Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2015
Met mijn brief van 22 januari 2013 (Kamerstuk 29 398, nr. 351) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de actualisatie van het inhaalverbod voor vrachtwagens
(IVV). Inmiddels is in het najaar van 2014 de in mijn eerdere brief beschreven aanpassing
van het IVV doorgevoerd op alle autosnelwegtrajecten met vaste borden. Deze aanpassing
heb ik onlangs geëvalueerd. De actualisatie van het IVV op spitsstroken zal eind 2015/begin
2016 worden gerealiseerd en kent een gewijzigde aanpak. Met deze brief informeer ik
u ten eerste over de evaluatie van de inmiddels doorgevoerde aanpassing van het IVV
op trajecten met vaste bebording en ten tweede over de gewijzigde aanpak van het IVV
op spitsstroken.
Evaluatie van de doorgevoerde actualisatie IVV
In april 2015 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de uitgevoerde actualisatie van
het IVV op trajecten met vaste bebording. Het onderzoek richtte zich op de twee nieuwe
elementen van de aanpassing:
Uit de resultaten blijkt dat 71% van de vrachtwagenchauffeurs – de doelgroep van het
IVV – bekend is met de aanpassing van het IVV. Bij personenautomobilisten is die bekendheid
overigens aanzienlijk minder (18%). Over de inhaalvakken zijn de meeste weggebruikers
positief: een meerderheid vindt het een goed idee, met een positief effect op doorstroming
en veiligheid. Over het opheffen van het IVV op trajecten met zeer veel vrachtverkeer
zijn de vrachtwagenchauffeurs positief, overige weggebruikers zijn hierover meer verdeeld.
Vanwege de relatief korte tijd dat het IVV is aangepast, kan op basis van de nu beschikbare
ongevallengegevens en verkeersgegevens nog niet een duidelijk effect op de doorstroming
en de veiligheid worden vastgesteld.
Aanpak IVV op spitsstroken
Een inhaalverbod voor vrachtwagens dient ter bevordering van de doorstroming en wordt
alleen ingesteld op wegen met 2 rijstroken per rijrichting bij grote intensiteit van
het verkeer. Een inhaalverbod is derhalve niet van toepassing op wegen met drie of
meer rijstroken in elke rijrichting. Op spitsstroken rechts1 gold echter tot voor kort het uitgangspunt wél een IVV in te stellen bij open strook.
Belangrijkste argument daarvoor was dat het inhaalverbod bij open spitsstrook zou
bijdragen aan een rustiger wegbeeld en dus aan de verkeersveiligheid. Recent specifiek
onderzoek naar de veiligheid en het gedrag van vrachtwagenchauffeurs wijst evenwel
uit dat de veiligheidsrisico’s van het ontbreken van een IVV, behoudens onder bepaalde
omstandigheden, klein zijn. Het handhaven van een inhaalverbod op spitsstroken is
daarmee niet in lijn met mijn uitgangspunt om alleen een inhaalverbod in te stellen
als dit echt nodig is.
In het onderzoek zijn alle spitsstrooktrajecten rechts (zie kaart bijlage 12) geanalyseerd. Een beperkt aantal spitsstroken bevat een versmald profiel met fysieke
insnoeringen, zoals bij viaducten. Daardoor is de ruimte beperkt en kunnen plotseling
zijdelingse bewegingen optreden. In deze situaties ontstaat een ongevalsrisico bij
inhaalmanoeuvres van vrachtverkeer in de vorm van flankongevallen of kopstaartaanrijdingen.
Voor deze situaties is het IVV een effectieve maatregel om de verkeersveiligheid te
waarborgen. Dit geldt voor de drie trajecten A9 Badhoevedorp–Raasdorp en A2 Urmond–Vonderen
v.v. waar het IVV derhalve moet blijven gelden. Op de 19 andere spitsstrooktrajecten
zijn de veiligheidsrisico’s klein en kan het IVV worden opgeheven. Het opheffen van
het IVV sluit aan bij het landelijk beleid om geen IVV toe te passen op wegen met
3 of meer rijstroken en het uitgangspunt om alleen een inhaalverbod in te stellen
als dit echt nodig is. Door het opheffen van het IVV kan bovendien colonnevorming
worden voorkomen met mogelijk positieve effecten op de verkeersveiligheid.
Deze aanpak is afgestemd met de brancheorganisaties (EVO, TLN), met de politie en
met de ANWB. Om te borgen dat de effecten na daadwerkelijke invoering in lijn zijn
met de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek zal ik de nieuwe situatie monitoren
en evalueren, zodat bij eventuele ongewenste veiligheidseffecten snel kan worden opgetreden
en bijgestuurd.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus