28 362
Reikwijdte van artikel 68 Grondwet

nr. 11
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 5 september 2001

Bij de behandeling van de Raming van de uitgaven van de Tweede Kamer 2002 op 27 juni 2001 is zijdelings de kwestie van de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet aan de orde gekomen. Ik heb toen gememoreerd (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2000–2001, nr. 92, blz. 5773) dat ik met u heb overlegd hoe de Kamer een gezaghebbende uitspraak over artikel 68 zou kunnen krijgen. Dat overleg vond overigens plaats in het kader van het protocol over het onderzoeksbureau van de Tweede Kamer terwijl de vraag bij de Raming sloeg op de beantwoording van schriftelijke en mondelinge vragen van individuele leden. Zoals toen door mij toegezegd, leg ik u met het oog daarop nogmaals deze vraag voor.

Ik heb in de Kamer uw Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving genoemd als mogelijk instantie om een notitie voor te bereiden, bij voorkeur voorzien van een aantal voorbeelden. Hiermee heb ik willen aangeven dat ik aan de hand van enkele precedenten zou willen bezien of conclusies mogelijk zijn.

Een punt waarover de Kamer met name een gezaghebbende mening zou willen verkrijgen aan de hand van praktijkgevallen betreft het al of niet bestaan van een spanning tussen artikel 68 en de Wet Openbaarheid Bestuur. Concreet: kan een bewindspersoon met een beroep op het belang van de staat weigeren aan een vragend kamerlid bepaalde inlichtingen te geven terwijl de WOB hem kan verplichten om diezelfde inlichtingen aan burgers of media te verschaffen?

Een tweede punt is de vraag of het voor het beantwoorden van vragen van een lid van belang is of een meerderheid in de Kamer op die beantwoording aandringt dan wel of het slechts dat lid of zij of haar fractie is die die behoefte heeft. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan het al of niet weigeren van een antwoord maar ook aan de volledigheid van het antwoord.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

Van Nieuwenhoven


XNoot
1

I.v.m. wijziging in de aanhef.

Naar boven