29 507 Regels voor de financiële dienstverlening (Wet financiële dienstverlening)

Nr. 123 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2014

Sinds ruim een half jaar toetst de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) bij de nazorg gericht op klanten met een beleggingsverzekering niet meer alleen de inspanningen van verzekeraars en adviseurs, maar vooral de resultaten die worden behaald. Daarbij wordt getoetst of voldaan is aan de streefcijfers die eerder zijn vastgesteld voor verschillende categorieën polissen. Over deze streefcijfers is uw Kamer geïnformeerd bij brief van 13 december 2013.1 Het doel van de streefcijfers is om zoveel mogelijk klanten te activeren. Een geactiveerde klant maakt een bewuste keuze over wat er met de beleggingsverzekering gebeurt. De prioriteit binnen de groep beleggingsverzekeringen ligt bij de meest kwetsbare klanten. De eerste groep waarvoor een oplossing moet worden geboden bestaat uit de zogenoemde niet-opbouwende polissen, waarbij inleg naar verwachting niet tot opbouw zal leiden. Het bijgevoegde rapport bevat de resultaten van het eerste en tweede kwartaal van 2014.

Uiteraard is de nazorg slechts een deel van de verschillende stappen die zijn en worden gezet om klanten met een beleggingsverzekering mogelijkheden te bieden om hun positie te verbeteren. In de vorige brieven over dit onderwerp is uitgebreid op de problematiek en de reeds gezette stappen ingegaan.2

De AFM noemt in het bijgevoegde rapport3 de resultaten van verzekeraars over het eerste en tweede kwartaal van 2014 zeer teleurstellend. Die teleurstelling deel ik volledig. De meeste verzekeraars komen, ook aan het eind van het tweede kwartaal van 2014, niet in de buurt van het streefcijfer voor niet-opbouwende polissen dat gold voor het eerste kwartaal van 2014.

De betrokken verzekeraars geven aan dat deze resultaten niet voldoende zijn en hebben zich gecommitteerd om voor het einde van 2014 alsnog een oplossing te vinden voor vrijwel al hun klanten met een niet opbouwende polis. Zij hebben daartoe zelf individueel een ambitieniveau uitgesproken. Deze ambities zijn aan de hand van een beknopte onderbouwing aan de AFM voorgelegd. In het rapport is per individuele verzekeraar weergegeven wat deze ambitie is. Op basis van de door de verzekeraars geformuleerde uitgangspunten, ziet de AFM vooralsnog geen belemmeringen voor verzekeraars om deze ambities te verwezenlijken.

Teneinde de geloofwaardigheid en afdwingbaarheid van dit traject te vergroten is een aantal maatregelen genomen met betrekking tot de niet-opbouwende polissen. Naast transparantie over de realisatie van de ambities per verzekeraar, is met iedere verzekeraar overeengekomen dat deze zich onderwerpt aan tuchtrecht: als een verzekeraar de ambities dit keer niet haalt, dan zal de AFM een openbare klacht indienen tegen de verzekeraar bij de Tuchtraad Financiële Dienstverlening. Voorts zal de AFM blijven wijzen op het belang van eenzijdige maatregelen op het moment dat er een (rest)groep klanten is die op geen enkele manier in beweging te krijgen is.

Er zijn geen andere sanctiemogelijkheden in regelgeving als een verzekeraar of adviseur – ondanks inspanningen – niet voldoet aan de gestelde streefcijfers waar het gaat om het bereiken van een oplossing en/of het activeren van klanten met een beleggingsverzekering. Deze mogelijkheden zijn er wel als een verzekeraar geen enkele inspanning zou leveren en daarmee de algemene zorgplicht zou schenden. Samen met de AFM zal ik onderzoeken of wijzigingen in regelgeving behulpzaam kunnen zijn zodat in de toekomst andere sanctiemogelijkheden (naast tuchtrecht) kunnen worden ingezet in geval van onvoldoende resultaten.

Vervolg

Begin 2015 rapporteert de AFM over de stand van zaken met betrekking tot niet-opbouwende polissen per eind 2014. De AFM verwacht in die rapportage ook de stand van zaken met betrekking tot hypotheekgebonden polissen op individuele basis aan te kunnen geven. Verder zal dan ook een streefcijfer worden voorgesteld voor polissen die zijn bedoeld als oudedagsvoorziening. Ook dat rapport wordt aan uw Kamer aangeboden. Op dat moment zal ik eveneens ingaan op het onderzoek naar de mogelijkheden om op grond van regelgeving in de toekomst, indien nodig, handhavend op te treden.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Kamerstuk 29 507, nr. 121.

X Noot
2

Kamerstuk 29 507, nrs. 114, 121 en 122.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven