29 407 Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

Nr. 180 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2013

Met verwijzing naar uw verzoek van 27 november jl. doen wij u hierbij, voorafgaand aan de Algemeen Overleggen (op 4 december a.s.) ter voorbereiding op de JBZ-Raad (van 5 december 2013) en de Raad WSBVC (van 9 december 2013), onze reactie toekomen op de Mededeling van de Europese Commissie inzake «Vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden: vijf acties om een verschil te maken». Deze brief vervangt daarmee het gebruikelijke BNC-fiche.

De Mededeling, die op 25 november jl. is gepubliceerd, benadrukt het fundamentele recht van EU-burgers om zich vrij met hun gezinsleden binnen de Unie te bewegen en te vestigen. De Commissie constateert dat het vrij verkeer voordelen brengt en dat dit principe als zodanig door de lidstaten wordt gesteund. Tegelijkertijd onderkent de Commissie dat het vrij verkeer lokale gemeenschappen die met een aanzienlijke instroom van mobiele EU-burgers te maken hebben, ook voor uitdagingen plaatst, en dat sommige lidstaten zorgen hebben over het effect van het vrij verkeer op nationale sociale systemen en over druk op lokale dienstverlening.

De Mededeling bouwt voort op het tussenrapport dat de EU-commissaris voor Justitie, grondrechten en burgerschap tijdens de JBZ-Raad van oktober jl. heeft gepresenteerd, en biedt een nadere uitwerking van het hierin voorgestelde «vijf-punten actieplan». De vijf concrete acties zijn er op gericht om lidstaten en lokale overheden te helpen bestaande EU-regelgeving en instrumenten op het terrein van vrij verkeer van personen en werknemers (incl. EU structuur en investeringsfondsen) zo optimaal mogelijk te benutten.

Een adequate Europese inzet op de schaduwkanten van het vrij verkeer achten wij van groot belang. Ook omdat op die manier kan worden voorkomen dat het maatschappelijk draagvlak in lidstaten voor het principe van vrij verkeer verder afbrokkelt.

Wij verwelkom daarom de voorstellen die de Commissie doet om lidstaten en lokale overheden te ondersteunen bij de aanpak van een aantal negatieve effecten van het vrij verkeer van personen en werknemers. Het zijn eerste stappen in de goede richting. Tegelijkertijd constateren wij dat de Mededeling onvoldoende inzoomt op de noodzaak van effectieve instrumenten om fraude en misbruik van de rechten volgend uit het vrij verkeer te bestrijden.

De Commissie merkt tevens op dat in de meeste lidstaten de mobiele EU- burgers netto bijdragen aan het sociale stelsel in het gastland; in het algemeen betalen zij meer belasting en sociale zekerheidsbijdragen, dan dat zij een beroep doen op een uitkering in de gastlidstaten. Dat is op zich positief, maar biedt natuurlijk geen zekerheid dat deze situatie in de toekomst zal standhouden. We moeten de vinger hier aan de pols blijven houden en voorkomen dat sociale zekerheid een doel op zich wordt om naar een gastlidstaat te komen.

De Mededeling gaat niet in op de problematiek van uitbuiting – door fraude en schijnconstructies – van mobiele EU werknemers op arbeidsmarkten in de gastlidstaten (zie de op 27 november verzonden brief aan uw Kamer inzake «Voortgangsrapportage aanpak schijnconstructies»). Dit hangt nauw samen met oneerlijke concurrentie, verstoring van het gelijke speelveld op arbeidsvoorwaarden en verdringing van nationaal arbeidsaanbod. Dat zijn belangrijke thema’s, waarop door het veelal grensoverschrijdende karakter van deze fraude en misbruik, een Europese inzet niet gemist kan worden (zie bijvoorbeeld de handhavingsrichtlijn). Tijdens de eerstvolgende Raad WSBVC wil de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dit op Europees niveau aan de orde stellen.

Op het terrein van V&J komt de Mededeling nog onvoldoende tegemoet aan onder andere de wens om over een stevig instrumentarium te kunnen beschikken voor de aanpak van criminaliteit en misbruik van het recht op vrij verkeer. Het gaat hier onder meer om de bestrijding van schijnhuwelijken. De Commissie noemt dit handboek weliswaar in de mededeling, maar beperkt dit handboek tot een weergave van het bestaande juridische kader. De toegevoegde waarde hiervan is beperkt. Daarom heeft Nederland, samen met Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk, de Europese Commissie gerappelleerd om, in samenwerking met de Lidstaten, een operationeel handboek ter bestrijding van schijnhuwelijken op te stellen. Daarnaast zal de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens de aankomende JBZ-Raad de Commissie oproepen om Lidstaten in staat te stellen criminele EU-burgers zo effectief mogelijk aan te pakken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om verbeterde mogelijkheden tot ongewenstverklaring, conform de motie van Kamerlid Oskam die op 26 november jl. is aangenomen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven