nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2007
Hierbij treft u ter informatie aan het Kortschrift «Invloed van
de farmaceutische industrie op behandelrichtlijnen» van de Inspectie
voor de Gezondheidszorg (IGZ).1 Directe aanleiding
voor dit onderzoek was het boek «Slikken – hoe ziek is de farmaceutische
industrie» van Trouw-journalist Joop Bouma. In dit boek werden enkele
voorbeelden beschreven van de invloed van de farmaceutische industrie op het
opstellen van behandelrichtlijnen. Hieronder treft u een samenvatting van
het onderzoek aan alsmede mijn standpunt daarop.
Samenvatting onderzoek IGZ
Soorten behandelrichtlijnen
De inspectie heeft een onderzoek gedaan naar de invloed van de farmaceutische
industrie op de totstandkoming van behandelrichtlijnen. De inspectie constateert
dat er een grote diversiteit aan richtlijnen bestaat. Iedereen kan een richtlijn
opstellen en publiceren. Daardoor is de kwaliteit van richtlijnen zeer divers.
De IGZ heeft zich met name gebaseerd op de verstrekte gegevens en informatie
van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en het Kwaliteitsinstituut
voor de Gezondheidszorg (CBO), gezien hun ruime ervaring met het opstellen
van richtlijnen.
Opstellen behandelrichtlijnen
Deze richtlijnen worden opgesteld door richtlijncommissies waaraan in
het algemeen wetenschappers, beroepsbeoefenaren en patiëntenverenigingen
deelnemen. Voor deelname aan richtlijncommissies worden gezaghebbende personen
op het vakgebied benaderd.
Invloed farmaceutische industrie op de totstandkoming
van behandelrichtlijnen
De IGZ concludeert dat bij een aanzienlijk aantal door CBO en NHG ontwikkelde
richtlijnen beïnvloeding vanuit de farmaceutische industrie niet of nauwelijks
een rol speelt. Bijvoorbeeld omdat een ziekte niet altijd met geneesmiddelen
behandeld wordt.
De farmaceutische industrie heeft soms indirect invloed op richtlijnen
van NHG en CBO via gezaghebbende personen op een vakgebied die tevens lid
zijn van een richtlijncommissies.
Volgens de IGZ is het vrijwel onmogelijk om gezaghebbende personen op
een vakgebied aan te trekken die geen enkele band hebben met de farmaceutische
industrie. Als oorzaken van deze ontwikkeling zijn volgens de IGZ genoemd:
de terugtredende overheid, waardoor organisaties op zoek gaan naar alternatieve
financieringsbronnen en het door de farmaceutische industrie zoeken naar andere
wijzen van reclame of beïnvloeding.
Bij het opstellen van behandelrichtlijnen door patiëntenverenigingen
en andere belangenorganisaties is het gevaar van ongewenste invloed vanuit
de farmaceutische industrie volgens de IGZ groter. Oorzaak hiervan is volgens
de IGZ de vaak aanwezige sponsorrelatie met farmaceutische bedrijven en het
gebrek aan ervaring met het gebruik van de evidence-based methode bij het
opstellen van richtlijnen.
Transparantie van de banden met de farmaceutische industrie
NHG en CBO hebben initiatieven genomen om de financiële banden van
richtlijncommissieleden met de industrie transparant te maken. Bij NHG en
CBO tekenen richtlijncommissieleden een belangenverstrengelingverklaring,
waarin ze verklaren welke relatie ze de afgelopen 3 tot 5 jaar met de farmaceutische
industrie hebben gehad. NHG maakt deze verklaringen sinds maart 2006 openbaar
op haar website; het CBO heeft onlangs ook besloten tot openbaarmaking op
de website.
Vervolgonderzoek
De IGZ stelt een drietal vervolgonderzoeken voor, namelijk:
1. Kwantitatief onderzoek naar de mate waarin beroepsbeoefenaren conform
een richtlijn – en welke richtlijn van welke instanties – voorschrijven.
Resultaten van een dergelijk onderzoek geven een indicatie van het belang
van de onafhankelijkheid van richtlijnen.
2. Enquête onder werkgroepleden (anoniem) van vijf richtlijnen,
in nader overleg te bepalen, voor het in kaart brengen van banden met de farmaceutische
industrie.
3. Doornemen en checken van ondertekende belangenverklaringen van werkgroepleden
van vijf richtlijnen, in overleg te bepalen.
Standpunt op onderzoeksrapport en vervolg
Ik stel op grond van dit onderzoek vast dat de farmaceutische industrie
inderdaad indirecte invloed kan uitoefenen op de totstandkoming van behandelrichtlijnen
door financiële banden met richtlijncommissieleden, patiëntenverenigingen
en andere belangenorganisaties.
Ik zal de IGZ vragen de aanbevelingen uit het kortschrift om de transparantie
te vergroten met de sector op te pakken. Het belang van het op basis van wetenschappelijk
onderbouwde gegevens totstandkomen van richtlijnen is evident. Indien er twijfel
is of gaat ontstaan over de integriteit van de richtlijn heeft dit een negatieve
invloed op het draagvlak onder beroepsbeoefenaren. Ik ga er dan
ook vanuit dat NHG en CBO de aanbevelingen van de IGZ ter harte zullen nemen.
Ik zal in overleg met de IGZ bezien of de enquête onder werkgroepleden
en het doornemen en checken van ondertekende verklaringen in het werkplan
2007 ingepast kunnen worden. Daarnaast is het uiteraard zo dat de IGZ in het
reguliere toezicht op het Reclamebesluit geneesmiddelen nagaat of het voorschrijf-
en aflevergedrag van geneesmiddelen niet op onwenselijke wijze door de farmaceutische
industrie wordt beïnvloed.
Tenslotte laat ik uitzoeken in hoeverre het kwantitatieve onderzoek naar
de mate waarin beroepsbeoefenaren conform een richtlijn voorschrijven nu al
uit de verschillende dataverzamelingen te halen is dan wel past in andere
lopende onderzoeken.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink