nr. 199
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE, EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2009
Hierbij bieden wij u het advies aan van de Commissie Veiligheid en persoonlijke
levenssfeer, getiteld: «Gewoon doen, beschermen van veiligheid en persoonlijke
levenssfeer». Het advies treft u aan als bijlage.1
Met het uitbrengen van dit advies heeft de commissie voldaan aan de opdracht
ons te adviseren over de regulering van, voorlichting over en werkwijzen rond
de omgang met persoonsgegevens, zodat deze de veiligheid van personen bevorderen.
Een belangrijke aanleiding om de commissie deze opdracht te geven is gelegen
in het Beleidsprogramma «Samen werken, samen leven», waarin onder
pijler V (Veiligheid, stabiliteit en respect) is opgenomen dat bij de aanpak
van agressie, geweld en criminaliteit «het kabinet privacybelemmeringen
voor betrokken beroepsgroepen aanpakt».
De hoofdlijn van het advies is dat de bestaande wet- en regelgeving veelal
op hoofdpunten voldoende ruimte biedt voor het realiseren van een goede balans
tussen privacy en veiligheid, maar dat de toepassing ervan veel te wensen
overlaat. De commissie constateert dat er in de samenleving nog geen goede
toepassingscultuur is gegroeid, waardoor men nu eens privacyschendend te werk
gaat en dan weer onnodig terughoudend is bij de aanpak van problemen. Vooral
misverstanden over wat wel en niet mag spelen in de praktijk een belemmerende
rol bij het uitwisselen van informatie waar dat mogelijk en, in gevallen waar
de veiligheid van mensen in het geding is, ook noodzakelijk is.
Deze bevindingen brengen de commissie tot de conclusie dat de huidige
wet- en regelgeving een vertaalslag behoeft naar de praktijk waarmee professionals geholpen worden om op een gestructureerde
en consistente wijze invulling te geven aan de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer. Om deze vertaalslag te bewerkstelligen heeft de commissie een
richtinggevend kader ontwikkeld, bestaande uit een zestal uitgewerkte grondslagen
en een toepassingsmodel hiervoor. De rode draad van het kader is: «houd
het eenvoudig, faciliteer, zorg dat veiligheid en persoonlijke
levenssfeer elkaar zoveel mogelijk versterken en maak werk van robuuste handhaving».
Wij hebben waardering voor de praktische benadering die de commissie heeft
gekozen. Het advies kunnen wij dan ook op hoofdlijnen onderschrijven.
In samenwerking met de sectoren zullen wij het richtinggevend kader verder
operationaliseren en de facilitering van de toepassing ervan ter hand nemen.
Daarbij zullen wij tevens de uitkomsten betrekken van de evaluatie naar de
werking van de Wet bescherming persoonsgegevens die inmiddels is afgerond.
Het onderzoeksrapport betreffende de tweede fase van de evaluatie ontvangt
u separaat. Op een aantal onderwerpen is sprake van parallelle bevindingen.
Vandaar dat wij in onze inhoudelijke reactie op het advies van de Commissie
Veiligheid en persoonlijke levenssfeer de uitkomsten van de evaluatie zullen
betrekken. Wij zullen u die reactie vóór de zomer van 2009 doen
toekomen.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst