28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 160
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 juni 2008

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, de vaste commissie voor Justitie2, de algemene commissie voor Jeugd en Gezin3 en de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie4 hebben op 20 mei 2008 overleg gevoerd met minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, minister Hirsch Ballin van Justitie, minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin en minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie over:

– het Actieplan Overlast en Verloedering (28 684, nr. 130).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Brinkman (PVV) had gehoopt dat het kabinet in zijn actieplan acties zou aankondigen om Marokkaanse straatterroristen, zwervers, krakers en veelplegers keihard aan te pakken. Het actieplan blijkt echter een knuffelplan met een roze suikerrandje te zijn. Waarom nemen de ministers geen maatregelen als hogere straffen en minimumstraffen? Waarom worden er geen politiemensen in burger ingezet om de vele Marokkanen aan te pakken die vrouwen op de stranden lastig vallen, aanranden of zelfs verkrachten?

Deze regering ziet de daders van misdrijven consequent als slachtoffers. Nazorg en hulptrajecten vormen de rode draad van dit plan. In het actieplan staat dat de recidive onder Antillianen en Marokkanen vele malen hoger ligt dan bij Nederlanders. Dit zou volgens het actieplan liggen aan de gebrekkige nazorg bij de gemeente. Iemand die voor de zoveelste keer in de fout gaat, doet dit toch uit vrije wil en omdat hij ervaring heeft met de belachelijk lage straffen in Nederland?

Het kabinet wil dat de criminaliteit en de overlast in 2010 met 25% gereduceerd zijn ten opzichte van 2002. Het kabinet moet hiervoor objectieve criminaliteitscijfers gebruiken, en niet de gunst van de kiezer proberen te winnen door gegoochel met cijfers. Hoe verhouden de daadwerkelijke criminaliteit en de ervaren criminaliteit zich tot elkaar?

Door 2002 als ijkjaar te nemen wordt de 8% reductie meegenomen die al bereikt was voordat dit kabinet maatregelen aannam. Daarom moet 2006 als ijkjaar worden genomen, of moet een reductie van 23% worden nagestreefd. Het kabinet heeft besloten dat van één persoon die meerdere keren over hetzelfde klaagt, maar één klacht wordt geregistreerd. Het kabinet moet ofwel alle klachten registreren ofwel de oude cijfers aanpassen aan de nieuwe registratiemethode. Overlast en verloedering moeten apart beoordeeld worden. Zij moeten niet op één hoop worden gegooid, zoals nu gebeurt.

Mevrouw Kuiken (PvdA) is van mening dat de effectieve bestrijding van overlast en verloedering begint bij de opvoeding.

Het veelomvattende actieprogramma van het kabinet geeft burgemeesters de instrumenten om de overlast en verloedering in de wijken te bestrijden, ook door middel van ferm optreden. Door preventie en repressie te combineren maakt het kabinet de juiste keuze.

In Rotterdam en Utrecht is onlangs een avondklok ingesteld voor jonge kinderen. In Utrecht worden kinderen die ’s avonds laat nog rondzwerven, thuisgebracht. Dit is met de huidige maatregelen dus al mogelijk. Toch zijn politiemensen en hulpverleners huiverig om deze vergaande maatregel door te voeren. Is de maatregel voldoende geborgd?

Wat is de betekenis van de doorzettingsmacht? Wordt de aangenomen motie-Depla over dit onderwerp uitgevoerd?

Asociale buurtbewoners en jongeren die voor overlast en intimidatie zorgen, mogen niet keer op keer wegkomen met kleine straffen. Hoe denken de ministers over een veelplegersaanpak voor overlastgevenden? Als een persoon dan tien misdrijven heeft gepleegd, kan twee jaar gevangenisstraf worden opgelegd. Hoe denken de ministers over een systeem van oplopende boetes?

Waarom staat in het actieplan geen aanpak van vervoersoverlast en -geweld?

Wanneer wordt de wettelijke regierol van gemeenten vastgelegd? Hierdoor kunnen gemeenten verantwoordelijk worden gesteld als regisseur van het lokale veiligheidsbeleid en kunnen zij provinciale en landelijke organisaties aanspreken op hun verantwoordelijkheid.

Volgens de heer Çörüz (CDA) is de overlast en verloedering een gevolg van het gebrek aan waarden en normen in de Nederlandse samenleving. Onderling respect moet je thuis leren. Gelukkig zijn de meeste ouders niet van mening dat kinderen van de Staat of van de straat zijn. Het is te waarderen dat dit kabinet overlast en criminaliteit met 25% wil doen afnemen.

Ouders hoeven zich er niet voor te schamen als zij hun kinderen niet goed kunnen opvoeden. De overheid kan opvoedingsondersteuning bieden, bijvoorbeeld door de Centra voor Jeugd en Gezin.

Ten onrechte wordt gedacht dat er weinig strafrechtelijk mogelijkheden zijn wanneer kinderen onder de twaalf overtredingen plegen. De Raad voor de Kinderbescherming,de ouders en ook de officier van justitie kunnen ondertoezichtstelling (ots) aanvragen bij de rechter. Als een wijkagent signaleert dat een jongere na drie politiecontacten nog verkeerd gedrag vertoont, kan hij via de officier van justitie en de rechter een ots aanvragen. Zo worden kinderen en hun ouders geresocialiseerd.

Het is legitiem dat ouders een eigen bijdrage betalen voor de kosten van de heropvoeding van uit huis geplaatste kinderen. Gebeurt dit? Alleen resocialisatieprojecten met een keurmerk verdienen financiering. Bij goed gedrag van de kinderen kunnen ouders geld terugkrijgen.

De basisschool Ru Paré in Amsterdam bevindt zich in een van de krachtwijken. Deze school wordt momenteel opgewaardeerd met een bijdrage van een woningcorporatie. Drie of vier straten verder, in Buitenveldert, geen krachtwijk, staat de Geert Grooteschool. Deze school, met dezelfde problemen als de Ru Paréschool, ontsnapt aan de aandacht. Wat gaat de minister hieraan doen?

Lokaal bestuur moet heldere handvatten hebben. Hoe zien de ministers de lokale doorzettingsmacht van de burgemeester? Krijgt de burgemeester een verantwoordelijkheid naast die van de wethouder die jeugdzorg in zijn portefeuille heeft?

Ondernemingen die overlast en criminaliteit aantrekken, zoals growshops, internetcafés en belwinkels, moeten worden aangepakt. Kan hiervoor de Wet identificatie bij dienstverlening worden gebruikt? Kan een identificatieplicht worden opgelegd aan personen die gebruikmaken van de diensten van internetcafés?

Groenvoorzieningen en sportvoorzieningen trekken naar de randen van de stad. Dit gaat ten koste van de leefbaarheid en dus van de jonge kinderen die zouden willen sporten. Hoe gaat de minister de voorzieningen voor jongeren op niveau brengen?

Mevrouw Griffith (VVD) pleit voor een effectieve en daadkrachtige bestrijding van overlast en verloedering, maar is bezorgd over de effectiviteit van de instrumenten. Zal de afgesproken reductie van overlast, 25% in 2010, wel gehaald worden? In 2005 is zelfs een stabilisatie opgetreden. Welke afspraken zijn er gemaakt met de VNG sinds het bestuurakkoord in juni 2007 is afgesproken?

Het actieplan besteedt veel aandacht aan risicojongeren en minder aan de verloedering van de fysieke leef- en woonomgeving. Dichtgetimmerde ramen en leegstand vergroten het gevoel van onveiligheid.

In de top tien van ergernissen over overlast en verloedering staat hondenpoep op nummer één. Nergens in het actieplan staat een aanpak van dit probleem. Met de gemeenten moeten doelstellingen worden vastgelegd. Dit geldt ook voor rommel op straat, te hard rijden en vernielingen van straatmeubilair. Welke ambitie heeft de minister met betrekking tot de lijst met ergernissen?

Terecht besteedt het kabinet aandacht aan overlast door risicojongeren. Hierbij is echter niet zozeer het ontbreken van instrumentarium en bevoegdheden het probleem, als wel de effectieve inzet ervan. De VNG bevestigt dit. Er is gebrek aan structurele samenwerking tussen gemeenten, jeugdzorg, onderwijs, politie en andere instellingen, zeker bij notoire overlastgevers. Er ontbreekt een eenduidige aanpak van de jongere en het gezin waaruit hij of zij komt. De bevoegdheid van de burgemeester om asogezinnen uit huis te plaatsen, is nog steeds niet geformaliseerd. Hoe staat het met het juridisch advies dat is gevraagd over het opleggen van opvoedingsondersteuning door de burgemeester? Heeft de minister voor Jeugd en Gezin het wetsvoorstel waardoor hij zorginstellingen kan verplichten om met een snel en adequate zorgaanbod te komen inmiddels met de ministerraad besproken? De minister zou de«best practices» van een gecoördineerde aanpak van probleemgezinnen die overlast veroorzaken en waarbij meerdere kinderen betrokken zijn, bundelen en begin 2008 aan de Kamer sturen. Wanneer gaat dit gebeuren?

Risicojongeren vormen een kwetsbare groep. Er moet aandacht zijn voor de professionaliteit van de jeugd- en welzijnsinstellingen en voor de geloofwaardigheid van de overheid. De overheid komt toezeggingen aan jongeren, bijvoorbeeld over jeugdhonken en sportvoorzieningen, niet na.

Wanneer worden wettelijke regelingen mogelijk gemaakt die instellingen laten overgaan tot het uitwisselen van persoonsgegevens?

Gemeenten kunnen een aanspraak doen op de subsidieregeling voor zwerfafval. Een bedrag van 16,4 mln. is vrijgemaakt voor 2007 tot en met 2009. Hoeveel is inmiddels opgemaakt en waaraan? Zijn de vijfhonderd extra agenten inmiddels ingedeeld?

De heer Van der Vlies (SGP) is van mening dat ouders een onvervreemdbare verantwoordelijkheid hebben voor de opvoeding en het gedrag van hun kinderen. De overheid biedt daarbij ondersteuning.

Het kabinet toont een stevige ambitie door een reductie van 25%, na te streven. Geeft de rijksoverheid gemeentebesturen het best mogelijke instrumentarium om daadkrachtig en slagvaardig te zijn? Het actieplan geeft enerzijds aan dat er voldoende ondersteuning geboden wordt, maar anderzijds zijn er naar aanleiding van diverse incidenten toch 51 probleempunten getraceerd en becommentarieerd. De structurele samenwerking binnen de VNG zou intensiever moeten.

Het plan van aanpak is niet meer geheel actueel. Over alcohol zijn bijvoorbeeld besluiten genomen die nog niet verdisconteerd zijn in de maatregelen uit het actieplan. Kan er een update aangereikt worden, bijvoorbeeld bij de begroting van 2009,?

Wat gaat de regering doen aan het probleem dat Marokkaans-Nederlandse jongeren blijken te worstelen met hun identiteit en vervreemd zijn van zowel hun ouders als van de autochtone omgeving?

Is een straatverbod voor jongeren onder de twaalf jaar na een bepaald tijdstip werkbaar? Kan dit in heel het land worden ingevoerd?

Drugs en alcohol zijn indicatoren voor overlast en verloedering. Er moet blijvende aandacht zijn voor het burgerinitiatief «Vroeg op stap». Is het gedoogbeleid rond drugs, met een afstandscriterium ten opzichte van scholen succesvol?

Punt 22 uit het actieplan biedt richtlijnen voor sociale pensions, als antwoord op de motie-Van der Staaij c.s. (30 300 VII, nr. 33) van 1 december 2005. Moest het zo lang duren vooraleer deze richtlijnen tot stand kwamen? Wat doet de minister als gemeenten niet alert genoeg handelen? Wordt over dit onderwerp gerapporteerd aan de Kamer? Het is jammer dat tbs-klinieken niet worden betrokken bij de richtlijnen, zoals in de motie-Van der Staaij was gevraagd.

Hoe wordt de doorzettingsmacht van de burgemeester juridisch vormgegeven?

Waarom richt de nazorg voor ex-gedetineerden zich vooral op de harde kern van jongeren? Verplichte nazorg moet bij elke ex-gedetineerde worden opgelegd.

De overgang naar meerderjarigheid mag noch in de jeugdzorg, noch in het strafrecht tot problemen leiden. Hoe gaat het in de tussentijd, zolang de wet nog niet is gewijzigd?

De aandacht voor de effectiviteit van de toepassing van een civielrechtelijke ots kan worden verbeterd.

De heer Dibi (GroenLinks) vindt het lovenswaardig dat de aanwezige ministers over de grenzen van hun werkterrein kijken. Het doelgroepenbeleid van de verschillende ministers moet in samenhang gezien worden. Dit komt niet helemaal terug in het plan van aanpak. Het is de vraag of de doelstelling om criminaliteit te laten dalen met 25% gehaald wordt.

Op het station Gouda is succes behaald door ’s avonds klassieke muziek te draaien. Hangjongeren bleven weg. Misschien is het een idee om rapmuziek te draaien op plekken waar veel overlast is door hangouderen. Het beleid moet niet altijd in het teken staan van «hard, harder, hardst» maar ook van «slimmer en sneller». Door grote woorden los je het probleem niet op. Jongeren voelen zich juist erkend door krachtige uitspraken van politici.

In de G4 is een vijandige situatie ontstaan tussen jongeren en de politie. De aanpak in Utrecht is charmant: overlastgevende jongeren mogen stage lopen bij de politie. Kan dit worden uitgebreid naar de G4?

Velen roepen dat overlast gevende jongeren moeten worden opgesloten. Ondertussen is de effectiviteit van de experimenten van Rouvoet nog niet eens bekend. De ervaringen in Amerika en van Glen Mills leren dat opsluiten niet zomaar helpt. Door jongeren op te sluiten in JJI’s geef je hun toekomst eigenlijk al op. De RMO stelt dat de aanpak van hangjongeren te veel wordt geleid door hypes en incidenten. Ouders moeten worden verplicht om aanwezig te zijn bij de rechtszaak van hun kind.

Hangjongeren moeten in de gelegenheid worden gesteld om aan zinvolle vrijetijdsbesteding te doen en moeten worden betrokken bij het oplossen van problemen. Jammer dat dit kabinet geen doelstellingen formuleert voor het realiseren van bijvoorbeeld sportvelden, skatebanen en buurthuizen, eventueel met hulp van de jongeren zelf. Hoe denkt de minister over een premie aan jongeren voor inzameling van afval?

In het actieplan wordt het gesteld dat de problemen met de aanpak van overlast niet liggen aan de instrumenten en bevoegdheden, maar aan de uitvoeringspraktijk. Als dit zo is, is het vreemd dat er forse ingrepen worden voorgesteld zoals het uit de buurt plaatsen van asogezinnen, het verruimen van de ots, het inrichten van heropvoedingskampen en registratie op etniciteit.

In plaats van «Vroeg op stap» moeten de openingstijden worden verruimd. Voor de aanpak van drugsgerelateerde overlast moeten softdrugs worden gelegaliseerd.

Volgens mevrouw Langkamp (SP) heeft de ieder-voor-zich-cultuur, in combinatie met bezuinigingen op het gebied van onderwijs, jeugd- en welzijnswerk, buurtvoorzieningen en wijken, geleid tot overlast en verloedering. Alles valt of staat met de mate waarin de plannen in de praktijk ten uitvoer kunnen worden gebracht.

Wat gaat de regering doen voor de kleinere gemeenten die ook te maken hebben met bijvoorbeeld ontsporende jeugd?

Heel veel maatregelen waren niet nodig geweest als andere zaken op orde waren geweest. Er zouden 1500 in plaats van 500 extra agenten moeten worden ingezet om toezicht te houden, te handhaven en overlast en verloedering te voorkomen. Met de Wet bestuurlijke boete is de buitengewoon opsporingsambtenaar een halve politieagent geworden. Hoeveel extra wijkagenten zijn reeds begonnen met hun werkzaamheden?

Overwogen wordt om de burgemeester doorzettingsmacht te geven. Waarom is dit eigenlijk nodig? Willen hulpverlenende instanties niet, of kunnen zij niet altijd effectief samenwerken en signaleren? Onder welke voorwaarden kan een burgemeester een gezin straks uit de wijk zetten?

Gemeenten krijgen nieuwe taken, zoals toezicht op de drank- en horecawet, Centra voor Jeugd en Gezin, veiligheidshuizen en zorg- en adviesteams. Hoe gaat het kabinet zorgen de benodigde middelen leveren?

Welke initiatieven gaat de regering nemen om de betrokkenheid te vergroten en hoe worden deze betaald? Krijgen jongeren weer een eigen plek in de buurt, bij voorkeur met een eigen verantwoordelijkheid? Degenen die overlast veroorzaken zouden hun eigen buurt moeten schoonmaken en opknappen.

Bewoning van de ruimten boven winkels zou de leefbaarheid aanzienlijk kunnen vergroten. Gaat het kabinet dit stimuleren?

Hoe staat het kabinet tegenover het idee van kleinschalige vmbo-scholen in de wijken, die een verbinding kunnen leggen tussen buurt, leerlingen en school?

Er is geen aandacht voor de jongeren. Alle voorgestelde maatregelen zijn repressief. Wanneer worden de Mosquito’s verboden?

Een samenscholings- en straatverbod werkt alleen als deze niet generiek wordt ingezet en gepaard gaat met een individuele aanpak, waarbij de ouders worden betrokken. Er moet een intensieve gezinsbegeleiding komen en straatcoaches moeten worden ingezet. Als ouders niet willen meewerken moeten ots of een verplichte opvoedondersteuning worden ingezet en moeten jongeren worden begeleid naar werk of opleiding. In het ergste geval moet uithuisplaatsing volgen Waarom moeten burgemeesters opvoedondersteuning dwingend kunnen opleggen, als dit ook al via de kinderrechter mogelijk is? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de capaciteit bij Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechters voldoende is om de verruiming van ots-gronden aan te kunnen?

Schoolverzuim is een belangrijke indicatie van een probleem bij een jongere. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat er in iedere gemeente een leerplichtambtenaar komt?

Het aantal delicten moet kunnen worden opgeteld, zodat jonge criminelen een tijdje van de straat kunnen worden gehaald.

De SP maakt zich grote zorgen over de effectiviteit van de behandelingen in detentie. Kan er niet veel beter worden gewerkt met alternatieve straffen, zoals nachtdetentie of een forse taakstraf in combinatie met thuistherapie? Is het mogelijk om ook na een behandeling van een jongere nazorg op te leggen?

De heer Anker (ChristenUnie) vindt dat een beetje meer begrip en geduld voor hangjongeren op zijn plaats is. Zij zijn niet allemaal criminelen. Het wordt wel een probleem als jongeren overlast geven en crimineel gedrag vertonen. De aangekondigde maatregelen zijn voor een deel gevolg van de besprekingen die minister Ter Horst naar aanleiding van een aantal incidenten heeft gehad met de grote steden, waar de de meeste overlast en crimineel gedrag door jongeren wordt veroorzaakt. Het plan van aanpak is ambitieus.

De problematiek van hangjongeren begint in de gezinnen. De minister kondigt een gezinsgerichte aanpak aan, maar deze blijkt vooral gericht te zijn op repressie. Er moet een gezinsgerichte benadering komen, waardoor kan worden voorkomen dat kinderen en jongeren de fout ingaan.

Dit plan had moeten gaan over het registreren van schoolverzuim en de rol van leerplichtambtenaren. De informatie die door hen geregistreerd wordt, komt terecht bij de zorgadviesteams en vervolgens bij de Centra voor Jeugd en Gezin. Dan kan in een eerder stadium opvoedingsondersteuning worden aangeboden en kunnen ouders worden aangesproken op het spijbelgedrag van hun kinderen. Ook het sociaal netwerk rondom een gezin, bestaande uit bijvoorbeeld moskeeën en sportverenigingen, moet eerder aangesproken worden.

Ook als een jongere strafbare feiten heeft gepleegd moet maatwerk geleverd worden. Het is goed dat het «doe normaal-bevel» eindelijk een uitwerking heeft gekregen, al is het nog wat voorzichtig geformuleerd. In Rotterdam is er veel succes mee behaald en wil men verder met het «effe kappen-project». Doel hiervan is om het gesprek met de jongeren aan te blijven gaan, door niet alleen te straffen, maar vooral ook een gedragsverandering na te streven. De hele omgeving van de jongere wordt hierbij betrokken. Wanneer gaat de minister alle strafrechtelijke maatregelen om gedrag te beïnvloeden bundelen en stroomlijnen volgens het «doe normaal-bevel» dat in het coalitieakkoord is opgenomen?

Welke bevoegdheden heeft de burgemeester krachtens de doorzettingsmacht ten opzichte van de instellingen? Is het niet logischer om de regie over te laten aan de wethouder die de instellingen in zijn portefeuille heeft? De burgemeester moet geen hulpverlenersrol gaan vervullen. Wanneer ontvangt het kabinet juridisch advies over dit onderwerp? De doorzettingsmacht voor de burgemeester is prematuur. De rechter is de enige die mag ingrijpen in een gezin. Hij is degene die het recht op «family life», dat in het EVRM is opgenomen, kan toetsen.

De toolkit voor onveiligheidsgevoelens is een interessante gedachte. Wettelijke instrumenten landen soms slecht bij lokale politici. Kan het blowverbod ook in de toolkit worden opgenomen?

Het handvest burgerplichten kan een goede bijdrage leveren aan een normale omgang met elkaar, waarbij een verschil wordt gemaakt tussen kwajongensgedrag en crimineel gedrag. Het mooiste zou zijn als het handvest een concrete vertaling zou krijgen naar gedragscodes waar mensen op straat iets mee kunnen. Dit komt de leefbaarheid in buurten ten goede.

Antwoord van de bewindslieden

Volgens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de aanwezigheid van vier ministers niet alleen een teken van het belang dat het kabinet toekent aan de bestrijding van overlast en verloedering, maar ook van de keuze voor een interdepartementale aanpak, die met name de gemeenten in staat stelt hun rol bij de bestrijding van overlast zo goed mogelijk te spelen. De instrumenten die de regering kan bieden zijn wet- en regelgeving, stimuleringsmaatregelen en afspraken met partijen als de VNG, de regiopolitie, veiligheidsregio’s en gemeenten, om het beoogde resultaat, een vermindering van de overlast met 25% in 2010, te bereiken.

Mensen ervaren vooral overlast door zaken als hondenpoep, te hard rijden, rommel op straat, vernieling van straatmeubilair en geluidsoverlast. De beoogde vermindering met 25% van deze zaken wordt niet per item gerekend, maar in zijn totaliteit. Gemeenten en andere partijen kunnen bij de aanpak hun eigen prioriteiten stellen, anders raken zij hun motivatie gemakkelijk kwijt. Gemeenten vervullen de regierol ten aanzien van de veiligheid. De wetgeving die hiertoe is voorbereid is inmiddels naar de Raad van State gestuurd. De Raad zal zijn advies zo spoedig mogelijk naar het kabinet sturen. De Kamer zal hiervan op de hoogte worden gesteld. Het kabinet biedt gemeenten de instrumenten om overlast aan te pakken, bijvoorbeeld door de Wet bestuurlijke boete. Het effect van de maatregelen wordt in samenspraak met de VNG gemonitord. In het Gemeentefonds is circa 330 mln. extra toegekend ten behoeve van veiligheid. Daarnaast worden vanuit de verschillende portefeuilles van de departementen stimuleringsgelden beschikbaar gesteld, vooral door het ministerie voor Wonen, Wijken en Integratie. Een keuze tussen soft en hard beleid is niet ter zake. De behoefte uit de dagelijkse praktijk moet leidend zijn. Daarover is het gesprek gevoerd met de lokale partijen, waaruit de maatregelen uit het actieplan zijn voortgekomen.

Overlast en verloedering treden vaak het eerste op in de G4. Daarom lopen zij vaak voorop met het melden van de praktijkbehoefte aan wet- en regelgeving en andere ondersteuning. Ook kleinere gemeenten kunnen echter bijdragen, in samenwerking met de grotere gemeenten, of, samen met andere kleinere gemeenten, in het kader van een veiligheidsregio.

Kinderen kunnen krachtens artikel 2 van de Politiewet door de politie naar huis worden gebracht, wanneer zij ’s avonds laat nog op straat zijn. De vraag naar de wettelijke basis van maatregelen wordt doorgaans wel erg snel gesteld. Veel is wettelijk mogelijk. Belangrijker is daarom de cultuur en de houding. Je moet die dingen doen waarvan je vindt dat je ze moet doen en die effectief zijn.

De gemeenten Utrecht en Rotterdam constateren dat de maatregelen die zij treffen haalbaar zijn. Een grote inventiviteit is wel nodig bij de aanpak. Bij deze problematiek is een belangrijke verantwoordelijkheid weggelegd voor de ouders. Zij nemen deze verantwoordelijkheid echter vaak niet. Daardoor moet het kabinet maatregelen bedenken die de ouders helpen hun verantwoordelijkheid te nemen en hun zorgplicht na te komen. De maatregel dat de politie in Utrecht kinderen ’s avonds laat naar huis brengt, is daarvan een voorbeeld. Pas als ouders hun verantwoordelijkheid stelselmatig niet nemen, neemt de overheid de verantwoordelijkheid voor de zorg van de kinderen over.

Er komen in het actieplan drie vormen van doorzettingsmacht voor. De eerste vorm is het uitplaatsen van asociale gezinnen die veel overlast veroorzaken.

De tweede vorm is de aanwijzing door de burgemeester aan de hulpverlening. Dit is volgens het kabinet een ultieme maatregel die slechts in zicht komt als de hulpverlenende instellingen er met elkaar niet meer uitkomen. Dit ingrijpen door de burgemeester moet slechts incidenteel plaatsvinden. Door zijn nauwe betrokkenheid bij de hulpverlening is de verantwoordelijk wethouder niet de aangewezen persoon om in te grijpen. Hulpverlenende instanties werken elkaar echter steeds minder tegen. Overigens is er een ontwikkeling gaande, bijvoorbeeld bij de veiligheidshuizen, dat het brandpunt wordt verlegd van de hulpverlenende instanties naar het gezin en het individu. De instellingen werken daardoor steeds beter samen. De landelijke overheid heeft als taak om deze samenwerking te ondersteunen en te stimuleren.

De derde vorm van doorzettingsmacht is het opleggen van opvoedingsondersteuning door de burgemeester, als er sprake is van verwaarlozing door de ouder. Over deze doorzettingsmacht wordt momenteel advies ingewonnen. Natuurlijk heeft opvoedingsondersteuning via een rechterlijke uitspraak of via een ondertoezichtstelling de voorkeur, en is de doorzettingsmacht van de burgemeester een ultimum remedium.

Het optreden tegen overlast is niet alleen een taak van de gemeenten. De politie behoudt haar rol. Zij ontleent een deel van haar legitimiteit en gezag aan het optreden tegen verloedering en overlast.

Een rapportage over de verschillende overlastvormen is mogelijk. De frequentie zal nog moeten worden vastgesteld.

Lang niet overal in Nederland bestaat tussen politie en jongeren een grimmige sfeer. In Utrecht kunnen jongeren stage lopen bij de politie. Bekeken zal worden of dit ook elders in het land kan worden aangeboden. Er zijn goede ervaringen met het betrekken van jongeren bij het toezicht in winkelcentra. Het is goed voor het beroepsperspectief van de jongeren en bovendien geven jongeren elkaar het goede voorbeeld.

Op dit moment wordt verkend of Mosquito’s grondwettelijk zijn toegestaan. De Mosquito wordt niet verboden vóór de uitslag van deze verkenning. Hierdoor kan de effectiviteit van de Mosquito goed gemeten worden. Wel wordt gemeenten gevraagd om de apparaten zorgvuldig toe te passen.

De vijfhonderd extra wijkagenten zullen in 2011 zijn ingezet. Het regionaal college bepaalt welke wijken dit zijn. In 2007 is zelfs al extra geld ter beschikking gesteld aan gemeenten die extra wijkagenten vervroegd wilden inzetten.

In overleg met de minister van Justitie zal moeten worden bekeken of het zogenaamde stapelen ook mogelijk wordt bij overlastfeiten.

Veel gemeenten investeren in preventieve maatregelen tegen overlast, zoals speeltuinen en sportvoorzieningen. Waar mogelijk zal het Rijk de gemeenten bijstaan.

De minister zal bekijken of het wettelijk blowverbod kan worden opgenomen in de toolkit onveiligheidsgevoelens die gemeenten ter beschikking staat.

In ieder geval over de onderwerpen huiselijk geweld, fietsendiefstal, jeugd en veiligheid, prostitutie, drugs, bestuurlijke aanpak en coffeeshops zijn met de VNG specifieke afspraken gemaakt.

De veiligheid in het openbaar vervoer krijgt aandacht in een zelfstandig actieplan van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Gemeenten kunnen vervoersbedrijven altijd aanspreken op overlast die samenhangt met het openbaar vervoer.

De minister van Justitie herinnert aan de brief die de staatssecretaris van Justitie aan de Kamer heeft gestuurd over de nazorg van overtreders. Deze nazorg is nodig om de recidive terug te dringen. De reactie op wangedrag mag niet alleen bestaan uit korte vrijheidsstraffen. Om recidive te voorkomen, moet preventie worden ingebouwd in de repressie. Verspreid over het land worden veiligheidshuizen ingericht, die de vele betrokken instanties met elkaar verbinden. Door middel van de veiligheidshuizen kan per geval worden bekeken wat de gepaste maatregel is. Deze aanpak is streng, consequent en doordacht.

In buurten met een concentratie van problemen is naast overlast ook sprake van straatcriminaliteit. Jongeren die vernielingen aanrichten en buurtbewoners bedreigen, moeten een snelle strafrechtelijke reactie krijgen. Het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast zal daarbij behulpzaam zijn. Het biedt de burgemeester extra bevoegdheden. Ook krijgt de officier van justitie op de persoon gerichte bevoegdheden om zaken als een gebiedsverbod, een contactverbod, een meldingsplicht en begeleiding voorafgaande aan beoordeling van de rechter op te leggen.

Het programma Aanpak jeugdcriminaliteit, dat op 21 mei 2008 van start gaat, omvat vier deelprogramma’s. Signaleren en interveniëren moeten vroegtijdig plaatsvinden. De aanpak moet op de persoon gericht zijn. Hiervoor moeten erkende en getoetste diagnoses en interventies worden gebruikt. Sancties en maatregelen moeten sneller en consequenter worden toegepast. Ten slotte is nazorg een belangrijk bestanddeel.

Uit het overleg met de grote steden is gebleken dat er momenteel geen gebrek is aan instrumenten, maar aan samenhang in de inzet van de instrumenten. Extra maatregelen worden genomen in Amsterdam-West. Hier wordt ook een pilot uitgevoerd van een snelle en effectieve aanpak van twaalf-, dertien- en veertienjarigen. In reactie op de studie «Tomorrow’s criminals» en op vragen uit de Kamer is een brief gestuurd over de aanpak van personen onder de twaalf jaar, met name jongens, die zonder begeleiding rondhangen op straat en integreren in criminele verbanden. In een notitie die samen met het ministerie van BZK en het ministerie voor Jeugd en Gezin wordt voorbereid, zullen nieuwe maatregelen worden beschreven, onder meer een wettelijke voorziening die het mogelijk maakt om rondhangende kinderen onder de twaalf naar hun ouders te brengen en hun ouders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Daarop kunnen vervolgtrajecten volgen. Een mogelijkheid daartoe is een taakstraf via bureau Halt. Zo’n straf is momenteel voor jongeren onder de twaalf nog niet mogelijk.

Respectvol gedrag wordt opgeroepen doordat het wordt getoond. Van officials, zoals politie en andere diensten, mag een goed voorbeeld worden verwacht. Succesvolle experimenten met het oefenen in burgerschap zijn gedaan en begeleid door het Centrum van criminaliteitspreventie en veiligheid, inclusief de handreiking van gedragscodes. Diverse bemiddelingsmethodieken zijn ingevoerd in buurten en onderwijs. Daarop kunnen andere nog volgen, ook met betrekking tot het leerproces op internet. Jongemannen van Marokkaanse en Antilliaans-Nederlandse herkomst zijn oververtegenwoordigd onder de veroorzakers van overlast en verloedering. Het probleem zou echter slechts verergeren als hele bevolkingsgroepen in een kwaad daglicht werden gesteld.

Binnen de geldende wetgeving is meer gegevensuitwisseling mogelijk dan men vaak denkt en dan men durft toe te passen. Het CBP is beschikbaar om meer duidelijkheid te geven over de mogelijkheden. Ook is er een Helpdesk Privacy Jeugd en Gezin in het leven geroepen en is de commissie-Brouwer bezig met het voorbereiden van een advies op het terrein van privacy en veiligheid. 77% van de gemeenten heeft reeds een afstandscriterium tussen coffeeshops en de scholen vastgesteld. De afstand hangt af van de lokale situatie.

In een brief aan de Kamer van 19 mei 2008 worden de mogelijkheden van verplichte nazorg en uitbreiding van die mogelijkheden aangekondigd. Dit geldt ook voor een verblijf in een JJI bij een taakstraf.

Het evaluatierapport over de pilot voor de «doe normaal-aanpak» in Rotterdam komt zeer binnenkort beschikbaar, vergezeld van het beleidsstandpunt van het kabinet. Het kabinet wil opereren op basis van ervaringen. Er kan dus nog niet worden geconcludeerd dat de onderzochte maatregelen niet geheel effectief zijn.

Met de betrokken sector zal worden onderzocht of in internetcafés identificatie verplicht kan worden gesteld. Het is wel van belang dat er ook iets kan worden gedaan met deze informatie.

De minister voor Jeugd en Gezin hecht bij de aanpak van overlast door jongeren aan een combinatie van preventie, drang en dwang. Voorbeelden van preventieve maatregelen die betrekking hebben op de bestrijding van verloedering en overlast zijn de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin, meer bemoeizorg, een betere risicosignalering en de uitbreiding van de leerplicht met de kwalificatieplicht. Ook wordt de wettelijke grond voor de ondertoezichtstelling verruimd.

Bij een goede mix van interventies is een goede samenwerking tussen instellingen, gemeentelijk en provinciaal, essentieel. Gemeenten hebben hierbij een natuurlijke regierol. Ondanks dat instellingen hun best doen, kunnen er gaten vallen in de zorg of kan een impasse ontstaan tussen instellingen. In een brief aan de Kamer van 16 november 2007 heeft de minister een wetsvoorstel aangekondigd dat medio 2008 in de ministerraad aan de orde zal zijn. Hierin wordt een wettelijke verplichting geregeld voor gemeenten en betrokken instanties om sluitende afspraken te maken over samenwerking. Inspecties zien toe op de naleving van de wettelijke verplichting van zorginstellingen. In het wetsvoorstel zal worden vastgelegd dat het escalatiemodel onderdeel moet zijn van de samenwerkingsafspraken. Dit escalatiemodel regelt de inschakeling van het college op het moment dat geen sluitende ondersteuning kan worden geboden.

Het is niet verstandig om per gezin maar één hulpverlener in te schakelen, zoals gesuggereerd is. Bij één gezin kunnen namelijk zeer ongelijksoortige instanties betrokken zijn, die elk hun eigen verantwoordelijkheid hebben. Wel is het cruciaal dat de instanties van elkaar weten wat zij doen in het gezin, dat er één zorgcoördinator in het gezin is en dat de benadering van «één gezin, één plan» wordt gekozen, onder regie van de gemeente. De wethouder en het college zijn geen hulpverleners. Wel hebben zij de taak, ervoor te zorgen dat de genoemde afspraken worden gemaakt. Op deze manier wordt de gemeentelijke regierol aanzienlijk versterkt, echter zonder dat de gemeenten instellingen die niet onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeente vallen, eenzijdig kan dwingen om mee te werken aan oplossingen. In specifieke, individuele, gevallen moet van deze generieke regel kunnen worden afgeweken en komt de doorzettingsmacht van de burgemeester ter sprake. Hierdoor wordt zekergesteld dat gemeenten in het uiterste geval niet afhankelijk zijn van de vrijwillige medewerking van instellingen. Deze doorzettingsmacht wordt in samenspraak met de G4 uitgewerkt.

De wetgeving over kinderbescherming wordt zodanig aangepast dat eerder kan worden ingegrepen, wanneer de opvoeding van kinderen wordt bedreigd. Hiertoe is een wetsvoorstel in voorbereiding die de grond voor ots verruimt, aansluitend bij de indicatie voor jeugdzorg. Daarnaast wordt gewerkt aan het verkorten van de doorlooptermijn. Ook de deltamethode, die het werk van de gezinsvoogdij helpt verbeteren, is een van de middelen om resultaten te boeken via jeugdbescherming.

Als er, ook met de verruimde grond, geen ots mogelijk is, wordt bezien of de burgemeester kan optreden, krachtens een doorzettingsmacht. Bij de Raad van State is advies aangevraagd over de ruimte die de internationale wetgeving, waaronder het EVRM, biedt voor een dergelijke doorzettingsmacht en in welke situaties deze kan worden benut. De Kamer zal worden geïnformeerd over dit advies en zal het kabinetsstandpunt erover ontvangen. De financiële en capaciteitsgevolgen van de verruiming van de ots-grond zullen in het wetsvoorstel hierover in kaart worden gebracht.

De officier van justitie kan de kinderrechter rechtstreeks verzoeken om een ots. Dit gebeurt incidenteel, in spoedeisende gevallen. De aanvraag hoort niet tot de kerntaken van het Openbaar Ministerie. Er wordt bij zo’n spoedeisend verzoek een voorlopige ots uitgesproken, waardoor de Raad voor kinderbescherming de ruimte heeft om te onderzoeken of een rekest moet worden ingediend voor een reguliere ots, dan wel voor een andere ver strekkende kinderbeschermingsmaatregel. Een ots kan eveneens gebruikt om jongeren van twaalf jaar en ouder naar een campus te geleiden.

In het beleidsprogramma van Jeugd en Gezin wordt een passage gewijd aan een kindvriendelijke woon- en leefomgeving. Het is aan gemeenten om in samenspraak met de jongeren goede openingstijden voor de voorzieningen te bepalen.

Doorgaans wordt geen financiële bijdrage van ouders gevraagd als anderen de opvoedtaak van de ouders overnemen. Dit gebeurt wel in de residentiële zorg en in de pleegzorg, omdat ouders in deze gevallen besparen op de kosten voor het levensonderhoud van de kinderen. Het gebruikmaken van een financiële prikkel om ouders op hun opvoedtaak te wijzen, gaat te ver. Het bieden van zorg, ondersteuning of resocialisatie kan namelijk niet altijd verweten worden aan ouders. «Best practices» worden bij de Centra voor Jeugd en Gezin verzameld en aan gemeenten ter beschikking gesteld via de website www.invoeringcjg.nl en via ondersteuning van het programmaministerie en de VNG. Een bundeling van deze best practices kunnen ook aan de Kamer worden gestuurd.

Het ministerie van OCW heeft extra middelen ter beschikking gesteld voor de uitbreiding van het aantal leerplichtambtenaren.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie constateert dat het onderwerp overlast en verloedering een van de belangrijkste items is die in de veertig wijken ter hand worden genomen. De belangrijkste vormen van overlast zijn overlast veroorzaakt door jongeren, overlast door drugs- en drankgebruik, overlast door gezinnen met een opeenstapeling van problemen en woonoverlast, zoals geluidsoverlast en vuil.

De extra gelden die beschikbaar worden gesteld aan de veertig wijken, zijn niet discriminerend voor wijken die niet op de lijst staan. Het voorbeeld van de Ru Paréschool is niet geschikt, omdat de ondersteuning voor deze school al in gang is gezet door een eerder kabinet, als pilotproject. Hieraan worden geen extra middelen van het ministerie voor WWI besteed. Verder is besloten om een deel van het extra geld voor WWI dat in de Voorjaarsnota beschikbaar is gesteld te besteden aan wijken die niet zijn aangemerkt als probleemwijken.

Er worden allerlei initiatieven ontplooid om sportvoorzieningen van de rand van steden en wijken weer midden in de wijk te brengen. Verder besteedt het ministerie voor WWI aandacht aan de rentree van volkstuinen in steden. In september krijgt de Kamer een overzicht van deze activiteiten.

Kleinschalige vmbo-scholen kunnen de integratie in een wijk bevorderen. De schaalgrootte van een school is echter de verantwoordelijkheid van gemeenten en schoolbesturen. De minister zal de opmerkingen over kleinschalige scholen doorgeven aan het ministerie van OCW.

Er zijn aanvullende instrumenten ontworpen om de verloedering van de fysieke ruimte tegen te gaan. Het eerste instrument is de bestuurlijke boete bij onrechtmatige bewoning. Hiermee worden huisjesmelken en de opsplitsing van woningen zonder vergunning tegengegaan. Het tweede instrument is de interventiemogelijkheid die gemeenten via de rechter krijgen om inactieve verenigingen van huiseigenaren te activeren. Sinds 1 mei hebben verenigingen van huiseigenaren de wettelijke verplichting om voor groot onderhoud te reserveren. Het derde instrument is een onderzoek naar de leegstand van met name kantoren en bedrijfsruimtes.

Van de 16 mln. aan subsidie voor zwerfafval is 2 mln. al uitgezet in de eerste tranche. De tweede tranche, ter grootte van 9 mln., loopt nu. In 2009 wordt de resterende 5 mln. uitgegeven. Het verstrekken van een vergoeding aan jongeren voor het opruimen van afval is een sympathiek idee. Dit gebeurt al in buurten. Er is dus geen apart beleid voor nodig.

Naar aanleiding van de motie-Van der Staaij is met brancheorganisaties, woningcorporaties, de VNG en ministeries een handreiking ontwikkeld om woonvormen voor dak- en thuislozen en verslaafden te realiseren. Deze wordt naar de Kamer gestuurd en ter beschikking gesteld aan gemeenten. De G4 hebben een plan van aanpak ontwikkeld om maatschappelijke opvang verder vorm te geven. Centrumgemeenten, aangewezen door VWS, zijn bezig om een vergelijkbaar actieplan te ontwikkelen. Dit wordt gemonitord. De resultaten hiervan zullen naar de Kamer worden gestuurd.

Bij nieuwbouw worden boven winkels woningen ingericht. Voor de bestaande bouw is een platform in het leven geroepen die dit probeert te bevorderen. In Helmond en Maastricht gebeurt dit reeds. De ingrepen die hiervoor in bestaande bouw nodig is, zijn zeer kostbaar.

Er wordt een onderzoek ingesteld naar de psychische en gedragsproblemen bij Marokkaans-Nederlandse risicojongeren. Beleid wordt ontwikkeld om overlast, door deze specifieke groep veroorzaakt, tegen te gaan.

Nadere gedachtewisseling

De heer Brinkman (PVV) merkt op dat de minister van Justitie als enige heeft benoemd dat Marokkaanse en Antilliaanse jongeren oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers. Verder noemt hij de mogelijkheid voor Eerste en Tweede Kamerleden om als reservist bij de politie aan te melden, zodat zij de grimmige sfeer op straat kunnen proeven. Hoe denken de ministers hierover?

Mevrouw Kuiken (PvdA) vraagt zich af waarom de overlast door personen uit de MOE-landen niet in het actieplan is opgenomen. Wat kan er worden gedaan aan de onveiligheidsgevoelens van veel jongeren?

Mevrouw Griffith (VVD) wil weten in welke wijken en gemeenten de agenten zijn ingezet die in 2007 met het extra budget zijn aangesteld.

De heer Van der Vlies (SGP) denkt dat het nuttig is om afspraken te maken over een voortgangsrapportage aan de Kamer.

Mevrouw Langkamp (SP) wil weten of het kabinet bereid is om de inrichting van kleinschalige vmbo’s te stimuleren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties meent dat het aan de politici zelf is om te bepalen of zij bij de politie willen meelopen.

De onveiligheidsgevoelens bij jongeren zijn gedaald. Gemeenten en politie zijn bezig om het dragen van wapens onder jongeren tegen te gaan.

Het is mogelijk om eens per jaar te rapporteren naar aanleiding van de overlastnota.

Er is geen relatie bekend tussen de toestroom van personen uit de MOE-landen en problemen met de openbare orde.

Op dit moment zijn er 2600 wijkagenten. Daaraan worden 500 toegevoegd, een toename van 20%. Per jaar worden er 125 fte toegevoegd. Indien daarop prijs wordt gesteld, kan bij de korpsen worden nagegaan of in 2007 al gebruik is gemaakt van het extra budget om wijkagenten in te zetten.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie werkt aan het verstrekken van huisvestingsvergunningen voor MOE-landers. Een groot aantal van de maatregelen, waaronder de bestuurlijke boete bij overbewoning en onrechtmatige bewoning, is met name voor deze problematiek effectief.

Toezeggingen

– Beleidsbrief aan de Kamer over aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren in de tweede helft van 2008.

– Brief aan de Kamer over de monitoring van de invulling van de «maatschappelijke opvang».

– Kamer ontvangt overzicht van aanvragen voor subsidies voor opruimen van zwerfafval.

– Brief aan de Kamer met overzicht activiteiten in de wijken t.a.v. sport en groen komt in september 2008.

– T.z.t. brief aan de Kamer met overzicht best practices van gemeenten bij de uitvoering van programma’s gericht op jongeren.

– Wetsvoorstel wijziging Wet op de jeugdzorg ten aanzien van verplichting voor gemeenten tot het maken van wederkerige afspraken met instellingen komt medio 2008 in de Ministerraad.

– Kamer ontvangt rond de zomer het evaluatierapport over de pilot «doe maar normaal-aanpak» in Rotterdam vergezeld van een kabinetsstandpunt.

– Notitie over aanpak problemen met 12-minners komt t.z.t. naar de Kamer.

– Brief aan de Kamer over mogelijkheden om wettelijk blowverbod op te nemen in toolkit voor gemeenten.

– Brief aan Kamer over stand van zaken inzet extra wijkagenten (500 in 2010).

– Kamer ontvangt jaarlijks een voortgangsrapportage over de uitvoering van het Actieplan overlast en verloedering.

– Wetsvoorstel om gemeenten een regierol te geven ten aanzien van veiligheid ligt nu bij de Raad van State en komt daarna naar de Kamer.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De voorzitter van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Heijnen

De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie,

Van Gent

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Van Leiden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Van Gent (GroenLinks), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (ChristenUnie).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Uitslag (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Halsema (GroenLinks), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Hamer (PvdA), Kant (SP), ondervoorzitter, Çörüz (CDA), Van Miltenburg (VVD), Van Dijken (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Teeven (VVD), Wolbert (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Voordewind (ChristenUnie), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Langkamp (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (BVV), Leijten (SP), Dibi (GroenLinks), Heijnen (PvdA), voorzitter, Van Toorenburg (CDA) en Uitslag (CDA).

Plv. leden: Heerts (PvdA), Gerkens (SP), De Rouwe (CDA), Van der Burg (VVD), Eijsink (PvdA), Nicolaï (VVD), Biskop (CDA), Van der Ham (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Verdonk (Verdonk), Bouwmeester (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schippers (VVD), Timmer (PvdA), Gesthuizen (SP), Bosma (PVV), De Wit (SP), Azough (GroenLinks), Arib (PvdA), Jan de Vries (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) en Karabulut (SP).

XNoot
4

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Van Gent (GroenLinks), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Van der Ham (D66), Vietsch (CDA), Verdonk (Verdonk), Jansen (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV), Van Toorenburg (CDA) en Uitslag (CDA).

Plv. leden: Bilder (CDA), Dibi (GroenLinks), Nicolaï (VVD), Timmer (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Blanksma-van der Heuvel (CDA), Neppérus (VVD), De Wit (SP), Voordewind (ChristenUnie), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP), Madlener (PVV) en Karabulut (SP).

Naar boven