Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2015
Op 1 juli 2014 heb ik u per brief geïnformeerd over de lopende trajecten onder de
noemer «Moet alles wat kan?»(Kamerstuk 29 689, nr. 535). Een daarvan is het traject van de KNMG-stuurgroep «Passende zorg in de laatste
levensfase», naar aanleiding van het ZonMw signalement over «Moet alles wat kan?».
Inmiddels heeft de stuurgroep een rapport gepresenteerd, getiteld «Niet alles wat
kan, hoeft». Uw Kamer heeft mij verzocht om een reactie, nog voordat ik u het rapport
kon doen toekomen. Hierbij stuur ik u daarom zowel het rapport1 als mijn reactie erop.
Allereerst ben ik de stuurgroep erkentelijk voor het vele werk dat zij geleverd heeft.
Het rapport betrekt de zorg in brede zin, adresseert zowel organisaties van ouderen,
als artsen, patiënten, opiniemakers, journalisten, verpleegkundigen en verzorgenden,
inspectie en uiteraard ook de overheid. Ik hoop dan ook van harte dat de personen
en organisaties die in het rapport aangeschreven worden de handschoen oppakken en
ernaar zullen streven de voorgestelde interventies in de praktijk te brengen. En laten
we ook niet vergeten dat «passende zorg» al geruime tijd veel aandacht krijgt in de
media en het maatschappelijk debat. Het belangrijkste punt uit het rapport, «praten
over het levenseinde moet gewoner worden,» vindt mijns inziens dan ook al steeds beter
plaats. Wat overigens niet zegt dat we er al zijn. Want daar is het rapport ook duidelijk
over: Er moet nog veel gebeuren om passende zorg in de laatste levensfase voor iedereen
een vanzelfsprekendheid te laten zijn.
Volgens de stuurgroep is ook de overheid een aantal keren aan zet. Enkele van de genoemde
interventies komen ook terug in mijn brief «Moet alles wat kan?». Hier wordt binnen
het Ministerie van VWS dus samen met het veld aan gewerkt. Gezamenlijke besluitvorming
en zinnige zorg zijn hiervan voorbeelden. Bij de vijf belangrijkste interventies stelt
de stuurgroep dat door middel van een neutraal format en distributie van schriftelijke
wilsverklaringen en de niet-reanimeerpenning burgers geholpen worden eerder en beter
na te denken over hun wensen rond het eigen levenseinde. Op dit punt is volgens de
stuurgroep VWS aan zet. Over de uitgifte van de niet-reanimeerpenning ben ik momenteel
in gesprek met veldpartijen hoe hiervoor een neutraal uitgiftepunt opgezet kan worden.
Ik ben bereid om hier ook financiële middelen voor beschikbaar te stellen, maar mijns
inziens ligt de zorg voor de distributie bij het veld. Over de uitkomsten van dit
overleg zal ik uw Kamer informeren, zodra er duidelijkheid bestaat. Tenslotte zullen
veel van de aanbevelingen uit het rapport die over palliatieve zorg gaan, worden opgepakt
in het Nationaal Programma Palliatieve Zorg. Deze aanbevelingen betreffen de betere
afbakening van palliatieve zorg, meer bekendheid van richtlijnen bij medisch specialisten,
betere borging in de basisopleidingen en het opheffen van de te strikte scheiding
tussen curatieve en palliatieve zorg.
Laten we vooral met elkaar in gesprek blijven hoe we de passende zorg in de laatste
levensfase zo optimaal mogelijk kunnen organiseren. Ik hoop dan ook van harte dat
de aangeschreven partijen zich ervoor willen inzetten om de interventies die hier
een bijdrage aan leveren, zoveel mogelijk in praktijk te brengen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers