenrisicodragers terug naar het UWV en minder dan 300 werkgevers werden eigenrisicodrager voor de WGA. Momenteel is ongeveer 39 procent van de grote, 39 procent van de middelgrote en 18 procent van de kleine werkgevers eigenrisicodrager voor de WGA1.

Ik heb geen aanwijzingen dat de verschuiving in de WGA-markt wordt veroorzaakt door veranderingen in het speelveld tussen private verzekeraars en het UWV. Mijn beoordeling is dat de ontwikkeling met name samenhangt met verschuivingen binnen de WGA-verzekeringsmarkt, waar de ontwikkeling van de premies en het terugtrekken van een verzekeraar van de markt hebben bijgedragen aan de daling van het aantal eigenrisicodragers.

Uit onderzoek blijkt dat werkgevers zowel de hoogte van de premie als de stabiliteit van de premiehoogte op langere termijn meewegen bij de keuze voor het eigenrisicodragerschap.2 De WGA-premie bij het UWV is sinds 2010 stabiel terwijl de premies in de private markt het afgelopen jaar sterk gestegen zijn. Uit onderzoek van de Nederlandsche Bank (DNB) blijkt dat private verzekeraars na de introductie van de WIA sterk geconcurreerd hebben op prijs om marktaandeel te winnen.3 Daarnaast concluderen de onderzoekers van DNB dat verzekeraars de risicoafweging en de beheersing van de interne processen in deze nieuwe markt onderschat hebben. Hierdoor hebben private verzekeraars verliezen geleden op hun WGA-portefeuille. Het onderzoek laat zien dat de private markt inzet op herstel, onder andere door het aanpassen van het proces van premievaststelling en het aanscherpen van het acceptatiebeleid. Het gevolg hiervan is dat de hoogte van de premie is gestegen.

Ik zal uiteraard de ontwikkelingen in het gelijk speelveld tussen private en publieke partijen blijven volgen en zal zo nodig maatregelen treffen om het stelsel verder te optimaliseren. Op dit moment zie ik hier voor de WGA geen aanleiding toe.

De Ziektewet

De Ziektewet kent net als de WGA een hybride financiering. Sinds 2003 kunnen werkgevers eigenrisicodrager worden voor de ZW. Eigenrisicodragers betalen geen publieke premie voor de ZW, maar nemen het ziekengeld voor eigen rekening. De ZW kent twee vaste overstapmomenten, namelijk 1 januari en 1 juli.

In 2013 is de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters («BEZAVA») in werking getreden. Met de Wet BEZAVA beoogt de regering de werkhervatting van de zieke werknemers zonder werkgever te stimuleren, het langdurig ziekteverzuim terug te dringen en de instroom van ZW-gerechtigden in de WIA te voorkomen. Dit gebeurt onder andere door de invoering van premiedifferentiatie. Per 1 januari 2014 moeten middelgrote en grote werkgevers ook voor hun tijdelijk personeel een (gedeeltelijk) individueel gedifferentieerde premie betalen. Voor kleine werkgevers geldt een sectoraal bepaalde premie.

Bij de introductie van de wet BEZAVA is de verwachting uitgesproken dat het aantal eigenrisicodragers zal toenemen. Ten eerste doordat werkgevers al bekend zijn met het privaat organiseren van de financiering en verzuimbegeleiding tijdens de eerste twee ziektejaren bij werknemers met een vast dienstverband. Daarnaast kunnen private verzekeraars meer maatwerk toepassen bij hun premiestelling.

Grafiek 2 Aandeel eigenrisicodragers ZW. Bron (UWV). De peildatum van de gegevens is 19 februari 2014.

Grafiek 2 Aandeel eigenrisicodragers ZW. Bron (UWV). De peildatum van de gegevens is 19 februari 2014.

In grafiek 2 wordt het aandeel eigenrisicodragers ZW weergegeven. Uit deze grafiek blijkt dat, zoals verwacht, het aantal eigenrisicodragers voor de ZW sinds 2013 sterk toeneemt. Tot voor kort was er met name in de uitzendsector sprake van eigenrisicodragen en waren vrijwel alle andere werkgevers bij het UWV verzekerd. Zoals verwacht is er nu een verschuiving op gang gekomen. Op 1 januari 2014 stapten ruim 2.600 werkgevers over naar de private markt en werden eigenrisicodrager voor de Ziektewet, nog geen 20 eigenrisicodragers keerden terug naar het UWV. Momenteel is ongeveer 16 procent van de grote werkgevers eigenrisicodrager voor de ZW, terwijl 3,3 procent van de middelgrote en 0,3 procent van de kleine werkgevers (minder dan 10 werknemers) eigenrisicodrager is voor ZW.4

Introductie terugkeerpremie in de Ziektewet

Los van de verwachte ontwikkeling van het aantal eigenrisicodragers heb ik in de dit jaar ingevoerde premiedifferentiatie voor (middel)grote werkgevers een onevenwichtigheid geconstateerd in het stelsel als gevolg van de premievaststelling voor werkgevers die na een periode van eigenrisicodragerschap ZW terugkeren naar het UWV. Een grote werkgever die na meer dan twee jaar eigenrisicodragerschap terugkeert naar het UWV is, de eerste twee jaar, een minimumpremie (in 2014 van 0,14%) verschuldigd. Aangezien direct na terugkeer al ZW-uitkeringen kunnen ontstaan, staat deze minimumpremie niet in verhouding tot het risico in de eerste twee kalenderjaren na terugkeer.5

Hierdoor kunnen werkgevers enkel vanwege de (te) lage premiestelling kiezen voor terugkeer naar het publieke stelsel. Het uitgangspunt van schadelastbeheersing staat dan niet meer centraal bij de keuze voor publieke verzekering of eigenrisicodragerschap. Ik vind dan ook een meer risicodekkende ZW-premie in de eerste jaren na terugkeer naar het UWV gewenst. Daarom bereid ik de invoering voor van een terugkeerpremie, per 1 januari 2015, die meer in verhouding staat tot het ZW-risico. Deze terugkeerpremie zal gaan gelden voor alle (middel)grote werkgevers die na bekendmaking van deze brief kiezen om na een periode van eigenrisicodragerschap ZW terug te keren naar het UWV.

Ik blijf de ontwikkeling van het stelsel monitoren en zal zo nodig maatregelen treffen ter borging of verbetering van de concurrentieverhoudingen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

De loonsom van grote werkgevers bedraagt meer dan 100 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer, van middelgrote werkgevers tussen de 10 en 100 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer en van kleine werkgevers minder is dan 10 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer. Bron UWV met peildatum 19 februari 2014.

X Noot
2

Zie Ontwikkeling hybride financiering WGA, bijlage bij Kamerstuk 32 716, nr. 16.

X Noot
3

Zie de Nederlandsche Bank. Verliezen op de WIA-WGA verzekeringen. Nieuwsbericht van 11 februari 2014. http://www.dnb.nl/publicatie/publicaties-dnb/nieuwsbrieven/nieuwsbrief-verzekeren/nieuwsbrief-verzekeren-februari-2014/dnb303356.jsp

X Noot
4

Zie voetnoot 1

X Noot
5

Dit in tegenstelling tot de WGA waar de minimumpremie wel in verhouding staat tot het risico in de eerste twee jaar. Een zieke werknemer leidt immers pas na twee jaar tot WGA-lasten, omdat tijdens de eerste twee jaar ziekte een loondoorbetalingplicht geldt.

Naar boven