Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 29521 nr. 124 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 29521 nr. 124 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2009
Op 15 oktober jl. hebben wij uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek naar de mogelijkheid en de wenselijkheid van een verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de EU operatie Atalanta ter bestrijding van piraterij voor de kust van Somalië (Kamerstuk 29 521, nr. 122).
Gelet op artikel 100 van de Grondwet informeren wij u hierbij over het besluit van het kabinet om vanaf medio februari tot eind juni 2010 achtereenvolgens het luchtverdediging- en commandofregat de Hr.Ms. Tromp en het amfibisch transportschip de Hr.Ms. Johan de Witt in te zetten ten behoeve van de maritieme EU-operatie Atalanta.
Zoals bekend, heeft het kabinet reeds op 19 december 2008 besloten tot Nederlandse deelname aan de EU-operatie Atalanta voor de kust van Somalië van medio augustus tot medio december 2009 (Kamerstuknummer 29 521, nr. 90).
De blijvend slechte humanitaire situatie in Somalië en de niet aflatende dreiging van piraterij voor de kust van het land zijn de belangrijkste redenen voor de Nederlandse deelname aan operatie Atalanta. Door aanhoudend geweld en de instabiele politieke situatie in Somalië is het aantal ontheemden sterk gestegen en zijn inmiddels miljoenen mensen afhankelijk van humanitaire hulp. Humanitaire organisaties, het World Food Programme (WFP) in het bijzonder, zijn voor hun transporten over zee van noodhulpgoederen naar Somalië afhankelijk van escorte. Maritieme bescherming van dergelijke humanitaire transporten is een van de hoofdtaken van de EU-operatie.
Daarnaast zijn voor Nederland vrije en veilige mondiale scheepvaartroutes van groot economisch, strategisch en veiligheidsbelang. De toename van piraterij voor de kust van Somalië vormt een grote bedreiging voor commerciële zeetransporten. Jaarlijks passeren tussen de 20 000 en 30 000 schepen de Golf van Aden (GOA), waaronder circa 450 in Nederland geregistreerde schepen. De EU-operatie is er daarom ook op gericht door middel van patrouilles in gebieden met een verhoogde piraterijdreiging de kans voor koopvaardijschepen op een confrontatie met piraterij op volle zee of een gewapende overval in territoriale wateren te verkleinen.
Operatie Atalanta sorteert effect en verdient ook daarom voortzetting. Sinds het begin van de operatie in december 2008 is het aantal piraterij-incidenten weliswaar toegenomen maar is het aantal geslaagde aanvallen afgenomen. Vooral in het voorjaar van 2009 zijn de piraten actief geweest in de Golf van Aden met een piek in de maanden april en mei. Door de verbeterde coördinatie tussen de eenheden van de EU, de NAVO, de Coalition Maritime Forces (CMF), met een speciale antipiraterij taakgroep CTF 151 en de individuele landen die actief zijn in de Golf van Aden, is het aantal kapingen lager dan in 2008. Vooral in de periode na mei 2009 is het aantal geslaagde aanvallen in de Golf van Aden sterk gedaald.
Door zijn bijdrage aan operatie Atalanta, geeft Nederland gevolg aan oproepen van de VN-Veiligheidsraad, in het bijzonder de VN-Veiligheidsraadresoluties 1814, 1816 en 1846 (2008), om een gecoördineerde inzet voor de kust van Somalië te ondersteunen, ter bescherming van humanitaire transporten en ter afschrikking van piraterij. Met de beoogde inzet draagt Nederland in de eerste helft van 2010 substantieel bij aan deze eerste maritieme EU-operatie.
De bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee vormt tot slot een uiterst concrete bijdrage aan handhaving van de internationale rechtsorde. Piraterij is immers in strijd met het internationale recht; in het bijzonder het VN-zeerechtverdrag.
De politieke situatie in Somalië blijft na bijna twee decennia van conflict uiterst instabiel. Onder auspiciën van de Verenigde Naties werd op 19 augustus 2008 in Djibouti een vredesovereenkomst getekend tussen de Transitional Federal Government (TFG) en een deel van de oppositie verenigd in de Alliance for the Re-Liberation of Somalia-Djibouti (ARS-D). Als uitvloeisel van het akkoord werd op 31 januari 2009 in Djibouti de gematigde islamist en ARS-leider Sheikh Sharif Sheikh Ahmed tot president van Somalië gekozen door het Somalische overgangsparlement. Als voormalig leider van de Union of Islamic Courts (UIC) kon president Sheikh Sharif bogen op een relatief breed draagvlak in de Somalische samenleving en de diaspora. Zijn verkiezing werd destijds positief ontvangen in Somalië en door de buurlanden, waaronder Ethiopië. De huidige Somalische overgangsregering blijft echter zwak. De invloedsfeer van de regering is slechts beperkt tot delen van Mogadishu en de regering kampt met interne problemen en verdeeldheid. De internationale gemeenschap dringt erop aan dat de overgangsregering andere groeperingen in het Djibouti Proces betrekt om haar draagvlak verder te verbreden. Tot op heden komt dit onvoldoende uit de verf. Bovendien is de regering als gevolg van haar zwakke positie niet in staat basisvoorzieningen aan de bevolking te leveren.
Zuid- en Centraal-Somalië worden gecontroleerd door diverse groeperingen, waaronder de radicaal-islamitische groepering Al Shabaab, die de bevolking streng-islamitische regels oplegt. Deze groeperingen zijn felle tegenstanders van de regering en hebben het Djibouti-akkoord niet getekend. De machtsverhoudingen in Zuid- en Centraal-Somalië zijn aan verandering onderhevig. Zo lijkt ook de radicale Al Shabaab intern verdeeld en zijn er recentelijk gevechten uitgebroken tussen Al Shabaab en Hizbul Islam, een andere grote fundamentalistische groepering. De noordelijk gelegen delen van Somalië, Somaliland en Puntland, zijn in vergelijking met Zuid- en Centraal-Somalië relatief stabiel.
Als gevolg van de politieke instabiliteit blijft de veiligheidssituatie in Mogadishu in het bijzonder en in Zuid- en Centraal-Somalië in het algemeen slecht. In de hoofdstad en grote delen van het land wordt geregeld gevochten, met grote aantallen slachtoffers en stromen vluchtelingen tot gevolg. Humanitaire hulpverleners worden in hun werkzaamheden zeer beperkt. De vredesmacht van de Afrikaanse Unie, AMISOM, die tot taak heeft de TFG en haar instituties te beschermen, ligt zelf geregeld onder vuur. Op 17 september jl. werd AMISOM getroffen door een dubbele zelfmoordaanslag waarbij 17 Burundese en Ugandese militairen, waaronder de Burundese plaatsvervangend commandant, om het leven kwamen. AMISOM bestaat momenteel uit 5100 militairen, aanzienlijk minder dan het voor het uitvoeren van de missie benodigde aantal van 8000 militairen.
Somalië ontbeert het effectieve gezag en de middelen om tegen piraterij en gewapende overvallen op zee op te treden. De duurzame oplossing hiervoor kan alleen op land gevonden worden. Binnen de EU wordt momenteel bekeken hoe de EU een bijdrage kan leveren. Het Djibouti-Akkoord blijft de basis vormen voor de inzet van de VN, de EU en de AU om te komen tot meer stabiliteit in Somalië. Een verbreding van het Akkoord met meerdere partijen, gedragen door de Somalische bevolking, zou de basis moeten vormen voor een stabieler Somalië. Dit blijft een complex en tijdrovend proces.
Nederland is zeer bezorgd over de humanitaire situatie in Somalië. Deze is ernstig door geweld, aanhoudende droogte en de economische crisis. Volgens de VN/OCHA is het aantal hulpbehoevenden in 2009 verder gestegen tot ruim 3,6 miljoen personen (bijna de helft van de bevolking). Recent geweld in Mogadishu heeft geleid tot nieuwe stromen ontheemden. UNHCR geeft aan dat er momenteel ruim 1,3 miljoen ontheemden zijn, die voornamelijk in de provincies rondom Mogadishu worden opgevangen. De belangrijkste noden zijn voedsel, drinkwater, sanitatievoorzieningen, medische zorg en (tijdelijk) onderdak. Deze noden zijn ondergebracht in het VN-Noodhulpverzoek voor Somalië («Consolidated Appeal»). Het herziene VN-hulpverzoek 2009 bedraagt USD 849 miljoen, waarvan momenteel ruim 52% is gedekt.
Nederland volgt de humanitaire situatie in Somalië nauwgezet. In 2009 heeft Nederland tot nu toe € 7 miljoen bijgedragen aan humanitaire hulpverlening op basis van het VN-hulpverzoek voor Somalië, te weten: WFP (€ 3 miljoen), Humanitarian Response Fund Somalia (€ 2 miljoen), UNICEF (€ 1 miljoen) en UNHCR (€ 1 miljoen). Ook heeft Nederland bijgedragen aan een hulpactiviteit van Oxfam-Novib (€ 430 000), die betrekking heeft op hulpverlening aan ontheemden in Centraal-Zuid Somalië.
Voorts is Nederland via de jaarlijkse, ongeoormerkte, bijdrage van € 40 miljoen, een belangrijke donor van het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN. Deze bijdrage kan door de VN worden ingezet in landen waar op dat moment de nood het hoogst is. Ook uit de jaarlijkse Nederlandse ongeoormerkte bijdrage van € 42 miljoen aan UNHCR en € 40 miljoen aan WFP kunnen humanitaire hulpactiviteiten in Somalië worden gefinancierd.
De hoge mate van onveiligheid in Zuid- en Centraal-Somalië heeft een negatief effect op de toegang van hulpverleners tot hulpbehoevenden. Gezien deze onveiligheid zijn VN en INGO’s genoodzaakt op afstand vanuit Nairobi te opereren. De hulporganisaties zijn het doelwit van moordaanslagen, gewelddadige intimidatie en ontvoeringen. In Mogadishu blijft voor de VN veiligheidsfase vijf van kracht, die de toegang van internationale VN-staf uitsluit. De hulpverlening wordt hoofdzakelijk uitgevoerd via lokale staf en partnerorganisaties in Somalië.
Het mandaat van de operatie Atalanta bestaat nog steeds uit het beschermen van WFP-voedseltransporten en andere humanitaire en kwetsbare schepen, alsmede het afschrikken van piraterij en gewapende overvallen op zee. Hiermee ondersteunt de operatie VN-Veiligheidsraadresoluties 1814, 1816 en 1846. Het internationale recht, in het bijzonder het VN-zeerechtverdrag, biedt de rechtsgrondslag om op te treden tegen piraten op volle zee. Voor optreden in de territoriale wateren van Somalië, binnen twaalf nautische mijlen van de kust, baseert de operatie zich op VN-Veiligheidsraadresolutie 1846.
Onderzoek bij verdenking piraterij
In het VN-zeerechtverdrag is in art. 110 expliciet de mogelijkheid opgenomen van onderzoek door een marineschip aan boord van een schip op volle zee. Van deze mogelijkheid mag gebruik worden gemaakt indien er een redelijke grond voor verdenking bestaat dat het betreffende vaartuig piraterij bedrijft.
De commandanten van Nederlandse marineschepen zijn voorzien van instructies hoe te handelen in geval van aanhouding van vermoedelijke piraten. Eventuele vervolging van aangehoudenen die aan boord zijn gebracht van een Nederlands marineschip, is een verantwoordelijkheid van het Nederlandse Openbaar Ministerie. Met uitzondering van die gevallen waarin een duidelijk Nederlands belang besloten ligt, lijkt vervolging en detentie in Nederland niet de meest voor hand liggende oplossing.
Voor de Atalanta-operatie is in EU-kader overeengekomen, dat indien de aanhoudende lidstaat zijn jurisdictie niet kan of niet wil laten gelden, zal worden bezien of één of meer andere lidstaten deze bereidheid en mogelijkheid wel hebben. Tot dusver heeft de EU een overdrachtsovereenkomst afgesloten met Kenia en onderhandelingen met de Seychellen zijn recentelijk afgerond. Onder alle omstandigheden zal gewaarborgd zijn dat de aanhoudende lidstaat zelfstandig beslist over vervolging en overdracht. Vanzelfsprekend zullen hierbij geen concessies worden gedaan aan de geldende mensenrechtenverplichtingen.
In VN-Veiligheidsraadresolutie 1846 is de oproep vervat aan alle statenpartijen tot volledige implementatie van de verplichtingen van het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart (ook wel «SUA-verdrag» genoemd). Dit houdt in dat partijen zich verplichten piraterij strafbaar te stellen in hun nationale recht. De Nederlandse strafwetgeving voorziet reeds in de mogelijkheid van berechting van piraterij door wie of waar dan ook begaan.
Verder roept resolutie 1846 op tot de opbouw van capaciteit tot succesvolle vervolging van piraterij. De internationale gemeenschap zal met de TFG en landen in de regio moeten bezien hoe de handhavingcapaciteiten zodanig kunnen worden verbeterd en versterkt dat het piraterijprobleem in Somalië zelf kan worden bestreden.
In 2010 zullen naar verwachting in ieder geval de volgende landen ook een bijdrage leveren aan de EU-operatie Atalanta: het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Zweden, Luxemburg en België.
Operatie Atalanta staat onder commando van de Europese Unie. Het Politiek en Veiligheids Comité (PSC) heeft, onder verantwoordelijkheid van de Europese Raad, politieke controle en zorgt voor de strategische aansturing van de operatie. Nederland heeft, net als alle andere EU-lidstaten, zitting in dit forum.
Met het inzetten van Hr.Ms. Evertsen in 2008 en 2009 en de inzet van Hr.Ms. De Ruyter eerder dit jaar, heeft de Koninklijke Marine kennis en ervaring opgedaan in het operatiegebied. Via zijn vertegenwoordiging in het EU Militair Comité, de EU Militaire Staf, het operationele hoofdkwartier (OHQ) en in het bijzonder de Force Commander en zijn hoofdkwartier (FHQ) in de periode medio augustus tot medio december 2009 heeft Nederland een actieve rol bij de planning en uitvoering van de operatie Atalanta gespeeld en zijn in het operatieplan ondermeer de Nederlandse ervaringen met het escorteren van WFP-transporten verwerkt.
Operatie Atalanta richtte zich primair op de bescherming van schepen van het World Food Programme (WFP) van de VN, maar inmiddels ook op de bescherming van schepen die voor de bevoorrading van de African Mission in Somalia (AMISOM) worden gebruikt. In de praktijk worden één à twee fregatten ingezet voor deze taken. De overige eenheden van Atalanta kunnen worden ingezet voor de bescherming van koopvaardijschepen in de Internationally Recognised Transit Corridor (IRTC) in de Golf van Aden en het uitvoeren van patrouilletaken in het Somalië Bassin. Naast individuele escortes van WFP/AMISOM-schepen en het beschermen van koopvaardijschepen in de IRTC, worden er gerichte acties uitgevoerd om piraten af te schrikken, op te sporen en op te pakken. De focus daarbij ligt op het opsporen van de zogenaamde moederschepen die piraten gebruiken om hun acties ver op zee uit te kunnen voeren.
Sinds het begin van de operatie Atalanta hebben de piraten geen nieuwe werkwijzen geïntroduceerd. Zij schromen niet om geweld te gebruiken om koopvaardijschepen tot stoppen te dwingen en maken daarbij gebruik van automatische wapens en Rocket Propelled Granades (RPG’s). De piraten hebben hun activiteiten intussen wel uitgebreid naar gebieden verder op open zee (ruim 800 nautische mijl uit de kust) en naar het Somalië Bassin. De verschillende piratengroepen lijken steeds beter georganiseerd en maken gebruik van moderne communicatiemiddelen als satelliettelefoons. De Force Commandervan operatie Atalanta heeft hier o.a. op gereageerd door meer eenheden in te zetten in nieuwe patrouillegebieden in het Somalië Bassin. Het aantal beschikbare eenheden, zowel varend als vliegend, blijft echter beperkt gezien de enorme omvang van het Somalië Bassin. Dat de piraten hun activiteiten verleggen van de Golf van Aden naar het Somalië Bassin is een indicatie dat de verschillende groepen flexibel zijn en over aanpassingsvermogen beschikken. Dit bevestigt de opvatting dat de piraten georganiseerd opereren.
Het vereiste militaire vermogen
Het initiële operatieplan van Atalanta ging uit van een Full Operational Capability (FOC) zodra ten minste drie fregatten of grotere patrouilleschepen, drie helikopters, drie maritieme patrouillevliegtuigen (MPRA) en een bevoorradingsschip deel uitmaakten van de operatie. Daarnaast zou één van de maritieme eenheden uitgerust moeten zijn met een uitgebreide medische capaciteit (Role 2). In de praktijk moet Atalanta het regelmatig stellen zonder een bevoorradingsschip, een eigen Role 2 medische capaciteit en voldoende MPRA’s. Het ontbreken van een bevoorradingsschip en een Role 2 medische capaciteit wordt tot op heden opgevangen door gebruik te maken van de capaciteiten van bijvoorbeeld Amerikaanse en Saoedi-Arabische (bevoorradings)schepen in de regio. De MPRA-capaciteit wordt, naast de inzet van Duitse en Franse MPRA’s, tot mei 2010 ingevuld door de inhuur van civiele vliegtuigen door Luxemburg, die ook opereren vanaf de Seychellen.
Door het structureel ontbreken van een bevoorradingsschip is de FOC-status formeel niet bereikt, maar daar staat tegenover dat gedurende de afgelopen tien maanden telkens gemiddeld zeven fregatten of grotere patrouilleschepen aan Atalanta deelnamen.
Op basis van de opgedane ervaring en de behoefte om niet alleen de Golf van Aden te beveiligen, maar ook in het Somalië Bassin een presentie te hebben, zijn de vereiste militaire capaciteiten van Atalanta per 7 oktober jl. aangepast. Er is nu een behoefte geformuleerd van tenminste zeven fregatten en/of grotere patrouilleschepen. Daarnaast bestaat per schip behoefte aan een helikopter om het surveillancegebied rond het marineschip te vergroten en eventueel snel te hulp te kunnen schieten bij een aanval van piraten. De toewijzing van fregatten en patrouilleschepen aan operatie Atalanta verloopt naar wens, waarbij zij opgemerkt dat voor de periode december 2009–januari 2010 het benodigde aantal schepen nog niet is bereikt. Gelet op de gewijzigde behoeftestelling is het streven dan ook om beide Nederlandse schepen uit te rusten met een boordhelikopter. De behoefte aan MPRA’s is gelijk gebleven en ook de behoefte aan een eigen bevoorradingsschip en medische capaciteit (Role 2) voor operatie Atalanta blijft onverminderd van kracht.
De bescherming van WFP- en AMISOM-transporten is voor Atalanta prioriteit. WFP-schepen worden geëscorteerd vanaf de locatie waar de WFP-schepen worden geladen, bijvoorbeeld Djibouti of Mombasa, tot aan de Somalische haven van bestemming. AMISOM-schepen worden vaak geladen in andere Afrikaanse havens of havens buiten het Afrikaanse continent. In dat geval worden de AMISOM-schepen opgevangen zodra zij het gebied met een verhoogd risico op piraterij binnenvaren. Tijdens het escorteren van WFP- en AMISOM-transporten kan een beveiligingsteam aan boord van het te beveiligen schip worden geplaatst. De keuze om al dan niet een beveiligingsteam te plaatsen is afhankelijk van de operationele omstandigheden en van het tijdig afsluiten van een zogenaamd Flagstate Agreement met de vlaggenstaat van het WFP- of AMISOM-schip. Op basis van de ervaringen van de Hr.Ms. Evertsen en Hr.Ms de Ruyter kunnen maximaal twee WFP- of AMISOM-schepen tegelijk worden geëscorteerd. De schepen die door het WFP of AMISOM zijn gecharterd zullen, indien mogelijk, ook worden begeleid op hun terugtocht wanneer zij de lading hebben gelost. Echter, geladen schepen hebben prioriteit bij de planning van de inzet van militaire capaciteit. Het ligt in de lijn der verwachting dat zowel de Hr.Ms. Tromp als de Hr.Ms. Johan de Witt voor escortes van WFP- of AMISOM-schepen zullen worden ingezet.
Zoals gezegd is het aantal Atalanta eenheden, dat in de praktijk bezig is met het escorteren van WFP- of AMISOM-schepen, beperkt. Van de gemiddeld zeven fregatten of andere ingezette schepen, zoals amfibische transportschepen, zijn er over het algemeen slechts één à twee bezig met escorte taken voor WFP/AMISOM. De overige eenheden worden ingezet in de IRTC of het Somalië Bassin.
Voor operaties in de IRTC worden twee tot drie Atalanta-eenheden ingezet. Samen met eenheden van de Navo-operatie Ocean Shield, van CTF 151 en een aantal landen dat onder nationale vlag actief is in de regio, zorgen zij voor de beveiliging van deze economisch zeer belangrijke doorvaarroute. Afhankelijk van de kwetsbaarheid van het koopvaardijschip dat de IRTC passeert, voorzien de in het gebied aanwezige eenheden in een Group Transit,een Supported Transit, of in individuele begeleiding van een koopvaardijschip. U bent over deze methoden geïnformeerd in de stand van zakenbrief van 8 oktober jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 120). De mate van kwetsbaarheid wordt door het Atalanta hoofdkwartier in Northwood bepaald aan de hand van eenduidige criteria zoals de lading, de maximale snelheid en de hoogte van het vrijboord van de koopvaardijschepen. Beide ingezette Nederlandse eenheden zullen naar alle waarschijnlijkheid participeren in de bescherming van koopvaardijschepen in de IRTC.
Met het uitbreiden van de piratenactiviteiten van de Golf van Aden naar het Somalië Bassin is het noodzakelijk meer EU-, Navo- en CMF-eenheden in dit deel van het operatiegebied in te zetten. In het Somalië Bassin zijn nieuwe surveillancegebieden ingesteld waar extra aandacht wordt besteed aan het afschrikken en opsporen van piratenskiffs en moederschepen. Gemiddeld zijn er ongeveer drie Atalanta-eenheden actief in het Somalië Bassin. Tijdens de patrouilles van deze eenheden is er zelden sprake van het individueel begeleiden van koopvaardijschepen. Naar verwachting zullen beide Nederlandse eenheden tijdens hun deelname aan Atalanta ook patrouilles uitvoeren in het Somalië Bassin.
Samenwerking NAVO, TF150, eventuele bilaterale inzet van landen
Het afgelopen jaar is de samenwerking tussen de verschillende maritieme operaties in de regio uitgebreid en sterk verbeterd. Naast de EU zijn er twee internationale organisaties actief op zee; de Navo met operatie Ocean Shield en de CMF met CTF 151. Tevens is een aantal individuele landen actief in de regio zoals China, Japan, Rusland en India. Ook enkele landen uit de regio Midden-Oosten, zoals Iran en Saoedi-Arabië hebben schepen naar de regio Somalië gestuurd om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van piraterij. Daarnaast draagt onder meer niet-EU lidstaat Noorwegen sinds augustus 2009 bij aan de operatie met een fregat, heeft Kroatië drie stafofficieren beschikbaar gesteld van het HQ in Northwood. Montenegro’s hulpaanbod is door de EU geaccepteerd en bevindt zich in de onderhandelingsfase. De EU heeft Zuid-Afrika uitgenodigd deel te nemen aan de operatie en heeft gesprekken gestart met Australië en Nieuw-Zeeland.
De samenwerking van de EU, de Navo en CMF strekt zich uit over het hele operatiegebied en beslaat alle taken. De individuele landen concentreren hun inzet van maritieme eenheden op de Golf van Aden. Zij beschermen hier vooral hun nationale belangen door konvooien te begeleiden van schepen varend onder hun eigen vlag. Waar mogelijk kunnen schepen varend onder een andere vlag op eigen gelegenheid bij een dergelijk konvooi aansluiten. Maar de individuele landen participeren niet in de gecoördineerde inzet van eenheden in de verschillende surveillance-areas in de IRTC of het Somalië Bassin. Wel onderhouden alle eenheden van zowel EU, Navo, CMF als individuele landen contact met elkaar via het licht beveiligde communicatiesysteem Mercury. Dit betekent dat er bij een aanval van piraterij een beroep kan worden gedaan op álle in een gebied aanwezige capaciteiten. Door dit gezamenlijke optreden zijn het afgelopen jaar veel aanvallen afgeslagen en zijn tientallen piraten gearresteerd.
De afstemming tussen alle genoemde partijen vindt onder andere plaats in de Shared Awareness and Deconfliction (SHADE) vergadering die gemiddeld eens in de vier à zes weken in Bahrein wordt georganiseerd. De SHADE wordt bij toerbeurt voorgezeten door de EU, de Navo of de CMF. De organisatie die het voorzitterschap van de SHADE bekleedt is ook verantwoordelijk voor de dagelijkse coördinatie tussen alle eenheden op zee. De SHADE wordt door alle deelnemers aan antipiraterij operaties gezien als het essentiële coördinatiemechanisme in de gemeenschappelijke strijd tegen piraterij.
Door de EU zijn Rules of Engagement (ROE) opgesteld die gelden voor alle deelnemende eenheden in de operatie Atalanta. In de praktijk blijken de ROE voldoende robuust om alle taken goed te kunnen uitvoeren.
De EU heeft directe zeggenschap over de inzet van de toegewezen eenheden. Operational Control over de eenheden wordt gedurende de inzetduur gedelegeerd aan de Britse Operation Commander. Hij informeert en adviseert het Militair Comité van de EU (EUMC) en desgevraagd het Politiek en Veiligheids Comité over de voortgang van de missie. De Operation Commander zal het Tactical Command en Tactical Controldelegeren aan de Force Commander die de dagelijkse leiding heeft over de operatie in het operatiegebied. De Force Commander wordt in de eerste acht maanden van 2010 in periodes van vier maanden geleverd door Italië en Zweden.
De Commandant der Strijdkrachten (CDS) behoudt Full en Operational Command over de ingezette eenheden. Dit betekent dat hij indien noodzakelijk kan besluiten de eenheden terug te brengen onder nationale controle.
De gezondheidsrisico’s aan boord van de schepen zijn minimaal. Ter behandeling van eventuele zieken of gewonden zijn alle schepen uitgerust met een eerstelijns medische zorgcapaciteit. Hiernaast is in de periode medio april tot en met eind juni 2010 ruimere medische capaciteit in de vorm van een Role 2 faciliteit voorzien aan boord van de Hr.Ms. Johan de Witt. Buiten de inzetperiode van de Hr.Ms. Johan de Witt en in het geval dat er binnen operatie Atalanta geen andere Role 2 capaciteit beschikbaar is, kan gebruik worden gemaakt van de medische capaciteiten van Amerikaanse (bevoorradings)schepen in de regio. Ook kan personeel eventueel worden overgebracht naar ziekenhuizen in de regio, te weten Tanzania, Kenia en Djibouti.
Er is de afgelopen twee jaar veel ervaring opgedaan in het operatiegebied. Tot op heden hebben het klimaat en de zeeën rond de Hoorn van Afrika geen operationele beperkingen opgeworpen.
De operationele risico’s die kleven aan antipiraterij operaties zijn beperkt. Hoewel piraten standaard zijn uitgerust met automatische wapens en raketwerpers, en zij in het verleden niet hebben geschroomd deze te gebruiken, zijn de overmacht van een marineschip en de mogelijkheden tot zelfbescherming dusdanig dat de risico’s voor de bemanning en het schip klein zijn.
Ook de risico’s voor de militaire beveiligingsteams die eventueel aan boord van een WFP- of AMISOM-schip worden geplaatst worden laag ingeschat. Een dergelijke manier van inzet van beveiligingsteams gaat immers altijd gepaard met een escortering door een maritieme eenheid. Er is geen sprake van de inzet van zelfstandige beveiligingsteams.
De praktijk heeft ook aangetoond dat ook tijdens het aanhouden van verdachten eventueel verzet eenvoudig wordt gebroken door de aanzienlijke overmacht van de marine eenheden.
Geschiktheid en beschikbaarheid
Beoogd wordt eerst het luchtverdediging- en commandofregat de Hr.Ms. Tromp van medio februari tot medio april in te zetten en vervolgens het amfibisch transportschip de Hr.Ms. Johan de Witt van medio april tot eind juni. Het betreft hier de daadwerkelijke inzetperioden in het operatiegebied. Voor elke eenheid komen er vier weken van huis bij voor de benodigde uiten thuisreis.
De inzet van de Hr.Ms. Tromp is, behoudens de functie van stafschip, gelijk aan de huidige inzet van de Hr.Ms. Evertsen in Atalanta. Hr.Ms. Tromp zal worden ingezet voor het escorteren van schepen van het WFP/AMISOM, het beschermen van schepen in de IRTC en surveillancein gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij. De operationele capaciteiten van de Hr.Ms. Tromp voldoen in ruime mate aan de gestelde operationele eisen voor antipiraterij operaties. De Hr.Ms. Tromp zal in tegenstelling tot de, Hr. Ms. Evertsen, geen staf aan boord nemen zodat de totale bemanning zal bestaan uit ongeveer 175 opvarenden.
Aan boord bevindt zich een beveiligingsteam van de Unit Interventies Mariniers (UIM) dat zowel voor het beveiligen van andere schepen tijdens escortes, als voor boarding operaties kan worden ingezet.
Defensie is voornemens de Hr.Ms. Tromp uit te rusten met een boordhelikopter. Deze zal worden ingezet voorsurveillance-taken, het ondersteunen van boarding-operaties en het snel verplaatsen van het beveiligingsteam bij een dreigende aanval van piraten op koopvaardijschepen.
Het is de eerste keer dat het amfibisch transportschip Hr.Ms. Johan de Witt wordt ingezet voor antipiraterij operaties. De taak van de Hr.Ms. Johan de Witt is gelijk aan de taakstelling voor fregatten; het escorteren van schepen van het WFP/AMISOM, het beschermen van schepen in de IRTC en surveillance in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij. Er is nadrukkelijk geen sprake van inzet van de Hr.Ms. Johan de Witt als platform voor zelfstandig in te zetten militaire beveiligingsteams, ook wel Vessel Protection Detachments(VPDs) genoemd. Er zijn sinds het laatste Kamerdebat over Atalanta van 15 oktober jl. geen nieuwe ontwikkelingen aangaande de inzet van zelfstandige militaire beveiligingsteams. De discussie hierover staat los van de voorgenomen inzet van de Hr.Ms. Tromp en de Hr.Ms. Johan de Witt.
De operationele capaciteiten van de Hr.Ms. Johan de Witt voldoen in ruime mate aan de gestelde operationele eisen voor antipiraterij operaties. De totale bemanning bestaat uit ongeveer 175 opvarenden.
Ook aan boord van dit schip zal zich een beveiligingsteam van de UIM bevinden. De inzet van dit beveiligingsteam is gelijk aan de inzet vanaf een fregat.
Het streven is ook de Hr.Ms. Johan de Witt uit te rusten met een boordhelikopter. Mocht hierin niet kunnen worden voorzien dan zal in internationaal verband worden gezocht naar deze ontbrekende operationele capaciteit.
Gedurende de inzet van de Hr.Ms. Johan de Witt levert Zweden de Force Commander voor Atalanta. De Hr.Ms. Johan de Witt beschikt over een aantal bijzondere, schaarse, operationele capaciteiten. Zo is het schip ook ingericht als stafschip, kunnen er meerdere helikopters gelijktijdig opereren vanaf het helikopterdek en kunnen er kleine vaartuigen worden meegenomen in het droogdok van het schip. Deze extra capaciteiten staan ter beschikking van Zweden indien het daarom verzoekt. Wanneer hier eventuele meerkosten uit voortvloeien zullen deze met Zweden worden verrekend.
De EU heeft besloten operatie Atalanta voort te zetten tot 13 december 2010. De verwachting is dat de VN-Veiligheidsraadresolutie 1846 en 1851 zullen worden verlengd wanneer deze aflopen in december 2009. Zoals eerder aangegeven zal Nederland in de eerste helft van 2010 twee marineschepen inzetten voor elk een periode van ongeveer twee maanden in het operatiegebied.
De additionele uitgaven die gemoeid zijn met de Nederlandse bijdragen van Hr. Ms. Tromp en Hr. Ms. Johan de Witt aan de operatie Atalanta in de eerste helft van 2010 worden bij een totale uitzendduur van vijf en een halve maand geraamd op circa € 5,7 miljoen. Hierbij is rekening gehouden met inverdieneffecten omdat geplande oefeningen geen doorgang vinden, de inzet van een boordhelikopter op beide schepen en met de uit- en thuisreis van beide schepen naar/vanuit het operatiegebied. De additionele uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) op de defensiebegroting.
De Nederlandse bijdrage van militaire middelen aan operatie Atalanta vormt een basis voor het verstrekken van humanitaire hulp aan de noodlijdende bevolking van Somalië. Voorts moet de bijdrage van militaire middelen aan operatie Atalanta worden gezien in het grotere internationale verband van het transitieproces in Somalië en de implementatie van de Djibouti-akkoorden. In deze zin hangt de bijdrage samen met het versterken van de internationale rechtsorde.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29521-124.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.