nr. 104
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 mei 2008
Naar aanleiding van het algemeen overleg op 31 januari jl. over de
her- ijking VROM-regelgeving zijn twee moties aangenomen over het Besluit
financiële zekerheid milieubeheer (hierna het Besluit). Het betreft de
gewijzigde motie van de leden Vietsch en Neppérus (29 383, nr. 97)
en de motie van het lid Poppe (29 383, nr. 92). Door middel van
deze brief wil ik u, conform het schriftelijke verzoek van de griffier van
de vaste commissie voor VROM van 10 april jl., informeren over de invulling
die ik geef aan deze moties.
De gewijzigde motie-Vietsch/Neppérus over het opheffen
van het Besluit (29 383, nr. 97)
Op dinsdag 18 maart jl. is de gewijzigde motie van de leden Vietsch
en Neppérus door de Tweede Kamer aangenomen. Met de gewijzigde motie
wordt de regering verzocht om het Besluit op te heffen. Ik zal deze motie
uitvoeren door het Besluit in te trekken. Ik zal dit doen in de algemene maatregel
van bestuur ter invoering van het Besluit omgevingsrecht. Dit besluit zal
tegelijkertijd met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van kracht worden.
Provincies en gemeenten worden per brief geïnformeerd over het intrekken
van het Besluit. In deze brief wordt aangegeven op welke wijze omgegaan dient
te worden met bestaande financiële zekerheidsverplichtingen in milieuvergunningen.
Voorts wordt in deze brief aangegeven dat het in de rede ligt dat het bevoegd
gezag thans geen nieuwe financiële zekerheidsverplichtingen opneemt in
milieuvergunningen.
De motie-Poppe over het opleggen van financiële zekerheid
naar rato van de gemiddelde aanwezige hoeveelheid afval (29 383, nr. 92)
Op dinsdag 4 maart jl. is de motie van het lid Poppe aangenomen.
Met deze motie wordt de regering verzocht het Besluit zodanig te wijzigen
dat het bevoegd gezag de financiële zekerheid op kan leggen naar rato
van de gemiddelde hoeveelheid op het terrein aanwezige afval. Doordat de motie
Vietsch/Neppérus op 18 maart jl. is aangenomen, is de motie Poppe
onuitvoerbaar geworden. Omdat de stemmingen over de motie Vietsch/Neppérus
op een later tijdstip hebben plaatsgevonden, ga ik ervan uit dat de Tweede
Kamer met het aannemen van de motie Vietsch/Neppérus, de motie Poppe
terzijde heeft gesteld en de motie Poppe derhalve niet meer relevant is.
Ik hoop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer