28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 644 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2020

Op 18 maart 2019 wordt Nederland opgeschrikt door een aanslag in een tram in Utrecht. Er vallen uiteindelijk vier dodelijke slachtoffers en meerdere personen raken (zwaar)gewond. De dader T. is dezelfde dag nog aangehouden en zit inmiddels een levenslange gevangenisstraf uit. De gevolgen van zijn daden zijn groot. Dit geldt in de eerste plaats voor de slachtoffers en nabestaanden voor wie het leed enorm is. Daarnaast heeft deze verschrikkelijke gebeurtenis ook een grote impact gehad op de Nederlandse samenleving.

Gezien de ernst en maatschappelijke impact van deze aanslag en het belang om lessen mee te nemen in toekomstig optreden, heb ik uw Kamer toegezegd om een grondige leerevaluatie uit te zullen laten voeren. Met deze brief informeer ik u over de huidige stand van zaken.

Evaluatieprocessen

Sinds de aanslag is uw Kamer diverse malen geïnformeerd over de voortgang van de evaluaties die de afgelopen periode zijn uitgevoerd1. De evaluaties zien op:

  • A. de beslissingen die zijn genomen ten aanzien van de dader in relatie tot zijn strafrechtelijke verleden;

  • B. de uitwisseling en opvolging van signalen waaruit zou kunnen blijken dat de dader mogelijk geradicaliseerd was; en

  • C. het functioneren van de nationale crisisstructuur.

Eerder hebben ook de politie en de lokale crisisorganisatie de crisisrespons van hun eigen organisatie geëvalueerd:

  • D. samenvatting evaluatie inzet politie schietincident Utrecht;

  • E. leerevaluatie gericht op de multidisciplinaire crisisrespons en op de raakvlakken met partners (uitgevoerd door de gemeente Utrecht).

De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) heeft de bevindingen van de politie (D), de lokale crisisorganisatie over de crisisrespons (E) en de NCTV over de nationale crisisstructuur (C) gevalideerd. U heeft de validaties over de bevindingen van de politie en de NCTV toegestuurd gekregen op 10 december 2019 waarbij u tevens bent geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluaties van het functioneren van de nationale crisisstructuur en over de inzet van de politie (evaluaties C en D)2.

De twee evaluaties A en B zijn de afgelopen periode uitgevoerd en ter validatie aan de Inspectie aangeboden. Evaluatie B is inmiddels gevalideerd door de Inspectie. Op 23 november jl. liet de Inspectie mij weten een aantal vragen te hebben over het evaluatierapport A die de Inspectie zelf in de voorziene overkoepelende analyse zal behandelen door de betrokken organisaties direct te bevragen over een aantal aspecten die in het evaluatierapport over het strafrechtelijk verleden aan bod komen. Ik betreur het dat het onderzoek meer tijd kost dan gedacht.

Gelet op de inhoudelijke samenhang van deze twee evaluaties, hecht ik er aan dat uw Kamer een zorgvuldige overkoepelende analyse kan worden aangeboden die door een kritische, formeel onafhankelijke partij als de Inspectie is aangevuld. Het betekent echter dat meer tijd nodig is voordat het totaalpakket aan evaluatierapporten aan uw Kamer kan worden aangeboden. De Inspectie verwacht haar overkoepelende analyse in de eerste maanden van 2021 af te ronden waarna ik u zo spoedig mogelijk daarna mijn reactie hierop zal toesturen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Op 21 maart 2019 heb ik een eerste reactie gegeven met aanvullende informatie rondom de aanslag in Utrecht (Kamerstuk 28 684, nr. 553). Op 24 april 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de gebeurtenissen op de dag van de aanslag, de aanpak binnen de nationale crisisstructuur en het strafrechtelijk verleden van T. (Kamerstuk 28 684, nr. 559). Tot slot heb ik u op 2 juli 2019 naar aanleiding van de eerste proformazitting geïnformeerd over de evaluaties die momenteel plaatsvinden naar aanleiding van de gebeurtenissen op 18 maart 2019 (Kamerstuk 28 684, nr. 574).

X Noot
2

Kamerstuk 28 684, nr. 590.

Naar boven