28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 280 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2019

Hieronder treft uw Kamer de kabinetsappreciatie van de twee voorstellen met overgangsbepalingen aan, waar uw Kamer om heeft verzocht met uw brief van 20 november jl. Met de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 18 november 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1204) is uw Kamer op hoogte gesteld van de contouren van de voorstellen.

Op 31 oktober jl. publiceerde de Europese Commissie twee wetgevende voorstellen om de continuïteit van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) te garanderen. De overgangsbepalingen zijn noodzakelijk omdat er nog geen akkoord is over het nieuwe GLB en de financiering van het huidige GLB afloopt in 2020. De Europese Commissie is uitgegaan van het principe «huidige regels met nieuw geld» en dus bevatten beide voorstellen hoofdzakelijk technische zaken.

Het eerste voorstel1 beoogt de bestaande flexibiliteit tussen de twee pijlers van het GLB ook voor het kalenderjaar 2020 mogelijk te maken. Meer specifiek de mogelijkheid om budget over te hevelen van pijler 2 (plattelandsontwikkelingen) naar de pijler 1 (directe betalingen). Dit betreft een overhevelingssystematiek die in Nederland nooit is toegepast, in tegenstelling tot de gebruikelijk jaarlijkse overheveling vanuit pijler 1 naar pijler 2. Ook volgend jaar zal ik geen geld overhevelen van pijler 2 naar pijler 1, om zoveel mogelijk bij te kunnen dragen aan onder meer plattelandsontwikkeling. Over deze zogenoemde flexibiliteitsverordening moet vóór het einde van 2019 een akkoord worden bereikt tussen de Raad en het Europees parlement omdat lidstaten vóór 1 januari 2020 moeten aangeven of ze van deze flexibiliteit gebruik willen maken. De snelheid van het Brusselse onderhandelingsproces noopt er in dit geval toe om af te wijken van de gebruikelijke procedure en uw Kamer via deze brief in plaats van via een BNC-fiche te informeren. Dit is in lijn met de werkwijze voor gevallen waar een spoedige reactie van Nederland noodzakelijk is (Kamerstuk 22 112, nr. 2232).

Het tweede voorstel2 betreft de noodzakelijke overgangsbepalingen die geen akkoord voor 1 januari 2020 behoeven. Dit betreft o.a. het zeker stellen van de directe betalingen in 2021, verwijzingen naar het nog vast te stellen Meerjarig financieel Kader (MFK) 2021–2027 en keuzemogelijkheden om het platteland ontwikkelingsprogramma voort te zetten. Ook bevat het enkele zaken die nodig zijn voor de overgang van het huidige GLB naar het nieuwe GLB met een nationaal strategisch plan (o.a. voor doorloop van operationele programma’s van producentenorganisaties). Aangezien het in deze transitieverordening om verlenging van de bestaande regelgeving gaat, zijn de aanpassingen als een technische aanpassing te karakteriseren, waarvoor een BNC fiche niet is voorzien. Afhankelijk van de besluitvorming over het MFK wordt besluitvorming over de transitieverordening medio 2020 verwacht.

Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, en artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit

Volgens VWEU is landbouw een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten. De Unie oefent haar bevoegdheid uit door diverse wetgevingshandelingen aan te nemen ter bepaling en uitvoering van een EU-GLB overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 44 VWEU. Volgens artikel 39 VWEU heeft het GLB onder meer ten doel de landbouwers een redelijke levensstandaard te verzekeren. Het voorgestelde initiatief komt daaraan tegemoet. Het voorstel heeft als toegevoegde waarde dat de Europese landbouwers in 2021 verzekerd zijn van de huidige ondersteuning met stabiliteit van de daaraan verbonden voorwaarden. Het kabinet heeft een positief oordeel over de subsidiariteit van de voorstellen.

Proportionaliteit

De voorstellen bevatten geen nieuwe beleidsontwikkelingen en wijzigen de bestaande verordeningen alleen voor zover noodzakelijk om de continuïteit te waarborgen. Het kabinet heeft een positief oordeel over de proportionaliteit van de voorstellen.

Financiële consequenties

De voorstellen beogen continuïteit van het huidige beleid, houden geen extra uitgaven in en zijn daarmee budgetneutraal. De toewijzingen voor zowel de flexibiliteitsverordening als de transitieverordening zijn gelijk aan het voorstel van de Europese Commissie voor het MFK 2021–2027. Over het nieuwe MFK wordt naar verwachting in het voorjaar van 2020 een besluit genomen. Ingeval een lidstaat besluit om zijn huidige plattelandsontwikkelingsprogramma’s niet te verlengen, worden de plattelandsontwikkelingsbudgetten van 2021 overgeheveld naar 2022–2025.

Krachtenveld

Alle Lidstaten lijken in te kunnen stemmen met de flexibiliteitsverordening, de eerste van beide voorstellen. Ook het Europees parlement heeft aangegeven snel tot een akkoord te willen komen.

Over de transitieverordening hebben veel lidstaten technisch inhoudelijke en verhelderende vragen, onder meer over: voorwaarden voor verlenging van het plattelandsontwikkelingsprogramma, ruimte voor nieuwe maatregelen bij verlenging van het bestaande plattelandsontwikkelingsprogramma, het deels kunnen verlengen van het plattelandsontwikkelingsprogramma, aangaan van nieuwe meerjarige verplichtingen en de doorloop in het nieuwe GLB, grondslag voor de berekening van het budget voor LEADER, deadlines voor het indienen van een verlengd plattelandsontwikkelingsprogramma, doorloop van operationele programma’s voor producentenorganisaties en over financiële discipline. Hier zal onder het Finse en Kroatische voorzitterschap verder opheldering over worden gezocht.

Essentie Nederlands beleid

Nederland zal onder de komende voorzitterschappen en tijdens de transitieperiode verder inzetten op de herziening van het GLB conform de inzet in het BNC fiche (Kamerstuk 34 965, nr. 2). Dit zal zijn neerslag krijgen in het op te stellen Nationaal Strategisch Plan.

De onderhavige voorstellen betreffen het huidige GLB en bevatten geen nieuwe beleidsmatige zaken.

Nederlands standpunt ten aanzien van de voorstellen

Nederland kan instemmen met de beide technische en beleidsarme voorstellen gebaseerd op het uitgangspunt «huidige regels met nieuw geld». Het is belangrijk dat er tijdig overgangsregelingen worden vastgesteld om lacunes in betalingen te voorkomen ten gevolge van vertragingen in de vaststelling van het nieuwe GLB. Over hoe Nederland in de transitieperiode omgaat met het plattelandsontwikkelingsprogramma wordt nader overleg gepleegd met de provincies. Over de uitkomsten daarvan zal ik uw Kamer informeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven