28 966 Waterketen

Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2010

Op verzoek van uw Kamer doe ik u mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat hierbij een reactie toekomen op het

Position paper van NLingenieurs en de berichten die daarvan het gevolg waren. De strekking van de berichtgeving is dat er bij het rioleringsbeheer miljarden zijn verspild, dat er meer lokaal maatwerk zou moeten komen en dat er in de waterketen beter zou moeten worden samengewerkt.

Er is de laatste tientallen jaren voor circa 20 miljard in de riolering geïnvesteerd. De vervangingswaarde van kapitaalgoederen voor de totale waterketen bedraagt een kleine 100 miljard euro, waarvan 62 miljard de riolering betreft.

Op dit moment wordt per jaar ongeveer 1 miljard in de riolering geïnvesteerd.

Een belangrijk deel van de investeringen heeft betrekking op beheer (waaronder met name vervanging) van de meer dan 100.000 kilometer riolering, die inmiddels in Nederland is aangelegd. Deze investeringen waren en blijven nodig.

Daarnaast is vooral in de afgelopen vijftien jaar een aantal belangrijke problemen aangepakt. Te denken valt aan het terugdringen van overstorten van ongezuiverd afvalwater uit de riolering, de afvalwaterlozingen in het buitengebied en de wijze waarop wij met hemelwater omgaan om droge voeten te houden.

Bij aanpak van deze problemen speelden naast waterkwaliteit en wateroverlast ook andere argumenten een rol, zoals het ontzorgen van de burger in het buitengebied, zodat hij niet zelf het afvalwater hoeft te zuiveren. Het overgrote deel van de gemeentelijke uitgaven, ca. 18 van de 20 miljard, betrof de reguliere onderhouds- en vervangingsinvesteringen. Bij overige investeringen gericht op ondermeer de sanering van lozingen in het buitengebied en mogelijk ook het bereiken van de basisinspanning (een ondergrens voor bergings- en afvoercapaciteit) hebben, vaak onder druk van andere overheden (provincie of waterbeheerder) de gemeenten oplossingen gekozen die mogelijk soberder hadden kunnen worden uitgevoerd. Naar verwachting zou dit enkele procenten hebben gescheeld op het totale bedrag.

In Nederland leven 16 miljoen mensen op een klein gebied, deels onder zeeniveau met een moeilijke bodem en een fijnmazig watersysteem.

Toch zijn we in staat gebleken om onze burgers wat betreft afvalwater en regenwater te ontzorgen. Daarmee staan we wereldwijd in de bovenste regionen en dat voor een relatief lage gemiddelde kostprijs voor een gemiddeld huishouden. Een gemiddeld huishouden betaalt per jaar 166 euro voor riolering, 149 euro voor de afvalwaterzuivering en 132 euro voor drinkwater1.

Op een investeringsbedrag van ongeveer 20 miljard euro is achteraf altijd te constateren dat een deel anders had gekund. Enkele tientallen jaren terugkijkend, is het duidelijk dat bepaalde aspecten van het rioleringsbeheer met de kennis van nu doelmatiger hadden kunnen worden behartigd. Desalniettemin hebben gemeenten en waterschappen met NL-ingenieurs als hun adviseurs het huidige goede kwaliteitsniveau van het waterketensysteem gerealiseerd.

Dat er in dit gehele proces keuzes moesten worden gemaakt, zal duidelijk zijn. Dat daarbij wel eens minder gelukkige keuzes zijn gemaakt op basis van de kennis die men toen bezat, is eveneens duidelijk. Ook de omstandigheden waren toen anders. Gemeenten en waterbeheerders werkten nog nauwelijks met elkaar samen. Deze situatie is de afgelopen jaren, mede door het Bestuursakkoord Waterketen, sterk verbeterd.

Bij brief van 15 januari 2010 aan uw Kamer2 over de voortgang van de uitvoering van het Bestuursakkoord Waterketen heeft de toenmalige Minister van VROM al geconstateerd dat de afgelopen tientallen jaren de focus soms te veel is gericht op maatregelen in plaats van doelen (het middel werd het doel), waardoor er niet altijd is gekozen voor de meest effectieve maatregelen.

De laatste jaren daarentegen zijn er veel samenwerkingsinitiatieven tot stand gekomen. Deze cultuurverandering is in lijn met artikel 3.8 uit de nieuwe Waterwet die uitgaat van het afstemmen van het beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater en niet het eenzijdig opleggen van eisen.

Voorts hebben de VNG en de Unie van Waterschappen zoals in genoemde brief van 15 januari eveneens is gemeld een aantal extra doelmatigheidbevorderende en cultuurveranderende acties afgesproken. De waterschappen zullen bijvoorbeeld het instrument van de zogenaamde aansluitvergunning (de vergunning aan gemeenten om te mogen lozen op het transportsysteem van de waterschappen) niet meer toepassen en zij zullen eveneens zorgvuldig omgaan met het stellen van regels in de KEUR (de verordening met regels voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken).

Kortom: met het beleid van de laatste jaren heeft de doelmatigheidsafweging en cultuurverandering bij het stellen van ambities een belangrijke impuls gekregen.

Doelmatig Waterbeheer

Daar blijft het echter niet bij. We staan in deze tijd van verandering voor belangrijke vraagstukken zoals de noodzakelijke rioleringsvervanging, het inspelen op klimaatveranderingen, het terugdringen van het netto energieverbruik, het oplossen van een toenemend personeelsgebrek en het zorgen voor het behoud van de vereiste hoge kwaliteit van product en dienstverlening. Dat vraagt om een slimme en doelmatige aanpak van de waterketen.

Bij brief van 11 december 2009 heeft het kabinet zijn voornemens rond «Doelmatig waterbeheer» aan u toegezonden.

Dit betreft het hele terrein van het waterbeheer: het watersysteem en de waterketen. In het kabinetsstandpunt werd aangekondigd dat voor 1 april de nadere uitwerking gereed zou zijn. Hierop is door alle partijen hard gewerkt zodat het kabinetsstandpunt op alle punten verder is uitgewerkt en geconcretiseerd.

Onderdeel van deze uitwerking is het feitenrapport «Doelmatig Beheer Waterketen«, dat in opdracht van het Bestuurlijk Overleg Waterketen samen met de koepels is gemaakt en eind maart is gereedgekomen. Hierbij bied ik u dit rapport ter kennisname aan.3 Hetgeen in het feitenrapport staat en wat de koepels hebben aangekondigd te gaan doen, komt voor een deel overeen met de aanbevelingen van NL-ingenieurs. Op onderdelen gaan het rapport en de plannen van de koepels voor wat betreft doelmatigheid verder. Ik ben tevreden met het resultaat.

Het blijkt dat er in de totale waterketen in 2020 een besparing van 550 miljoen euro op het totaal van jaarlijkse kosten van 4,4 miljard euro te realiseren is. Het betreffen maatschappelijke opbrengsten die bij de verschillende partijen in de waterketen neerslaan en die ten goede komen aan burgers en bedrijven door het beheersen van de lokale lasten voor de verschillende schakels in de waterketen.

Om deze besparingen daadwerkelijk te realiseren zijn er ingrijpende veranderingen nodig. Deze zullen zorgvuldig met oog voor regionale en lokale kenmerken moeten worden vormgegeven waarbij een goede afstemming tussen de openbare ruimte en de riolering belangrijk is.

De verandering is gericht op het bundelen van kennis en capaciteit en het verder professionaliseren van het beheer. Daarmee kan onder andere goed opdrachtgeverschap worden gerealiseerd, continuïteit in de uitvoering, voldoende innovatiekracht en klantgerichtheid.

Inmiddels hebben de VNG en de Unie van Waterschappen een belangrijke eerste stap gezet door te kiezen voor een gezamenlijke aanpak voor de afvalwaterketen. Daarbij zal tevens samenwerking met de drinkwatersector worden gezocht.

Het betreft het opzetten van gezamenlijke integrale investeringsprogramma’s en het opschalen van het operationele rioleringsbeheer. Een belangrijk deel van de besparing van 550 miljoen euro, namelijk 380 miljoen euro kan hiermee worden gerealiseerd.

Om dit traject optimaal te faciliteren is een beperkt aantal kleinere aanpassingen in wetgeving vereist, waarop echter niet gewacht hoeft te worden.

Kortom: Wij staan voor grote verbeteringen en verandering op weg naar een grotere doelmatigheid in het waterbeheer, waaronder de waterketen en het verheugt mij dat de betrokken koepels hebben aangegeven de uitdaging te willen aangaan om deze verandering en de daarmee gepaard gaande besparingen ook daadwerkelijk te gaan realiseren. Ik zal mij middels het bestuurlijk Overleg Waterketen inzetten voor het faciliteren van het implementatietraject.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Prijspijl 2009, gecorrigeerd voor belastingen en kostendekkendheid.

XNoot
2

Tweede Kamer 2009–2010, 28 966, nr. 21.

XNoot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven