28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 250
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 oktober 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en de vaste commissie voor Justitie2 hebben op 30 september 2009 vervolgoverleg gevoerd met minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 15 april 2009 over de notitie «Burgemeester en Veiligheid» (28 684, nr. 212);

– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 28 april 2009 met de kabinetsreactie op het rapport Nationale Ombudsman Feyenoord-Ajax 23 april 2006 (25 232, nr. 56).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Van Leiden

Voorzitter: Leerdam Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Leerdam, Brinkman, Kuiken, Griffith, Çörüz en Anker,

en minister Ter Horst, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Dit is het tweede deel van het AO Burgemeester en veiligheid. Het eerste deel van dit AO vond plaats op 2 september 2009 (kamerstuk 28 684, nr.241). We geven eerst het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zodat zij haar eerste termijn kan afronden.

Minister Ter Horst: Voorzitter. Ik zal proberen om dat zo snel mogelijk te doen. Ik zal de vragen beantwoorden waar ik nog niet aan was toegekomen of die ik heb overgeslagen.

In de eerste plaats was er de vraag van de heer Van Raak: wat is de minister van plan met het voornemen om de burgemeester een grote rol te geven in het formatieproces van het college van B en W? Daar is een debat over geweest in het kader van de staat en de dualisering. De Kamer was vrij terughoudend op dat punt en dat betekent dat het wetsvoorstel een beperkt voorstel zal zijn tot versterking van de positie van de burgemeester. Het gaat om het verbeteren van de informatiepositie van de burgemeester bij de collegevorming. De situatie is nu zo dat de burgemeester vaak in een heel laat stadium hoort wie zijn collega’s worden en wat er in het collegeakkoord zal staan. Het is de bedoeling om hem of haar daar wat nadrukkelijker en eerder bij te betrekken.

De heer Çörüz heeft gevraagd hoe de rol van de gemeenteraad kan worden verbeterd. Die rol is op zichzelf goed verankerd in de Gemeentewet. De burgemeester is verantwoording schuldig aan de raad. De burgemeester moet de raad uit zichzelf alle informatie verschaffen die de raad nodig heeft om zijn controlerende taak te vervullen. Dat staat in de Gemeentewet; de heer Çörüz zal dat herkennen. Daarnaast stelt de raad uiteraard zijn eigen agenda vast. Dit zijn drie aspecten die aangeven dat de rol van de gemeenteraad groot is. Het is echt aan de assertiviteit van de raad om de burgemeester op zijn vestje te spugen en te zeggen dat er over een onderwerp op het gebied van veiligheid gesproken moet worden. Het kabinet heeft dus niet de indruk dat nieuwe bevoegdheden nodig zouden zijn.

De heer Çörüz (CDA): Mag ik gelijk op dit punt even het concrete voorbeeld van het Regionaal College noemen? De minister heeft volkomen gelijk dat het nu formeel goed is geregeld. Bij de lokale inkleuring van de lokale veiligheid zijn de meeste gemeenteraden erg terughoudend. Ze weten niet wat ze kunnen doen en wat hun rechten en plichten zijn. Ze hangen er een beetje bij, gechargeerd gezegd. Wettelijk klopt het, maar hoe kunnen we een en ander meer pushen en promoten?

Minister Ter Horst: Wij zijn bezig met een wetsvoorstel waarin wordt vastgelegd dat de gemeente verantwoordelijk is voor de integrale veiligheid. Ik denk dat dat ook duidelijker zal maken aan gemeenteraden dat zij een bevoegdheid op dat punt hebben en dat het heel verstandig is dat zij die ook gebruiken; de heer Çörüz weet dat ik het daarin met hem eens ben. Het is onzin dat de gemeenteraad ten aanzien van veiligheid geen rol zou hebben. De raad heeft in de eerste plaats een rol bij het functioneren van de burgemeester, want ondanks het feit dat die een eigenstandige bevoegdheid heeft op het gebied van veiligheid, kan de gemeenteraad de burgemeester altijd ter verantwoording roepen, ook op dat deel van zijntaak. In de tweede plaats heeft de gemeenteraad een verantwoordelijkheid in het integraal veiligheidsbeleid, dat alles behelst wat meer is dan de eigenstandige bevoegdheid van de burgemeester. Nog even los van wat via politieke partijen kan gebeuren om gemeenteraadsleden erop te wijzen en van wat de VNG kan doen – gemeenteraadsleden kunnen ook lid zijn van de VNG – komt er dus een wetsvoorstel als derde mogelijkheid om de rol van gemeenteraden duidelijk te maken.

Ook mevrouw Griffith vroeg naar de rol van de gemeenten, met name op het punt van het wetsvoorstel regierol gemeenten. Dat wetsvoorstel zal dit najaar aan de Kamer worden gezonden. Ik vertelde al wat er in het wetsvoorstel staat. De Kamer kan het dit najaar verwachten.

Mevrouw Griffith (VVD): Wat we nu al weten over de rol van gemeenteraadsleden, is bekend. Ik heb heel grote zorgen over de capaciteiten en over het feit dat gemeenteraadsleden vaak niet weten over welke bevoegdheden ze beschikken. Ik vind dit antwoord dus toch een beetje te mager, kijkend naar het wetsvoorstel dat we nog moeten krijgen. Ik pleit voor een echte versterking van de rol van gemeenteraadsleden en ik vraag de minister dus om zich daarin te verdiepen. De gemeenteraadsleden weten dat de bevoegdheden er zijn; iedereen weet het en toch wordt er onvoldoende gebruik van gemaakt. De minister zegt nu dat de gemeenteraadsleden wel op het vestje van de burgemeester kunnen spugen, maar dat is voor mijn fractie onvoldoende. Omdat wij als landelijke politiek vaak lokale onderwerpen opnemen en er in de Tweede Kamer over praten, zou ik graag willen dat we van onderaf proberen om de gemeenteraadsleden hun daadwerkelijke rol te laten vervullen. Dat is oprecht ter versterking van de democratie. Het alleen hebben vastgelegd in de wet is echt onvoldoende. Ik kom uit de praktijk en ik merk dat men het echt niet weet.

Minister Ter Horst: Ik ben het met mevrouw Griffith eens en ik wil alles doen om er via de bestaande kanalen bij te helpen dat gemeenteraadsleden hun formele rol beter kennen en weten hoe ze die moeten vormgeven. Wij subsidiëren de VNG bij de opleiding van gemeenteraadsleden en omdat wij een beetje geld geven, hebben we ook een titel. We kunnen de VNG dus oproepen om aandacht te besteden aan de rol van gemeenteraadsleden op het punt van de veiligheid. Ik denk dat dit het beste is om te doen. Verder zijn we bezig met het handboek openbare orde voor burgemeesters, waarin we de rol van de gemeenteraad natuurlijk kunnen vastleggen. Dat is dan vooral voor de burgemeesters, maar dan kunnen zij er in ieder geval rekening mee houden dat de gemeenteraad ook een rol heeft. Dat zal er waarschijnlijk ook bij helpen om het rollenspel tussen burgemeester en gemeenteraad op het punt van de veiligheid goed vorm te geven.

De heer Pechtold heeft gevraagd of er cijfers zijn van gemeenten waar het voorzitterschap van de raad aan de burgemeester is ontnomen. Nee. De Gemeentewet schrijft dringend voor dat de burgemeester voorzitter van de raad is. Er zijn geen cijfers over bekend. Het voorzitterschap van de raad kan ook niet aan de burgemeester worden ontnomen, want hij moet voorzitter van de raad zijn.

Mevrouw Kuiken vroeg of een commissie Stiekem kan worden ingesteld op gemeentelijk niveau. De Gemeentewet biedt de ruimte om zo’n commissie in te stellen; dat is terug te vinden in artikel 82 en artikel 84 van de Gemeentewet. Overigens kunnen ook, gemakkelijker dan op rijksniveau overigens, commissievergaderingen en raadsvergaderingen in beslotenheid plaatsvinden. De vraag is of gemeenteraden behoefte hebben aan een commissie Stiekem zoals wij die op rijksniveau hebben, omdat zij wat makkelijker besloten commissievergaderingen kunnen doen plaatsvinden waarbij sprake is van geheimhouding.

De heer Pechtold heeft gevraagd naar het tijdelijke huisverbod. Op het tijdelijke huisverbod volgt toch vaak een strafrechtelijk traject? Wat is het oordeel van de minister over deze verwevenheid? De minister van Justitie en ik hebben bij de totstandkoming van de wet juist met elkaar afgesproken dat er een rol is voor de officier van justitie en voor de burgemeester. De rol van de officier van justitie is er op het moment dat er daadwerkelijk sprake is van strafbare feiten. Er bleek juist dat vaak in de voorfase iedereen zag aankomen dat er geslagen zou gaan worden en er dan geen mogelijkheid was voor justitie om in te grijpen, omdat er nog geen sprake was van een strafbaar feit. Daarom is die bevoegdheid aan de burgemeester gegeven. Het kan zijn dat er alsnog sprake is van een strafbaar feit en dat de kwestie via het strafrechtelijke traject wordt afgewerkt. Begin volgend jaar praat ik met de burgemeesters over hun ervaring met de Wet tijdelijk huisverbod. We kunnen dan in een bestuurlijke conferentie daarop terugkijken. Dat zal ons ook informatie opleveren over de werking in de praktijk.

Er is gevraagd of preventief fouilleren op drugs is meegenomen in de nota Burgemeester en Veiligheid. Ja, op pagina 15 van de nota staat de mogelijkheid van preventief fouilleren op drugs. Die zal verder worden onderzocht. Ook in het fenomeenonderzoek Hoek van Holland zullen wij dit onderwerp meenemen, voornamelijk om te bekijken of drugsgebruik een rol speelde bij de relschoppers.

De heer Çörüz heeft gevraagd naar de bestuurlijke ophouding. Hoe kan het toch dat het middel van bestuurlijke ophouding nog steeds niet is toegepast? Bestuurlijke ophouding is een vorm van bestuurlijke vrijheidsbeneming op grond van de Gemeentewet, die in uitzonderlijke gevallen bij wanordelijkheden kan worden toegepast. Het middel is verbonden aan een aantal randvoorwaarden zoals waarschuwing vooraf, inzet van het middel als vervolg op gemeentelijk noodrecht, duur van de ophouding en administratieve voorzieningen op de ophoudlocatie. Dat maakt het middel in de praktijk minder effectief. Bij mijn weten is het ten minste twee keer in Nederland toegepast, maar ik ken de aantallen niet helemaal. Er wordt gedacht over doorontwikkeling van de bevoegdheid bestuurlijke ophouding. Dat wordt weer meegenomen in het fenomeenonderzoek Hoek van Holland. Ik denk echter dat de heer Çörüz zijn vraag stelde in relatie tot het wetsvoorstel voetbalvandalisme en extreme overlast, om juist maatregelen te bedenken die wat makkelijker toepasbaar zijn. Dat is de reden van het wetsvoorstel en onderdelen daaruit. Die zijn wat makkelijker toepasbaar dan het middel van bestuurlijke ophouding.

Er is gevraagd naar het afwegingskader. Wanneer grijpt de burgemeester in en wanneer het OM? Dat gaat over het wetsvoorstel voetbalvandalisme en ernstige overlast. Ook daarin ligt de bevoegdheid én bij het OM, én bij de burgemeester. Dat hebben wij ook onderkend. Beide kunnen optreden en de afspraak is dat er altijd even overleg zal plaatsvinden over de vraag wie zal optreden, de burgemeester of de officier van justitie. Zo wordt voorkomen dat men op elkaar zit te wachten of, erger nog, dat beiden gaan optreden.

De heer Çörüz (CDA): De minister gaat heel snel door de vragen heen. Dat is te waarderen. Ik heb nog een opmerking over het bestuurlijk ophouden. Dat middel is gebruikt bij de Eurotop in 1997 en bij een wedstrijd van PSV in Almelo in augustus 2003.

Minister Ter Horst: Volgens mij is het ook een keer in Nijmegen toegepast, ook bij een wedstrijd met Poolse voetbalsupporters. Die zijn bestuurlijk opgehouden en dat was erg nodig.

De heer Çörüz (CDA): Twee of drie keer in elk geval, maar zegt de minister nu dat ze de regels gaat vereenvoudigen opdat het middel makkelijker kan worden toegepast? Zo begrepen wij het aan deze kant een beetje. Ik heb het even nagelezen. Het is zo ingewikkeld en je moet aan zo veel voorwaarden voldoen. Daardoor kom je bijna niet toe aan de toepassing van de wet en dat zou toch zonde zijn.

Minister Ter Horst: Ik begrijp wat de heer Çörüz bedoelt. Hij kent mij als iemand die de neiging heeft om het pragmatisme soms de boventoon te laten voeren boven het principiële. Er is echter wel sprake van vrijheidsberoving. In feite zeg je tegen mensen: je was op weg naar x en wij bepalen nu dat jij niet naar x mag, maar dat je tijdelijk ergens anders wordt opgehouden. Daar zijn waarschijnlijk grondrechten bij in het geding en we moeten er dus zorgvuldig mee omgaan. Ik ben het met de heer Çörüz eens dat we ervoor moeten zorgen dat het middel adequaat kan worden ingezet, maar ik wil niet de kant op dat het zo makkelijk ingezet kan worden dat het elke dag gebeurt. Dat is de reden waarom wij er in het wetsvoorstel voetbalvandalisme en extreme overlast voor hebben gezorgd dat er andere mogelijkheden zijn voor gevallen waarin de bestuurlijke ophouding niet kan worden toegepast, bijvoorbeeld het samenscholingsverbod of het gebiedsverbod. Die maatregelen zijn echt makkelijker toe te passen dan bestuurlijke ophouding. Ik wil best nog eens bekijken of het mogelijk is om de maatregel van bestuurlijke ophouding tot een snellere toepassing te laten leiden zonder dat aan de grondrechten van mensen wordt getornd, maar of dat iets oplevert, kan ik niet op voorhand zeggen.

De heer Çörüz (CDA): Ik ga daar wel van uit, want de minister schrijft op pagina 15 dat een lichte vorm van bestuurlijke ophouding wordt onderzocht.

Minister Ter Horst: Ja, dat zeg ik de Kamer ook toe, maar we hebben rekening te houden met de grondrechten. Ik doe het echter graag. De heer Çörüz weet dat ik wat dit betreft geheel op zijn lijn zit.

De heer Brinkman (PVV): Ik ben benieuwd naar de lichte vorm van bestuurlijke ophouding. Wordt daarbij ook de mogelijkheid meegenomen om de bevoegdheid te delegeren aan de politie?

Minister Ter Horst: Als dat echt tot een versnelling van het proces zou leiden, kunnen wij daarnaar kijken. Het feit dat de burgemeester eraan te pas komt, geeft al aan dat bestuurlijke ophouding als een zwaar middel wordt gezien. Als wij er dus in slagen om een lichte vorm te creëren, acht ik niet uitgesloten dat de politie die kan toepassen. Die twee dingen hangen vaak met elkaar samen.

Mevrouw Griffith heeft gevraagd of het waar is dat enkele burgemeesters er niet op zitten te wachten om van justitie een seintje te krijgen als ex-gedetineerden op vrije voeten komen. Dit is een heel ingewikkeld onderwerp, dat je niet even in twee minuten door exerceert. Er zijn burgemeesters die zeggen: ik wil het weten, omdat ik de veiligheid van mijn burgers wil garanderen en omdat ik in mijn hemd sta als het naar buiten komt en ik het niet weet. Dat is de ene kant van de zaak en die is heel begrijpelijk. De andere kant is echter: als je het weet als burgemeester, wat moet je dan met die wetenschap? Dat leidt er bij sommige burgemeesters toe dat zij zich afvragen of ze het eigenlijk wel moeten willen weten. De Kamer weet dat er een proef is gestart in vijftien gemeenten. De bedoeling was volgens mij om te kijken naar de uitvoerbaarheid, maar ik neig ernaar om ook te bekijken – dat kan altijd met een proef – of de burgemeesters van de vijftien gemeenten blij zijn met het feit dat zij die informatie hebben gekregen. Met «blij» bedoel ik dat het niet alleen gaat om «nice to know», maar ook om «need to know» en dat de burgemeesters weten wat ze met de informatie moeten doen. Ik zal dus ook aan mijn collega van Justitie vragen om samen te kijken naar de wenselijkheid van het doorvoeren hiervan in heel Nederland.

Mevrouw Griffith (VVD): Juist omdat de rol van de burgemeester in de openbare orde en veiligheid steeds sterker wordt, is het van belang dat de burgemeester als een soort eerste burgervader kan optreden. Om de burgers te beschermen, is het heel belangrijk om te weten wat we met de informatie doen. Geven we die wel of niet aan de burgemeester? Ik zou het betreuren als een deel van de burgemeesters in Nederland het wel doet en een ander deel niet.

Minister Ter Horst: Nee, dat kan inderdaad niet.

Mevrouw Griffith (VVD): Dan hangt het ervan af in welke gemeente je woont. Ik vind dat we daarin één lijn moeten trekken, juist met het oog op bescherming van de burger.

Minister Ter Horst: Ik vind dat je het niet afhankelijk moet laten zijn van de wens van de burgemeester om de informatie te krijgen. Ik vind wel dat we wat betreft het al dan niet doorvoeren voor een belangrijk deel moeten luisteren naar wat de burgemeesters vinden, met name de burgemeesters van die vijftien gemeenten. Dat moet zeker worden betrokken bij ons besluit. Als het besluit echter eenmaal is genomen, moet het gelden voor alle burgemeesters. Het is goed dat wij en zij van tevoren weten dat het voor iedereen gaat gelden.

De heer Pechtold heeft gevraagd naar RID-informatie. Wanneer is er sprake van een voorspelbare dreiging van een ernstige verstoring van de openbare orde? Misschien is het goed om nog eens te zeggen dat de RID een onderdeel van de politie is en dus ook valt onder het gezag van de burgemeester als de RID onderzoek doet naar dreiging van ernstige verstoring van de openbare orde. De RID zal de burgemeester in dat geval altijd informeren. «Voorspelbaar» is het wanneer het feitencomplex duidt op een dreigende verstoring van de openbare orde. Dit had ik zonder dit antwoord echt nooit kunnen zeggen! De informatie kan bijvoorbeeld door informanten worden verstrekt. Dit was volgens mij naar aanleiding van de gebeurtenissen in Hoek van Holland. Er zijn ook mensen die gesuggereerd hebben dat de AIVD hier een rol in zou kunnen krijgen of al heeft. Ik denk dat het goed is om hier te zeggen dat dit echt een taak is van de RID. De politie heeft de taak om informatie te verzamelen die aanwijzing zou kunnen geven voor een dreigende verstoring van de openbare orde. Dat is geen taak voor de AIVD. Die komt alleen aan bod bij een bedreiging van de nationale veiligheid. De openbare orde hoort absoluut thuis bij de RID en dus bij de politie. De politie rapporteert aan de burgemeester.

De heer Çörüz heeft gevraagd hoe het zit met de informatiepositie van de burgemeester. Binnen het college krijgt de burgemeester als het goed is de informatie die hij nodig heeft van de wethouder voor zorg. De burgemeester en wethouders zijn collegiaal bestuur; dat hoef ik de heer Çörüz niet te vertellen. De burgemeester krijgt in het wetsvoorstel centrum jeugd en gezin doorzettingsmacht in ernstige gevallen. Hij krijgt dan waarschijnlijk ook zijn informatie van instellingen. Het gaat erom dat de burgemeester de informatie kan krijgen die hij in het kader van zijn taak ter handhaving van de openbare orde en veiligheid nodig heeft. Ik weet niet of dit een antwoord is op de vraag van de heer Çörüz.

De heer Çörüz (CDA): Nee.

Minister Ter Horst: Nee, ik geloof het ook niet. Stelt u de vraag nog maar een keer, dan probeer ik het nog eens.

De heer Çörüz (CDA): De burgemeester krijgt bijvoorbeeld de dagrapporten van de politie. Ik laat me vertellen dat dit niet altijd gebeurt. Vooral in kleine gemeenten schermen gemeenten die rapporten af uit privacyoverwegingen. Er kan bovendien een ander conflict zijn. Als de wethouder voor zorg in verband met jeugdzorg et cetera zegt dat hij een andere toko heeft en daarin te maken heeft met privacyregels, kan de burgemeester in een conflictsituatie komen. We hebben hem of haar immers de taak gegeven om door te pakken in de jeugdzorg. Enerzijds is er dus het niet geven van informatie en anderzijds het oplopen tegen privacybescherming, omdat de wethouder hetzelfde dossier vanuit een andere invalshoek benadert.

Minister Ter Horst: Ik weet niet of dit spijkers op laag water zoeken is. Misschien heeft de heer Çörüz gelijk en kan het laatste probleem zich in de praktijk voordoen, maar dat zou mij verbazen. Er is sprake van collegiaal bestuur. Volgens mij mag een wethouder dus informatie, als hij die heeft, delen met de burgemeester. Ik weet ook zeker dat de burgemeester zijn taak alleen goed kan uitvoeren als hij over die informatie kan beschikken. De burgemeester gebruikt die informatie als hij moet ingrijpen op grond van zijn wettelijke bevoegdheid. Als instellingen niet doen wat ze moeten doen, kan de burgemeester tegen één bepaalde instelling zeggen dat zij de verantwoordelijkheid moet nemen. Daarvoor moet hij de informatie van de instellingen krijgen en dus mag hij ook over die informatie beschikken. Als daar een wettelijke belemmering voor is, moeten we ervoor zorgen dat die onmiddellijk uit de weg wordt geruimd. De heer Çörüz vraagt het niet voor niets. We zullen dus nagaan of dit punt in het wetsvoorstel centrum jeugd en gezin voldoende is geregeld.

Dan de dagrapporten. Er is een tijd lang onduidelijkheid geweest over de vraag of de politie alle informatie mag delen met de burgemeester. Op grond van artikel 4 van een of andere wet werd gezegd dat dit niet mocht. Dat is dus echt flauwekul; dat is tot uit den treuren uitgezocht. Er is geen enkele belemmering om alle informatie waarover de politie beschikt, met de burgemeester te delen. Als de burgemeester de dagrapporten niet krijgt en hij wil ze hebben, kan hij de politie gewoon opdragen om de rapporten te geven.

De heer Brinkman (PVV): Over het eerste punt van de heer Çörüz wil ik zeggen dat hetzelfde probleem ook speelt bij veelplegerstrajecten voor jeugdigen. Daar is jeugdzorg ook bij betrokken en is de gemeente vaak leidend. Je hoort er dezelfde geluiden over. Misschien is het dus handig om de gemeenten duidelijk te maken dat er geen wettelijke belemmeringen zijn. Er schijnen zelfs af en toe convenanten te moeten worden afgesloten, waarmee allerlei juridische barrières worden opgeworpen, waardoor bijvoorbeeld jeugdzorg zijn informatie niet wil delen. De politie wil vervolgens haar informatie ook niet aan jeugdzorg geven. Misschien is het goed om dat verschijnsel eens bij de kop te pakken.

Minister Ter Horst: Je hoort nog wel eens dat privacybescherming ten onrechte als argument wordt gebruikt om informatie niet te delen. De heer Brinkman heeft helemaal gelijk. Op operationeel niveau is alles heel goed geregeld. Dat betekent dat uitwisseling van informatie over individuele cliënten in de verbanden waarin men bij elkaar zit, geregeld is en dus mag plaatsvinden. Dat is helder. Dan blijft nog het bestuurlijke puntje van de heer Çörüz. We zullen bekijken of er een daadwerkelijke wettelijke belemmering is. Als dat zo is, moeten we het corrigeren.

Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Hoek van Holland heeft de heer Çörüz gevraagd of het aantal schietincidenten bij evenementen is toegenomen. Ook dat had ik de vorige keer niet uit mijn hoofd geweten, maar nu wel. Blijkens gegevens van de Rijksrecherche waren er 14 schietincidenten in 2006, 21 in 2007 en 23 in 2008. Er is dus inderdaad sprake van een stijging, licht of zwaar; het is maar hoe je het wilt zien.

De heer Pechtold heeft gevraagd wat het Rijk doet aan informatievoorziening aan burgemeesters van de gemeenten die niet bij de G31 horen. Wij doen aan informatievoorziening via expertmeetings, via het geven van voorlichting en via professionalisering. Er is ook regelmatig overleg met de kleinere gemeenten die niet behoren tot de G4 of de G31 maar die wel problemen hebben, zoals Gouda, Ede en Culemborg. We zorgen er dus voor dat ook de kleinere gemeenten, die niet in G31-verband opereren, goed worden geïnformeerd over de instrumenten voor de openbare orde die de burgemeester heeft. Uiteraard zal ook het handboek straks aan iedereen ter beschikking worden gesteld.

Hoe wordt toepassing van bevoegdheden verder bevorderd? Komen er burgemeestersklasjes? Dat vroegen de heer Brinkman, mevrouw Griffith en mevrouw Kuiken. Als dat nodig is, doen we het. Ook het Nederlands Genootschap van Burgemeesters heeft als rol om de burgemeesters te professionaliseren. Dat betekent dat het genootschap zijn rol oppakt en cursussen organiseert als er nieuwe bevoegdheden bijkomen. Ik zie ook dat het genootschap dat doet. En uiteraard mag ik weer verwijzen naar het handboek, waar ook veel aan kan worden ontleend.

Mevrouw Kuiken vroeg of we niet op een andere wijze de kennis over openbare orde en veiligheid kunnen bundelen, bijvoorbeeld via de politieregio. Het gaat immers om schaarste aan capaciteit. Ja, dat kan wel. De vraag is of wij dat moeten willen regelen van hieruit. Er zijn politieregio’s die op dit punt een schakelfunctie vervullen, bijvoorbeeld in Brabant-Zuid-Oost. Daar doen de gemeenten en de politieregio het samen. Er zijn dus goede voorbeelden in het land. Dat zei mevrouw Kuiken ook al, geloof ik. Ik ben er groot voorstander van om dat in andere delen van het land ook te doen, maar ik zie niet goed hoe we het kunnen opleggen. Je zou toch verwachten dat alle gemeenten van elkaar willen leren en wat veiligheid betreft, is de politieregio een goede plek om dat te doen.

De heer Van der Staaij vroeg wat er is gedaan met de aanbeveling uit het COT-rapport dat aan burgemeesters meer bekendheid moet worden gegeven over hun bevoegdheden. Het rapport is aan alle burgemeesters verstrekt. In sessies die door het Nederlands Genootschap van Burgemeesters zijn gehouden, is het bevoegdhedenpakket aan de orde geweest. Het ministerie van BZK heeft ook nadien in de lijn van de motie-Van Geel expertsessies georganiseerd. Ook het genootschap heeft samen met BZK een op de praktijk toegespitst handboek in voorbereiding.

De heer Van der Staaij heeft ook gevraagd naar de visie van het kabinet op de verdere ontwikkeling van het burgemeestersambt. Dat is me toch een vraag zeg! Mijn hemel. Ik heb hier staan: het is een typisch vrouwenambt. Jammer, de heer Van der Staaij is er niet. Ik denk aan multitasking. Ik weet niet of iedereen het met mij eens is, maar mijn analyse is dat er, sinds er niet meer wordt gepraat over de aanstellingswijze van de burgemeester, meer ruimte is gekomen om te praten over de inhoud van de functie. Ik weet niet of het één oorzaak was en het ander gevolg of andersom, maar ik constateer het in ieder geval. Ik ben daar blij mee. Ik ben blij dat we vooral praten over de inhoud. Van wat er nu aan bevoegdheden is, kunnen we zeggen dat het vooralsnog genoeg is. Als er zich bijzondere omstandigheden voordoen, gaan we daar opnieuw naar kijken. Ik denk dat de discussie in de toekomst erg zal gaan over de kwetsbaarheid van het ambt en hoe we erin kunnen voorzien dat de burgemeester de positie houdt die hij heeft. Niet omdat het ambt van burgemeester kwetsbaarder is geworden, want dat geldt voor alle politieke functies. Ik weet niet hoe de Kamerleden ertegen aankijken, maar mijn beeld is dat de burgemeester in Nederland bovenaan staat wat betreft beoordeling en waardering. Ik denk dat er veel aan gelegen is om ervoor te zorgen dat hij in het openbaar bestuur bovenaan blijft staan. We moeten de burgemeester op gebieden waarop hij kwetsbaar is, uitrusten met capaciteiten, niet met bevoegdheden, om zijn of haar mannetje te staan in de daadwerkelijk kwetsbaarder geworden wereld. Ik denk dat dat een belangrijk onderwerp wordt. Ik denk niet dat de aanstellingswijze van de burgemeester nooit meer aan de orde zal komen. Het zal deze periode nog wel uitduren, maar het zal er in de volgende weer over gaan. De Kamer kent mijn belangstelling voor de samenstelling van het burgemeesterscorps. Dat onderwerp zal, zo lang ik verantwoordelijk ben, zeker de aandacht krijgen. Ik zeg niet dat het goed komt, zoals ik iemand hoor opmerken; ik zeg dat het aandacht zal krijgen. Ik las vandaag iets in de krant over 40% ...

Mevrouw Griffith (VVD): Er waren inderdaad meer mensen die gevraagd hadden om een verdiepingsslag. De minister is daar de vorige keer ook op ingegaan, net als op de visie. Ik denk dat het daarmee te maken heeft. Ik sprak in mijn eerste termijn mijn teleurstelling uit over het ontbreken van de verdiepingsslag. Het bleef een beetje hangen op de bevoegdheden. Ik zou graag van de minister willen weten hoe zij ervoor wil zorgen dat de burgemeesters hun mannetje of vrouwtje zouden kunnen staan. Dat hoeft niet nu; het kan misschien ook een andere keer, maar daar gaat het natuurlijk om. Als de verantwoordelijkheid van de burgemeester voor de openbare orde en veiligheid en het integraal veiligheidsplan steeds toeneemt, moet je daar een visie op hebben. Hoe verankeren we dat? Hoe zorgen we ervoor dat de rol van de gemeenteraad wordt versterkt? Die algemene visie misten wij. Ik denk dat de heer Van der Staaij daar ook op doelde. Ik begrijp dat je soms meer sessies nodig hebt om vast te stellen welke kant je op gaat en ik zou die verdiepingsslag graag willen zien.

Minister Ter Horst: De vraag is of op de door mevrouw Griffith genoemde terreinen een verdiepingsslag nodig is. Ik waag namelijk te betwijfelen dat er sprake is van een zodanige uitbreiding van de taken van de burgemeester op het gebied van de openbare orde en veiligheid en de integrale veiligheid dat dit nodig is. Als we het moeten doen, dan moeten we het doen, maar de integrale veiligheid bijvoorbeeld is niet iets van gisteren. Het maken van plannen voor integrale veiligheid is al tien jaar aan de orde in gemeenten. In de ene gemeente wat meer dan in de andere, dat geef ik toe. De grote gemeenten lopen daarbij voorop. Ik weet dus niet of het juist op die terreinen nodig is om een verdiepingsslag te maken. Ik ben het met mevrouw Griffith eens dat gemeenteraden hun beentje moeten bijtrekken, maar of de burgemeester nu ook zijn beentje principieel moet bijtrekken, dat weet ik niet. We helpen hem erbij en ik heb de handboeken genoemd, maar of dat moet gebeuren, dat geloof ik eigenlijk niet zo. In mijn waarneming is het zo dat de verdiepingsslag met name zit op het punt dat ik probeerde aan te raken, namelijk de wijze waarop je als burgemeester omgaat met ontwikkelingen in de samenleving waarbij de burgemeester niet meer de burgervader is en het voldoende is dat hij zich van bepaalde representatieve en burgervaderlijke taken kwijt, maar hij bij conflicthantering in staat is om in het ingewikkelde krachtenspel waarin we tegenwoordig leven, het hoofd boven water te houden. Dat is voor mij meer dan openbare orde en veiligheid. Als het mevrouw Griffith daarom gaat, zitten we gelukkig op één lijn en kan ik haar het volgende zeggen. De commissarissen van de Koningin zijn samen met de Nederlands Genootschap van Burgemeesters bezig met het ontwikkelen van een visie op het burgemeesterschap. Die visie gaan zij aan mij overhandigen. Ik vind het goed als dat van onderaf komt; ik hoop dat de Kamer dat met mij eens is. In mijn reactie op die visie kan de Kamer zien wat de opvatting van het kabinet is over dat onderwerp.

Mevrouw Griffith (VVD): Het is de moeite waard om hierover door te praten. Kunnen wij de visie krijgen, samen met het kabinetsstandpunt, zodat we er verder over kunnen doorpraten?

Minister Ter Horst: Zeker.

Mevrouw Griffith (VVD): De minister zegt namelijk dat het gaat om het krachtenveld. Dat ben ik met haar eens en dat vraagt ook om bepaalde capaciteiten. De minister sprak over capaciteiten om zijn of haar mannetje te staan. Overigens noemde ik openbare orde en veiligheid omdat die de kerntaak van de burgemeester omvatten, ook binnen het Regionaal College. De hulpverlening wordt natuurlijk voor een deel door de politie gedaan, maar het wordt steeds belangrijker dat een burgemeester vroegtijdig signaleert wat er moet gebeuren in een bepaalde wijk en op welke manier hij politie en OM moet aansturen. In mijn inbreng heb ik gesproken over de manier waarop een burgemeester van een kleinere gemeente binnen het krachtenveld van het Regionaal College kan opereren. Als het gaat om de politiesterkte overwinnen namelijk vaak de grotere gemeenten. De «kleine» burgemeester stuurt vervolgens brieven naar de Kamer: ik heb mijn best gedaan, maar helaas, Den Haag gaat erover. Ik zou dus graag in alle openheid met de minister constructief willen nadenken over een manier om door te praten over de visie.

Minister Ter Horst: Ik krijg de indruk dat ook de burgemeesters van de grote gemeenten zich wel eens wenden tot de Kamer, maar misschien vergis ik me daarin. Er zijn meer burgemeesters van kleine gemeenten in een Regionaal College dan burgemeesters van grote gemeenten, dus zij kunnen echt een vuist maken. Belangrijker dan dit formele punt is echter dat we het hebben over de capaciteiten die horen bij de huidige eisen die worden gesteld aan het burgemeesterschap. Welke capaciteiten moet je hebben om te kunnen voldoen aan de eisen die tegenwoordig aan het burgemeesterschap worden gesteld? Ik ben nooit zo’n voorstander van profielschetsen, omdat daar meestal onmiddellijk overheen gestapt wordt nadat ze geschreven zijn, maar in dit geval moeten we eens expliciteren aan welk profiel een burgemeester volgens ons zou moeten voldoen. Dat is nu van belang omdat het profiel echt aan het veranderen is. Het profiel van een burgemeester van nu is anders dan het profiel van een burgemeester van tien of twintig jaar geleden. Ik wil daar graag met de Kamer over spreken en ik ben uiteraard ook bereid om de visie met of zonder reactie van het kabinet aan de Kamer te sturen. Het hangt er een beetje van af hoe de visie wordt aangeboden. Ik ga ervan uit dat we erover spreken wanneer de reactie van het kabinet er ligt.

De heer Anker (ChristenUnie): Het is allemaal goed wat ik hoor, maar het loopt wel een beetje weg van waar wij het een paar weken geleden in het eerste deel van dit AO over hebben gehad. Dat is het lastige van zo’n lange pauze. De notitie die hier nu ligt is aan ons en aan het genootschap beloofd om te bespreken wanneer we het zouden hebben over het uitbreiden van de openbare-ordebevoegdheden van de burgemeester. Op dat moment zou er een visie moeten liggen op de vraag: waar eindigt het ongeveer? Er is toen met de burgemeesters afgesproken dat een aantal bevoegdheden zouden worden toegevoegd, waarna er een moment zou zijn waarop we zouden bekijken waar we staan. Deze visie vonden wij daarvoor eigenlijk allemaal veel te licht. Er wordt beschreven hoe de situatie nu is. De burgervader moet langs het voetbalveld staan, staat er bijvoorbeeld in. Dat is allemaal hartstikke mooi, maar het geeft niet het echte toekomstbeeld waar mevrouw Griffith ook naar vroeg. Dat was de vorige keer het brede gevoelen bij de commissie: is dit nu iets waar we mee verder kunnen? Het gaat dus niet om wat wij van een burgemeester verwachten, maar om wat wij van het burgemeestersambt verwachten. Ik krijg namelijk ook de klacht van burgemeesters die zeggen: hoe meer bevoegdheden ik krijg, hoe hoger de verwachtingen van mij worden. Zij moeten even een tijdelijk huisverbod doen en even dit en even dat, maar dat begint te wringen.

Minister Ter Horst: Wij hebben geprobeerd om in de nota Burgemeester en Veiligheid in ieder geval de huidige bevoegdheden vast te leggen. Ik heb ook duidelijk gezegd dat er geen nieuw beleid in zat. De Kamer vraagt vervolgens waar de visie is voor wél nieuw beleid en dat begrijp ik wel. De vraag is of er nieuw beleid is. Ik hoor de Kamer namelijk ook zeggen dat op het terrein van openbare orde en veiligheid, dat in feite de kern is van de activiteiten van de burgemeester, geen nieuwe bevoegdheden nodig zijn, afgezien van de bevoegdheden die we hadden afgesproken. Op dat punt is er dus eigenlijk geen ontwikkeling van het burgemeestersambt. Ik noem zelf iets waarvan ik wel denk dat het ambt op dat punt is ontwikkeld en waarvan het nodig is dat we er ons standpunt over bepalen. Dat is breder dan de openbare orde en heeft meer te maken met de vraag hoe de burgemeester staat in de huidige samenleving. Ik hoop dus dat ook de heer Anker wil zien dat de visie waar het kabinet straks mee komt, de verdiepingsslag is waar de Kamer om vraagt. Nee, zo te zien wil hij dat niet.

De heer Anker (ChristenUnie): Nee, want de commissarissen komen met een visie en de minister gaat daarop reageren. Zij heeft de vorige keer gezegd dat zij verwacht dat dit het nu wel zo’n beetje is. De vier bevoegdheden die erbij zouden komen en die we inmiddels in wetgeving hebben vastgelegd, zijn echter volgens mij nog niet eens allemaal door de Eerste Kamer heen. In deze notitie stonden er alweer een aantal extra bij ...

Minister Ter Horst: Nee, dat is echt niet waar. Ik wil dat echt zeggen ...

De heer Anker (ChristenUnie): Ik was nog niet helemaal klaar. Het blaaspijpje is er de afgelopen week ook bijgekomen. Ik vind dat een hartstikke leuk idee; dat is het punt niet, maar ik hoor ook in de Kamer nogal eens zeggen: dit moet de burgemeester ook maar doen. Ik vind dat we daar wel een hekje omheen moeten zeggen. We moeten bepalen wat wel bij de burgemeester hoort en wat niet. Mijn angst is namelijk dat we hem op deze manier aftanken met bevoegdheden.

Minister Ter Horst: Ik begrijp wat u zegt. Daar hebt u ook gelijk in. Overigens komen veel van de genoemde zaken eerder bij de politie terecht dan bij de burgemeester. Dat is ook de reden waarom ik bij de afspraken die ik met de korpsbeheerders heb gemaakt, heb gezegd dat er, als er nieuwe bevoegdheden bijkomen voor de politie, ook geld bij zou moeten komen. Ik ben blij dat ik dat hier nog eens mag zeggen. Ik geloof dat de Kamer binnenkort spreekt over het kraakverbod.

Mevrouw Griffith (VVD): Dat hopen wij! Minister Ter Horst: Ik wacht dan ook belangstellend af of er bij Kamer en kabinet de realisatie is dat wanneer je zegt dat er een kraakverbod moet komen anders dan we nu hebben, dat ook betekent dat er iemand moet zijn die het uitvoert. Dat zal niet de burgemeester zijn, maar de politie. We hebben voor nu duidelijk begrensd wat de bevoegdheden zijn die de burgemeester erbij krijgt. Daarom ben ik ook niet buiten het boekje gegaan van het bestuursakkoord dat met de VNG is gesloten. Ik ben wel met u eens dat de neiging bestaat, ook bij mij en de Kamer, om te zeggen: zou de burgemeester die bevoegdheid er niet bij moeten krijgen? Daar moeten wij op letten, maar als u het mij toestaat, stel ik wel een tegenvraag: waarom stellen wij die vraag wel over de burgemeester en bijvoorbeeld niet over het Openbaar Ministerie? Waarom vinden wij nou wel dat wij van tijd tot tijd kunnen zeggen dat er bij het OM een extra taak bij moet komen? Dan zegt de Kamer niet: is er geen grens aan wat de officier van justitie kan?

Mevrouw Griffith (VVD): Dat doen we wel, bij de minister van Justitie.

Minister Ter Horst: Oké. Samenvattend: ik zal ervoor zorgen dat de visie niet alleen een flauwe of korte reactie is op het stuk van de CdK’s, maar een zodanig stuk dat de Kamer begrijpt wat het kabinet wil met het burgemeestersambt. Dat is in feite wat er werd gevraagd.

Mevrouw Griffith vroeg of de korpschef betrokken moet worden bij de profielschets en of ik dit vastleg in een circulaire. Nee, die betrokkenheid is niet verplicht. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het ook een beetje raar zou vinden als wij zouden vastleggen dat een ambtenaar betrokken wordt bij de profielschets van een bestuurder. Dat zou mij toch een beetje te ver gaan.

Mevrouw Griffith (VVD): Volgens mij hebt u dat voorstel zelf in uw notitie gedaan. Vandaar mijn vraag hoe u dat gaat doen en hoe u dat gaat verankeren. Misschien is dit erdoorheen geslipt, maar ik heb dit niet zelf bedacht. U hebt dit opgeschreven.

Minister Ter Horst: Ik weet niet hoe ik mij hieruit moet redden, maar er is een keer iets fout gegaan, zal ik maar zeggen. Daar ben ik verantwoordelijk voor. We hebben het nu maar zo opgelost dat het aan de vertrouwenscommissie is om dat te regelen, als zij dat wil. Ik ben er echter niet enthousiast over.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Het heeft sinds het AO van een paar weken geleden even geduurd en ik moest dus ook even op gang komen. Ik heb drie kleine puntjes, allereerst het aantal schietincidenten. In 2006, 2007 en 2008 ging het respectievelijk om 14, 21 en 23 incidenten. Ik vind dat eerlijk gezegd redelijk schokkend. Ik ben ook heel benieuwd naar het cijfer van 2009 en ook al naar de huidige tussenstand. Ik heb hier heel veel vragen over. Hoe groot zijn die schietincidenten, om wie gaat het en – dat is ook een heel belangrijk facet – hoeveel aanhoudingen zijn er verricht? Ik zal de minister daar nu niet verder mee belasten, maar misschien is het handig als de minister de Kamer een nader onderzoekje hierover stuurt. Ik voel namelijk dat er iets aan het gebeuren is in de maatschappij, dat het geweld in de maatschappij aan het veranderen is en dat bepaalde groepen en groeperingen bezig zijn om de confrontatie met de politie moedwillig op te zoeken. Als wij dat met dat rapportje een beetje zichtbaarder kunnen maken, heel graag. Dan kunnen wij daar iets tegen doen.

Mevrouw Griffith (VVD): Volgens mij heeft uw fractievoorzitter opgeroepen tot het schieten op de knieën van criminelen. Als er meer geschoten wordt, zou er dus een causaal verband kunnen zijn tussen die oproep van uw fractievoorzitter en het toegenomen aantal schietincidenten. Ik weet het niet; ik vraag maar of er een causaal verband is.

De heer Brinkman (PVV): Ik ben ontzettend blij met deze toevoeging, want die betekent dat de heer Wilders met zijn uitlatingen en ook ik – in een AO of in een plenair debat – kennelijk ontzettend veel macht hebben die het beleid van de minister overstijgt, waardoor politiemensen kennelijk naar de PVV gaan luisteren. Zo moet het ook. Zo gaat het hopelijk ooit ook eens gebeuren in dit land, maar eerlijk gezegd denk ik niet dat dit het geval is.

Ik deel de kritische woorden over waar we nu mee bezig zijn met de visie op burgemeesters en bevoegdheden. Ik heb daar een paar vragen over. Wij zijn met deze discussie natuurlijk nog niet klaar. Als wij alleen een visie ontwikkelen die vanaf de commissarissen van de Koningin komt en waarover wij hier naar aanleiding van de reactie van de minister weer gaan debatteren, wordt een heel ander uitgangspunt genomen, namelijk de rol van de commissarissen van de Koningin. Dan voel ik een klein beetje aan dat die zich misschien heel belangrijk gaan voelen en bepaalde facetten van veiligheid naar zich toe willen trekken. Ik zou daar niet blij mee zijn. Ik zou graag een algeheel visiestuk naar de Kamer zien komen voordat de commissarissen van de Koningin met hun stuk komen, juist ter vermijding van vertroebeling door de visie van de commissarissen van de Koningin. Eerlijk gezegd lijkt het mij niet goed als wij de rol van de commissarissen van de Koningin op dat punt nog groter gaan maken. Ik heb het daar in eerste termijn al over gehad.

We hebben het hier allemaal al gehad over het feit dat de maatschappij aan het veranderen is. Ik denk dat het niet meer goed is om de burgemeester in deze tijd juist met de problematiek van de openbare orde te belasten. De minister heeft er volkomen gelijk in dat wij dat al meer dan 200 jaar doen, maar het is nu tijd om in te zien dat de problemen die wij hebben met burgemeesters die, in ieder geval in onze ogen, te slap optreden, worden veroorzaakt door het feit dat dit niet meer met elkaar strookt. De minister heeft in haar eerste termijn aangegeven dat zij heel blij is dat de burgemeesters de aanpak van rampen, humanitaire rampen en de rampenbestrijding voortvarend en heel goed aanpakken. Dat deel ik met haar, maar zij is niet ingegaan op mijn kritiek dat de burgemeesters de laatste tijd ontzettend slap reageren op de problematiek op het punt van de openbare orde. Misschien is het toch verstandig om eens beter na te denken over hoe dit precies zit. In mijn beleving komt dit door die rol van de burgemeester en de verandering van het geweld in deze maatschappij. Die stroken niet meer met elkaar.

Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd om na te denken over delegatie van de lichte vormen van de bevoegdheden naar de politie. Dat is heel goed. Dat gebeurt natuurlijk ook al met heel veel bevoegdheden. In veel steden heeft de politie die bevoegdheden al en gebruikt zij die ook heel goed. Ik zou dit echter niet alleen met die lichte vormen willen doen. Ik zou voor de acute noodgevallen waarin de politieleiding, ook de lagere politieleiding, acuut moet ingrijpen, ook voor de zwaardere vormen bevoegdheden willen zien. Dat zeg ik omdat ik het geval van Hoek van Holland in mijn achterhoofd heb. Alle schuld wordt daar in de schoenen geschoven van een plaatselijke commandant. Schande, schande, schande, zou ik willen zeggen. Als dat nu de tendens wordt, moet die plaatselijke commandant al die grote bevoegdheden gedelegeerd krijgen, want wij kunnen die man niet laten bungelen. Ik weet dat dit niet op de agenda staat en dus buiten de agenda is, maar ik wilde dit toch graag even gezegd hebben.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. Mijn vragen zijn afdoende beantwoord. Ik wil nog even terugkomen op de huidige bevoegdheden van de burgemeesters en op de vraag of het zinnig zou zijn om te bekijken of een algemene aanwijzing in de Gemeentewet opgenomen kan worden, het zogenaamde parapluartikel. De minister heeft daar positief op gereageerd: zij wil daarnaar kijken. Ik overweeg wel om een VAO aan te vragen om juist dit punt te markeren en om daarbij ook een tijdslijn aan te geven. Dit raakt immers niet alleen de portefeuille van deze minister, maar ook andere beleidsterreinen.

Mevrouw Griffith (VVD): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de gegeven antwoorden. Ik heb nog drie puntjes, allereerst de rol van de gemeenteraad. Ik ben blij dat de minister ziet dat er op dat punt het een en ander zou kunnen gebeuren, met name het versterken van die rol. Voor mij is echter nog steeds onduidelijk wat er op dit moment gebeurt om de rol van de gemeenteraadsleden in dit proces te versterken. Daar wil ik graag meer inzicht in krijgen, want misschien pleit ik voor iets wat in de praktijk al gebeurt. Dat is voor mij onhelder. Ik denk daarbij aan het democratische gat waarover iedereen het heeft. Van bovenaf proberen wij als volksvertegenwoordigers te sturen, soms op heel kleine onderwerpen, maar ik wil dat daarop ook van onderaf invloed wordt uitgeoefend. Ik wil dus graag weten wat er op dit moment op lokaal niveau al gebeurt om de positie van de gemeenteraadsleden te versterken en wat wij nog meer zouden kunnen doen om daar veranderingen in aan te brengen.

Het tweede punt is de rol van met name de zittende burgemeesters met betrekking tot hun bevoegdheden en instrumenten. De minister geeft aan dat ook de locoburgemeester en de andere wethouders soms getraind zouden moeten worden, dat er overleg wordt gevoerd met de VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en dat er van alles en nog wat loopt. Dat is voor mij toch nog veel te mager. Enerzijds zijn er aantredende burgemeesters, maar anderzijds ook zittende burgemeesters. Juist gelet op alle nieuwe bevoegdheden, is voor mij onduidelijk hoe je ervoor zorgt dat ook zittende burgemeesters kennis dragen van de nieuwe wetten die wij allemaal in het leven hebben geroepen en hoe zij daar op een goede manier invulling aan kunnen geven. Ik zou in ieder geval iets rustiger slapen als ik zou weten dat de burgemeester weet wat hij moet doen en dat hij ook weet welke instrumenten hij heeft en hoe hij daar invloed op zou kunnen uitoefenen.

De heer Brinkman (PVV): Ik snap dat niet helemaal, want de burgemeester heeft toch ook de taak om zich op de hoogte te houden van de wetgeving en zijn bevoegdheden? Dat lijkt mij eerlijk gezegd niet meer dan logisch.

Mevrouw Griffith (VVD): Voordat wij de vorige keer spraken, verscheen een krantenartikel waaruit bleek dat een burgemeester niet precies wist welke wetten er allemaal lagen in de Kamer.

De heer Brinkman (PVV): Dat is een slechte burgemeester. Dat kan.

Mevrouw Griffith (VVD): U mag het kwalificeren zoals u wilt. Zo zullen mensen ook over u praten omdat u misschien een slechte volksvertegenwoordiger bent. Het gaat mij om de kwaliteit van het openbaar bestuur, zonder mensen in een hoek neer te zetten als slechte of slappe burgemeesters. Mij gaat het om de vraag wat de verantwoordelijkheid moet zijn van alle burgemeesters in het land en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat zij voldoende geëquipeerd zijn. Daar praat ik met de minister over, zonder allerlei negatieve kwalificaties: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat dit op een goede manier gewaarborgd wordt?

De voorzitter: Hebt u dáár een vraag over, mijnheer Brinkman? Het was een statement, gewoon een constatering.

De heer Brinkman (PVV): Ik heb een vraag. Heeft een burgemeester niet een inspanningsverplichting om op de hoogte te blijven van de wetgeving? Dat lijkt mij niet meer dan logisch. Volgens mij is dat gewoon een feit. Het maakt daarbij niet uit of ik wel of niet een goede volksvertegenwoordiger ben.

Mevrouw Griffith (VVD): Natuurlijk heeft een burgemeester een eigen inspanningsverplichting, maar mijn rol en taak als volksvertegenwoordiger is ook om te controleren of aan alle inspanningsverplichtingen is voldaan. Anders zou ik natuurlijk kunnen zeggen: we hebben het in de wet geregeld of de VNG of het Nederlands Genootschap van Burgemeesters doet het; waar maken wij ons dus zorgen over? Ik vind dat wij ook in het kader van onze controlerende taak aan de minister mogen vragen hoe dit wordt geregeld en hoe dit is verankerd.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik ben het natuurlijk met de heer Brinkman eens dat burgemeesters in de eerste plaats ook een inspanningsverplichting hebben, maar ik merk vaak dat juristen over elkaar heen buitelen bij het interpreteren van wetgeving die wij in de Kamer aannemen en zeker bij het interpreteren van wetgeving die nog in de Eerste Kamer moet worden aangenomen. Is mevrouw Griffith het met mij eens dat hier met name aandacht aan moet worden besteed in de fase waarin wetgeving in aanmaak is of net geïmplementeerd is en de jurisprudentie dus nog ontbreekt? Dan is er immers sprake van een grijs gebied.

Mevrouw Griffith (VVD): Even voor de duidelijkheid: ik ben het ermee eens dat het ten eerste een verantwoordelijkheid is van de burgemeesters zelf om ervoor te zorgen dat zij op de hoogte zijn van de wet- en regelgeving, maar dat ontslaat de Kamer niet van de plicht om hiernaar te kijken en om ervoor te zorgen dat een en ander goed geregeld is. U brengt twee punten naar voren, ten eerste dat juristen over elkaar heen buitelen bij de interpretatie van wetten. Daar is een belangrijke rol weggelegd voor volksvertegenwoordigers zelf, de medewetgever. Wij krijgen advies van de Raad van State en wij houden een consultatieronde, zodat iedereen in het land daarover een mening kan geven. Vervolgens praten wij hier in de Kamer daarover. Dan nog kan er de fase komen dat een rechter die wetgeving anders interpreteert. Dan is het vervolgens weer aan ons om de wet al dan niet aan te passen. Daar ligt dus ook een verantwoordelijkheid. In uw andere punt, de bundeling, kan ik mij heel goed vinden. Als u wilt komen tot een parapluwetgeving, of die nou in de Gemeentewet opgenomen zou moeten worden of niet, ben ik het daarmee eens. Juist omdat wij de afgelopen jaren zo veel wetten maken, vind ik het heel prettig als in die ene wet alle bevoegdheden van de burgemeester zijn opgenomen, los van de brochure die de minister zou willen maken. De minister heeft volgens mij echter toegezegd dat zij daarnaar gaat kijken. Ik hoop dat ik uw vraag op deze manier heb beantwoord.

Mijn laatste punt is de kwetsbaarheid van het ambt. De minister zal kijken naar een visie en naar de capaciteiten waarover de burgemeester moet beschikken. Ik kan mij vinden in haar voorstel om naar aanleiding van het advies dat zij onder anderen van de commissarissen van de Koningin zal krijgen, een kabinetsstandpunt te maken en om daar verder met elkaar over te praten: welke kant zou het dan op moeten? Dat is echter één invalshoek. Een andere invalshoek op basis van de nu voorliggende notitie is dat wij niet concreet hebben gekeken naar de bevoegdheden van burgemeesters – die zijn meer bestuursrechtelijk van aard – en de verantwoordelijkheden die strafrechtelijk van aard zijn. Daar zit natuurlijk een grensvlak en soms overlappen die verantwoordelijkheden elkaar. Zou de minister ook daarnaar kunnen kijken?

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar heldere antwoorden. Laten we ook met wat trots over ons openbaar bestuur praten. We mogen met trots over onze burgemeesters spreken. Dat wil ik ook graag doen, maar wij moeten ook de momenten waarop het misgaat – daarvan hebben we er de afgelopen tijd een aantal gezien: het festival in Hoek van Holland, Bevrijdingspop en houseparty’s – hier op tafel durven leggen. Ik ben aan de ene kant dus trots, maar als het nodig is aan de andere kant ook kritisch. Ik ben met de minister van mening dat in een veranderende samenleving ook het ambt van de burgemeester verandert. De burgemeester heeft de afgelopen tijd ook extra bevoegdheden gekregen. Er moet een evenwicht worden gevonden: meer politiek, kwetsbaarder, meer bevoegdheden, meer terreinen. We willen, zoals collega’s al hebben aangestipt, wel die verdiepingsslag.

Ik kijk echter ook met interesse naar de toepassingshuiver of toepassingsonbekendheid bij burgemeesters ten aanzien van een aantal zaken. Naar aanleiding van de recente uitzending van Zembla over C2000 verbaasde het mij bijvoorbeeld dat men absoluut niet weet wat op dat punt de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheden zijn. Dat kan niet. Of dat nou met een klasje of anderszins moet worden opgeplust, weet ik niet, maar de kennis, kunde en met name het gebruik van de wetten die wij hier maken, moeten in de praktijk natuurlijk wel datgene brengen wat wij ervan verwachten. Die toepassingshuiver bij de burgemeesters moet weg.

Mijn zorgen over de schietincidenten blijken terecht. De minister noemde de getallen, maar wat gaat zij daarmee doen? We kunnen met elkaar wel een ontwikkeling constateren van 14 naar 21 en dan naar 23, maar de vraag is wat de minister gaat doen. Is er een aanwijsbare oorzaak voor die toename? Wat gaat de minister eraan doen om het aantal schietincidenten hopelijk te verminderen?

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb de vorige keer ervoor gepleit dat de burgemeesters niet moeten gaan lijden aan het Bob de Bouwer-syndroom: «Kunnen we alles maken? Ja, we kunnen dat». In het Engels is dat: «Yes, we can». Ik doel op de zorg dat er wordt gedacht: we hebben ergens een bevoegdheid nodig; die kunnen we wel weer aan de burgemeester hangen. We hadden wat dat betreft hoge verwachtingen van deze visie, maar die zijn een beetje tegengevallen. Dat geldt niet alleen voor mij, maar zo’n beetje voor de hele commissie. De visie is meer een foto van de huidige situatie, met enkele aanbevelingen over waar dingen wat beter kunnen. Dit is geen duidelijke borging, beperking of afbakening van de bevoegdheden van de burgemeesters voordat we weer verder gaan met allerlei wetgeving.

We hebben het even gehad over de visie die de commissarissen van de Koningin gaan maken. Op zich is dat prima, maar er staat ook een andere aanbeveling in dit visiestuk, namelijk dat de minister een onderzoek gaat doen naar een parapluartikel over de burgemeesters in de Gemeentewet. Ik heb dat van harte ondersteund omdat dat een goede zaak is. Ook de fracties van de PvdA en de VVD hebben dat gedaan. Als je gaat onderzoeken wat er eventueel in de Gemeentewet moet staan, zal er ook eerst een artikel in moeten staan met: de burgemeester is die en die, met de volgende taken. Als je dit toch gaat onderzoeken, is het dan niet veel logischer om daarbij direct mee te nemen wat wij precies van de burgemeester verwachten? Daar kan die kabinetsvisie prima in zitten. Wat de commissarissen van de Koningin doen, is op zich prima, maar ik vrees dat dit vanuit het provinciale perspectief zal worden gedaan – dat is op zich helemaal niet erg – en dat wij daar dan weer op gaan reageren. Dan zitten we over een jaar misschien weer met een stuk waarvan wij allemaal denken dat dat het ook niet echt is. Dit moeten wij echt een beetje in eigen hand houden. Ik geloof overigens niet dat visies het antwoord zijn op alle dingen. Als hier een motie over komt, zal ik daar absoluut niet tegen zijn en misschien zou ik er, afhankelijk van hoe die motie eruit ziet, zelfs mijn naam onder willen zetten, ook al is dit op zich toegezegd in de notitie.

De minister heeft ook nog iets gezegd over de profielschetsen. Ik heb er zelf ook een kritische opmerking over gemaakt. De profielschetsen die in de visie staan, moeten iets worden aangescherpt. In de praktijk gebruikt men volgens mij de profielschetsen veel met het idee dat men een burgemeester wil die de raad kan voorzitten en allerlei dingen kan doen. Vervolgens worden ze aangevuld met dingen die op dat moment in die gemeente nodig zijn. In de gemeente Zaanstad moest bijvoorbeeld heel duidelijk een transitie gemaakt worden naar een nieuw soort economie. De burgemeester moest daar verstand van hebben. In andere plaatsen moet er bijvoorbeeld iets worden gedaan met betrekking tot herindeling. Een profielschets in de vacature heeft vaak een dergelijke functie. Over een groot gedeelte, laten we zeggen 80%, is iedereen het eens. Dat zijn de dingen die de burgemeester sowieso moet kunnen. De minister geeft zelf aan dat een profielschets altijd een beetje tricky is. Ik vrees dat de profielschets gemaakt wordt en vervolgens ook weer op de stapel belandt. Ik wil hier nog even met de minister over doorpraten.

Minister Ter Horst: Voorzitter. Ik wil ingaan op de schietincidenten. Brinkman en anderen begonnen daarover. Wat is nou eigenlijk een «schietincident»? Het is een raar woord. Bij «schietincidenten» schiet de politie en vervolgens doet de Rijksrecherche er onderzoek naar. Het lijkt net alsof een schietincident iets onwenselijks is. Ook in de reactie van de Kamerleden merkte ik dat men vond dat het aantal schietincidenten verminderd moest worden, omdat het erg omhoog ging. Zover ben ik eigenlijk helemaal niet. Ik denk dat het van groot belang is dat de politie de wapens trekt als het nodig is. Ik vind het te snel om te zeggen dat het dus altijd slecht is als het aantal omhoog gaat.

De heer Brinkman (PVV): Nee, dat is in ieder geval niet de indruk die ik heb willen wekken. Ik ben het namelijk geheel met de minister eens. Het kan best wel zo zijn dat de politie misschien geen 23 maar 33 keer had moeten schieten in 2008. Dat weet ik niet. Waar het wel om gaat, is dat er een bepaalde tendens zichtbaar is. Het is belangrijk om te weten wat die tendens is en of er misschien een bepaalde verandering in de maatschappij teweeg is gebracht. Dat betekent misschien dat wij de politie anders moeten occuperen of wellicht andere bevoegdheden moeten geven. Wij willen uiteindelijk natuurlijk naar nul schietincidenten. Dat is ons doel.

Minister Ter Horst: Ik ben blij dat u dat zegt.

De heer Brinkman (PVV): Natuurlijk, had u anders verwacht dan? Ik wil wel veiligheid voor de politiemannen en ook veiligheid voor de burger die het slachtoffer is. Dat staat voor mij bovenaan. Als die veiligheid met meer schietincidenten gewaarborgd moet gaan worden, so be it, maar uiteindelijk wil ik er nul. Het gaat echter wel om de tendens.

Minister Ter Horst: Aan de ene kant zegt u dat het optreden van de burgemeester slap is en dat de politie niet hard optreedt. Als het aantal keren dat de politie een pistool gebruikt omhoog gaat, zegt u aan de andere kant dat het eigenlijk niet goed is dat dit gebeurt. Nu snap ik het niet meer.

De heer Brinkman (PVV): De minister weet donders goed dat het slappe optreden van burgemeesters nog niet wil zeggen dat wij meteen moeten gaan schieten. Zelfs ik begrijp dat. Ik zal dat niet eens bepleiten. Het kan wel betekenen dat je besluit om voor een leuk feest met 25 000 man toch twee pelotons ME op te roepen.

Minister Ter Horst: Ik weet het niet. Misschien moeten wij de druk op het ambtelijk apparaat niet onnodig groot maken, maar we zouden kunnen bekijken of wij meer achtergrondinformatie kunnen geven over de incidenten: is er een reden waarom die aantallen zijn toegenomen? Dat zal u allemaal helpen.

Verder wil ik terugkomen op de visie. De heer Brinkman vreest dat de rol van de veiligheid minder aan de orde komt als die visie van de commissarissen van de Koningin komt. Dat verwacht ik helemaal niet. De Kamerleden moet zich goed realiseren dat commissarissen van de Koningin echt een rol hebben in de richting van burgemeesters, ook namens de minister. Ik vind het juist heel goed dat ook zij zich de vraag stellen hoe het met het burgemeestersambt gaat en of daar iets aan moet veranderen. Ik blijf dus graag bij het voorstel om de kabinetsreactie te geven op de visie van de commissarissen van de Koningin, overigens samen met het Nederlands Genootschap van Burgermeesters. Als ik niets met die visie kan, dan kom ik zelf met een visie. Dat lijkt mij helder. Het is duidelijk dat de Kamer het belangrijk vindt dat ik me daar niet met een Jantje van Leiden vanaf maak. Dat doe ik natuurlijk nooit. Ik weet ook dat het serieus door u zal worden gewogen.

«Slap optredende burgemeesters» is een onterechte kenschets. De burgemeesters treden op binnen de wet- en regelgeving. Ik denk dat er bij burgemeesters echt een verschil is in de wijze waarop men zich opstelt, net zoals bij Tweede Kamerleden. Zo’n algemene kenschetsing is niet aan de orde.

Ik ben overigens blij dat de heer Brinkman niet meer zegt dat het democratische gat een reden is dat wij alles centraal moeten gaan regelen. Ik heb hem er kennelijk ervan overtuigd dat er ook op gemeentelijk niveau absoluut sprake is van democratische controle. Uiteraard heeft hij recht op de opvatting dat het beter gaat als de Tweede Kamer verantwoordelijk wordt.

De heer Brinkman (PVV): Ik heb die discussie nu niet willen aanzwengelen, maar volgens mij bestaat er nog steeds een democratisch gat, namelijk op het moment waarop een gemeente binnen de regio de burgemeester wil wegsturen, terwijl dit niet de burgemeester van die gemeente is.

Minister Ter Horst: Daar hebben wij in de Wet veiligheidsregio’s een constructie voor gemaakt. Als de voorzitter van de veiligheidsregio in de plaats van de burgemeester treedt omdat dat nodig is, verantwoordt hij zich ook in de richting van de betreffende gemeenteraad. Als blijkt dat de voorzitter van die regio verkeerd gehandeld heeft, zijn er – al dan niet via tussenkomst van de commissaris van de Koningin – bij de minister mogelijkheden om rechtspositionele maatregelen te treffen. Dat is eigenlijk wat u wilt.

De heer Brinkman (PVV): Nee, ik wil een gekozen korpsbeheerder. Maar terugkomend op wat u zei, is dat dus het verschil: de ene gemeente kan haar burgemeester naar huis sturen omdat hij het bijvoorbeeld niet goed gedaan heeft bij openbare orde-problematiek en in dit geval kan die gemeenteraad dat dus niet, omdat het niet zijn eigen burgemeester is. De minister kan wel zeggen dat ze een noodoplossing heeft gevonden in de Wet veiligheidregio’s door die persoon in de gemeenteraad verantwoording te laten afleggen. Als die gemeenteraad nog niet tevreden is, gaat de minister er via de commissaris van de Koningin over beslissen. Dat is een noodmaatregel. Dat weten we allemaal, maar uiteindelijk is er een kleine lacune. Ik geef toe dat die lacune klein is. De oplossing is slim bedacht, maar is niet optimaal, hoe je het ook wendt of keert.

Minister Ter Horst: We hebben ervoor gekozen dat er in een crisissituatie een eenhoofdige leiding is. Ik heb in de laatste tweeënhalf jaar gehoord dat de heer Brinkman daar juist erg voor is. In gevallen waarin sprake is van rampen die gemeentegrenzen overschrijden, moet er één iemand zijn die het gezag heeft. Dat kan dus niet een van die burgemeesters zijn omdat er meerdere burgemeesters zijn. Dat moet dus de voorzitter van de veiligheidsregio zijn. Wij hebben een heel nette constructie gekozen voor hoe die voorzitter van de veiligheidsregio ook daadwerkelijk verantwoording aflegt aan de verschillende gemeenteraden. Maar goed, volgens mij hebben wij die discussie uitgebreid gehad bij de behandeling van de Wet veiligheidsregio’s zelf.

De PvdA-fractie wil een motie indienen over het parapluartikel. Die zie ik met belangstelling tegemoet. Ik denk dat dit zeker het punt van de heer Anker voor een deel oplost. Wij hebben steeds discussies over de taken van de burgemeesters omdat alle taken van de burgemeesters verspreid zijn over een groot aantal wetten. Dit maakt het zo ingewikkeld om daarover te praten. Het idee van het parapluartikel in de Gemeentewet is nou juist dat je kunt zien wat het totale pakket is. Dat maakt het makkelijker om over het takenpakket van de burgemeester te spreken. Als je de taken van de burgemeester op die manier zou vastleggen in de Gemeentewet, weet ik niet of daarmee de visie is gegeven waarnaar de heer Anker vroeg. Ik heb de indruk dat de heer Anker met zijn pleidooi voor de visie iets wil wat verder gaat dan dat. In ieder geval zou het wel een duidelijk beeld geven van de huidige taken van de burgemeester.

Mevrouw Griffith heeft gevraagd om een overzicht van de activiteiten die nu plaatsvinden in de richting van gemeenteraadsleden of komende gemeenteraadsleden. Dat zullen wij haar leveren. Ik wil hieraan toevoegen dat wij ook meenemen wat we doen ten aanzien van de zittende burgemeesters. Dan hebben wij een totaalpakket. Dat is handig.

Mevrouw Griffith zei ook dat wij van bovenaf proberen te sturen, maar dat het zo fijn zou zijn als er ook van onderaf controle zou worden uitgeoefend. Ik heb wel eens de indruk, maar de leden zijn wellicht niet blij als ik dat zeg, dat zo ongeveer alle incidenten die wij met elkaar bespreken in de Kamer, ook al besproken zijn in de gemeenteraad. Het is echt een misverstand om te denken dat wij hier spreken over zaken, omdat ze in de gemeenteraad niet aan de orde worden gesteld. Die zaken worden altijd in de gemeenteraad aan de orde gesteld. Als er een probleem is met de openbare orde, dan wordt dat altijd besproken. In zo’n geval staan burgemeester Cohen, burgemeester Aboutaleb en noem ze allemaal maar op voor de gemeenteraad om uit te leggen wat ze hebben gedaan. In de Kamer doen wij het soms nog wel eens dunnetjes over, maar in ieder geval doen ze het in de gemeenteraad ook.

Mevrouw Griffith (VVD): Ik ben het met de minister eens dat wij het soms dunnetjes overdoen, maar mijn pleidooi over de bevoegdheden en de versterking van de rol van de gemeenteraad gaat veel verder.

Minister Ter Horst: Ja, dat weet ik. Daar reageer ik ook niet op. Wij zijn het op dat punt eens.

Mevrouw Griffith vroeg om de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen, die vaak een overlap vertonen, helder te maken. Ik wijs op een notitie die de collega van Justitie en ik een tijd geleden naar de Kamer hebben gestuurd. Wij vonden het zelf een heel interessant stuk. Wij hebben namelijk geprobeerd om uit elkaar te halen wanneer gekozen wordt voor een bestuursrechtelijke maatregel en wanneer gekozen wordt voor een strafrechtelijke maatregel. Dit neemt overigens niet weg dat er soms sprake is van beide. De suggestie is om in het handboek deze samenhang der dingen mee te nemen. In het handboek staan de bevoegdheden van de burgemeester. Zij zijn dus bestuursrechtelijk. Het zou heel aardig zijn om in een addendum mee te nemen op welke terreinen ook sprake is van een strafrechtelijke mogelijkheid om in te grijpen.

Mevrouw Griffith (VVD): Kunt u aangeven hoe die notitie heet? Dan kunnen wij haar opzoeken. Zoiets vind ik wel interessant om te lezen.

Minister Ter Horst: De notitie heet «Sanctiestelsel». Het is echt een heel interessante notitie waaraan ook een heel leuke discussie aan is voorafgegaan.

De heer Çörüz suggereert wel vaker dat de kwetsbaarheid van de burgemeesters te maken heeft met de extra bevoegdheden. Ik ben zo vrij om dat te betwijfelen. Als het waar is, is het slechts deels waar. Ik denk dat de kwetsbaarheid van burgemeesters voor een heel groot deel in iets anders ligt. Dat heb ik ook proberen te zeggen. Ze hangt samen met de kwetsbaarheid waar alle politieke ambtsdragers momenteel aan blootstaan.

De heer Çörüz sprak ook over toepassingshuiver, die er zeker is. Alleen is zijn voorbeeld, C2000, niet zo goed gekozen. Daar is geen sprake van toepassingshuiver. De burgemeester was kennelijk vergeten dat dit onder zijn verantwoordelijkheid valt. Dat is iets anders.

De heer Çörüz (CDA): Ik had kennis en kunde van wetten nadrukkelijk uit elkaar gehaald, omdat collega’s daarvoor dat zeiden. Die dingen moet een burgemeester gewoon weten. Ik wilde de C2000 als voorbeeld geven ter illustratie van het feit dat men zijn verantwoordelijkheid niet kent. Het gaat mij niet om het toepassen van de C2000, maar om het feit dat men absoluut niet weet waar het over gaat. Dat was mijn punt van zorg.

Minister Ter Horst: Ik dacht dat toepassingshuiver is dat je wel weet dat je iets kunt toepassen, maar dat je er terughoudend in bent. Daar was in deze casus volgens mij geen sprake van. Wij zijn het dus met elkaar eens.

Ik heb tegen de heer Anker al gezegd dat wij zeker zullen bekijken hoe we de taken van de burgemeester samenhangend kunnen opschrijven als het parapluartikel in de Gemeentewet er komt. Het is namelijk een samenhangend pakket.

De laatste opmerking van de heer Anker betrof de profielschets. Mijn ervaring met gemeenteraden is dat ze heel serieus bezig zijn met selectie. Hoewel de profielschetsen voor 80% hetzelfde zijn, is die 80% anders geworden. Tien jaar geleden zou men er niet aan gedacht hebben dat een burgemeester ook managementvaardigheden moet hebben en in een complexe politieke situatie ook in staat moet zijn om adequaat te functioneren. Juist niet de 20%, maar de basis van de profielschets is anders dan tien jaar geleden.

Voorzitter. Wat mij betreft was dit mijn tweede termijn.

De heer Anker (ChristenUnie): Dat laatste punt deel ik van harte met de minister. Ik ben heel erg benieuwd wat het effect is. Ik denk echter dat het geen kwaad kan om aan die 80% te zitten. Het gaat mij om het hele verhaal met de nieuwe visie, het parapluartikel en de visie van commissarissen van de Koningin. Ik zie een heleboel bereidwilligheid bij de minister om op al die vlakken iets te doen. Wij moeten alleen een beetje managen wat er precies allemaal gaat komen. In de visie kondigt de minister een onderzoek aan naar het parapluartikel. Ik proef hieruit dat de minister dat ongetwijfeld even moet onderzoeken, maar dat er ook een grote bereidheid is om daadwerkelijk met een parapluartikel te komen. De minister zegt zelf ook dat er behoefte is aan een vergezicht. Kan de minster aangeven hoe ze dit precies voor zich ziet? Dat zou misschien zelfs een VAO kunnen voorkomen. We moeten dat bekijken. Ik ben wel benieuwd naar al de toezeggingen op een rijtje.

Minister Ter Horst: Ik wacht het VAO even af om te zien wat de Kamer van een parapluartikel vindt. In deze notitie staat dat ik ga onderzoeken of dat een goede gedachte is. Ik wacht het VAO dus even af. Ik wil zien wat de Kamer ervan vindt. Als het de Kamer een goed idee lijkt, kan ik met de uitwerking ervan komen. Ik moet daar echt even op wachten.

Mevrouw Griffith (VVD): Volgens mij vindt de meerderheid dit een goed idee. Ik begrijp niet waarom u wilt wachten om te zien wat de Kamer ervan vindt. Mevrouw Kuiken is ermee gekomen. De VVD heeft het voorstel gesteund en volgens mij de ChristenUnie ook. De rest knikt ook.

Minister Ter Horst: Soms helpt het wel een beetje.

Mevrouw Griffith (VVD): O ja, dat kan ik mij voorstellen. Als het u helpt richting de anderen ...

Minister Ter Horst: Dat stel ik dus voor. Als dat proces goed loopt, gaan we zeker een parapluartikel maken. Als je een parapluartikel maakt, hoef je niet méér op te schrijven dan dat er een aantal wetten zijn waarin de bevoegdheden van de burgemeester zijn geregeld. Dat voldoet niet aan wat de Kamerleden willen. Het is handzaam als wij, in het handboek of wetstechnisch, een lijst maken van alle bevoegdheden van de burgemeester.

Met betrekking tot het vergezicht heb ik aangegeven dat ik weet dat de commissarissen van de Koningin bezig zijn met die visie, samen met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. Ik vind niet dat ik zelfstandig met die visie moet komen omdat ik het netjes vind om die visie af te wachten. Volgens mij komt ze binnenkort. Ik zeg de leden toe dat in mijn reactie op de visie zal worden ingegaan op de functie van de burgemeester zoals die door de leden is aangereikt. Als de visie niet het geëigende instrument hiervoor is, zal ik zelfstandig met iets komen. Ik geef wel aan dat dit waarschijnlijk ook via het kabinet zal lopen. Alles wat hierin staat is huidig, maar op het moment dat je daar een verdere stap in maakt, zal ook het kabinet daar graag zijn opvatting over willen geven. Ik hoop dat ik dit zo helder mogelijk heb aangegeven.

Mevrouw Griffith (VVD): Over welke periode hebben we het?

Minister Ter Horst: Het parapluartikel zou in het voorjaar kunnen komen, als wij de weg volgen die we net besproken hebben. De visie van de commissarissen van de Koningin en het NGB kan ook in het voorjaar komen. Het voorjaar wordt een mooie tijd. Dat is duidelijk.

Toezeggingen

– De Kamer ontvangt dit najaar het wetsvoorstel over de regierol van de gemeenten voor veiligheid.

– De Kamer ontvangt informatie over mogelijke beperkingen in de wet Jeugd en Gezin voor de burgemeester ten aanzien van privacybescherming.

– De Kamer ontvangt in het voorjaar een kabinetsstandpunt over de visie van de commissarissen van de Koningin over de wenselijke ontwikkeling van het burgemeestersambt.

– De Kamer ontvangt informatie over de oorzaken van de toename van het aantal schietincidenten.

– De Kamer ontvangt een overzicht van de activiteiten ten behoeve van de kennisbevordering van de raadsleden en burgemeesters over het veiligheidsbeleid.

De voorzitter: Ik zal namens mevrouw Kuiken en de hele commissie een VAO aanvragen. Ik dank u allen voor uw aanwezigheid.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Algra (CDA)Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Joldersma (CDA) Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Knops (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Besselink (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Ulenbelt (SP), Jan de Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP) Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (ChristenUnie), Sterk (CDA) en Van Gent (GroenLinks).

Naar boven