Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2014
Sinds ruim een half jaar toetst de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) bij
de nazorg gericht op klanten met een beleggingsverzekering niet meer alleen de inspanningen
van verzekeraars en adviseurs, maar vooral de resultaten die worden behaald. Daarbij
wordt getoetst of voldaan is aan de streefcijfers die eerder zijn vastgesteld voor
verschillende categorieën polissen. Over deze streefcijfers is uw Kamer geïnformeerd
bij brief van 13 december 2013.1 Het doel van de streefcijfers is om zoveel mogelijk klanten te activeren. Een geactiveerde
klant maakt een bewuste keuze over wat er met de beleggingsverzekering gebeurt. De
prioriteit binnen de groep beleggingsverzekeringen ligt bij de meest kwetsbare klanten.
De eerste groep waarvoor een oplossing moet worden geboden bestaat uit de zogenoemde
niet-opbouwende polissen, waarbij inleg naar verwachting niet tot opbouw zal leiden.
Het bijgevoegde rapport bevat de resultaten van het eerste en tweede kwartaal van
2014.
Uiteraard is de nazorg slechts een deel van de verschillende stappen die zijn en worden
gezet om klanten met een beleggingsverzekering mogelijkheden te bieden om hun positie
te verbeteren. In de vorige brieven over dit onderwerp is uitgebreid op de problematiek
en de reeds gezette stappen ingegaan.2
De AFM noemt in het bijgevoegde rapport3 de resultaten van verzekeraars over het eerste en tweede kwartaal van 2014 zeer teleurstellend.
Die teleurstelling deel ik volledig. De meeste verzekeraars komen, ook aan het eind
van het tweede kwartaal van 2014, niet in de buurt van het streefcijfer voor niet-opbouwende
polissen dat gold voor het eerste kwartaal van 2014.
De betrokken verzekeraars geven aan dat deze resultaten niet voldoende zijn en hebben
zich gecommitteerd om voor het einde van 2014 alsnog een oplossing te vinden voor
vrijwel al hun klanten met een niet opbouwende polis. Zij hebben daartoe zelf individueel
een ambitieniveau uitgesproken. Deze ambities zijn aan de hand van een beknopte onderbouwing
aan de AFM voorgelegd. In het rapport is per individuele verzekeraar weergegeven wat
deze ambitie is. Op basis van de door de verzekeraars geformuleerde uitgangspunten,
ziet de AFM vooralsnog geen belemmeringen voor verzekeraars om deze ambities te verwezenlijken.
Teneinde de geloofwaardigheid en afdwingbaarheid van dit traject te vergroten is een
aantal maatregelen genomen met betrekking tot de niet-opbouwende polissen. Naast transparantie
over de realisatie van de ambities per verzekeraar, is met iedere verzekeraar overeengekomen
dat deze zich onderwerpt aan tuchtrecht: als een verzekeraar de ambities dit keer
niet haalt, dan zal de AFM een openbare klacht indienen tegen de verzekeraar bij de
Tuchtraad Financiële Dienstverlening. Voorts zal de AFM blijven wijzen op het belang
van eenzijdige maatregelen op het moment dat er een (rest)groep klanten is die op
geen enkele manier in beweging te krijgen is.
Er zijn geen andere sanctiemogelijkheden in regelgeving als een verzekeraar of adviseur
– ondanks inspanningen – niet voldoet aan de gestelde streefcijfers waar het gaat
om het bereiken van een oplossing en/of het activeren van klanten met een beleggingsverzekering.
Deze mogelijkheden zijn er wel als een verzekeraar geen enkele inspanning zou leveren
en daarmee de algemene zorgplicht zou schenden. Samen met de AFM zal ik onderzoeken
of wijzigingen in regelgeving behulpzaam kunnen zijn zodat in de toekomst andere sanctiemogelijkheden
(naast tuchtrecht) kunnen worden ingezet in geval van onvoldoende resultaten.
Vervolg
Begin 2015 rapporteert de AFM over de stand van zaken met betrekking tot niet-opbouwende
polissen per eind 2014. De AFM verwacht in die rapportage ook de stand van zaken met
betrekking tot hypotheekgebonden polissen op individuele basis aan te kunnen geven.
Verder zal dan ook een streefcijfer worden voorgesteld voor polissen die zijn bedoeld
als oudedagsvoorziening. Ook dat rapport wordt aan uw Kamer aangeboden. Op dat moment
zal ik eveneens ingaan op het onderzoek naar de mogelijkheden om op grond van regelgeving
in de toekomst, indien nodig, handhavend op te treden.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem