29 453 Woningcorporaties

Nr. 348 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2014

Hierbij doe ik uw Kamer het onderzoek van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) getiteld «Stresstest liquiditeitsrisico derivatenportefeuille bij 147 corporaties, peildatum 31 december 2013» toekomen1. De betreffende rapportage is van april 2014. De vorige stresstest van het CFV met peildatum 31 december 2012 heb ik uw Kamer aangeboden bij brief van 7 juni 2013 (Kamerstuk 29 453, nr. 318).

De stresstest laat zien dat inmiddels alle corporaties met derivaten een liquiditeitsbuffer hebben die voldoet aan de eisen van de beleidsregels derivaten, dat wil zeggen dat deze groot genoeg is om de liquiditeitseffecten op de derivatenportefeuille (bijstortverplichting vanwege margin calls en afrekening vanwege breakclauses binnen het jaar) van 2% rentedaling op te kunnen vangen. Ultimo 2012 zakten nog 10 corporaties voor de stresstest.

Tevens is de liquiditeitsbuffer die corporaties vanwege hun derivaten aanhouden gedaald van € 2,3 miljard ultimo 2012 naar € 1,9 miljard ultimo 2013. Deze daling weerspiegelt de kleiner geworden derivatenportefeuille, ook wat betreft derivaten met margin calls, alsmede de marktwaarde-ontwikkeling van de derivaten-portefeuille, die € 1,1 miljard minder negatief is geworden. De in 2013 gestegen swaprentes (ca. 0,5%-punt hoger) hebben hierbij ook een positieve rol gespeeld.

Het CFV wijst op de consequenties van het WSW-beleid inzake het «doorzakken» van derivaten met toezichtbelemmerende bepalingen in basisrenteleningen. Ik merk op dat ik in mijn brief van 7 juni 2013 (Kamerstuk 29 453, nr. 318), besproken in het Algemeen Overleg van 26 juni 2013 (Kamerstuk 29 453, nr. 327), ben ingegaan op de basisrenteleningen en het beleid van het WSW in deze.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven