28 286
Dierenwelzijn

nr. 385
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2010

Met deze brief stellen wij u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de bestrijding van de Q-koorts. Tevens schetsen wij de vervolgstrategie waartoe wij besloten hebben gebaseerd op het advies van de deskundigen dat wij op 9 maart jl. hebben ontvangen en op hetgeen op 10 maart jl. in het bestuurlijk overleg met betrokken partijen aan de orde is gesteld. Tenslotte informeren wij u over de bezoekersregeling, de ontheffing voor de afvoer van mest en de communicatieactiviteiten.

Stand van zaken

Stand van zaken bestrijding

Op dit moment zijn nagenoeg alle drachtige dieren op de besmette bedrijven geruimd. De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) moet nog 1 bedrijf bezoeken voor een tweede ronde. Daarmee nadert het einde van een fase in de bestrijding. Op 77 bedrijven, waarvan twee melkschapenbedrijven, zijn in totaal in twee rondes ongeveer 45 000 drachtige dieren geruimd en daar zullen nog maximaal 1500 bokken bijkomen. De houders ontvangen op korte termijn een brief waarin hen gevraagd wordt of zij hun bokken willen testen. Kiezen zij hier niet voor, dan zullen de bokken worden geruimd. Voor de dekbokken ontvangen de houders een ruimingsvergoeding.

Als gekozen wordt om een bok te testen, dan kan de houder dat doen met een PCR-test op sperma. Mogelijk dat bij ongevaccineerde bokken een serologische test gebruikt kan worden. Het Centraal Veterinair Instituut (CVI) bekijkt momenteel of een dergelijke test een betrouwbare uitslag geeft. De kosten voor het testen van de bok zijn voor rekening van de houder.

Er dienen in beginsel drie testen te worden gedaan, met een tussenpoos van 6 weken. Het CVI onderzoekt of volstaan kan worden met twee testen met een tussenpoos van 12 weken. Als de bok negatief blijkt te zijn, dan kan de houder de bok weer gebruiken voor de fokkerij. Als de bok positief test, dan geldt een levenslang fokverbod.

Er zijn nog wel verdachte bedrijven en er zullen mogelijk nog verdachte en besmette bedrijven bijkomen.

We kunnen ons nu weer meer richten op preventie; de eerste melkleverende bedrijven zijn inmiddels gevaccineerd. Vóór 1 juni a.s. zullen alle schapen en geiten op melkleverende bedrijven en op opfokbedrijven gevaccineerd zijn.

Schapen en geiten die worden gehouden op zorgboerderijen, op kinderboerderijen, in dierentuinen, op locaties waar lammetjesaaidagen worden gehouden en in rondtrekkende kuddes en in natuurgebieden in heel Nederland moeten in de loop van het jaar gevaccineerd zijn.

Stand van zaken humaan

Het Centrum Infectieziektenbestrijding (CIb) van het RIVM heeft sinds 1 januari 2010 52 meldingen van Q-koortspatiënten ontvangen waarvan de eerste ziektedag in 2010 viel. Deze meldingen zijn onderdeel van de in totaal 247 meldingen van GGD’en in 2010. Daarvan zijn de meeste afkomstig van de GGD Hart voor Brabant. Van de 247 meldingen zijn er 82 van mensen die in 2009 ziek zijn geworden, vier meldingen hebben een eerste ziektedag in 2008 en één een eerste ziektedag in 2007. Van de overige 108 meldingen is nog geen eerste ziektedag bekend. Vorig jaar werden er in de eerste negen weken van het jaar 13 patiënten gemeld.

De duiding van deze getallen is lastig. Laboratoriumonderzoek kan lang niet altijd onderscheid maken tussen gevallen met een recente eerste ziektedag of langer geleden. Klinische verschijnselen (zoals koorts, hoesten, hoofdpijn) die lijken op Q-koorts hoeven nog niet door Q-koorts veroorzaakt te worden. De patiënt kan op dat moment een andere ziekte hebben en Q-koorts eerder ongemerkt hebben doorgemaakt. Het laboratoriumonderzoek toont dan wel de doorgemaakte Q-koortsinfectie aan. Hierdoor kan de patiënt dus ook ten onrechte gemeld worden als een recente Q-koortspatiënt. Het aandeel van deze «vals-positieven» is door een verhoogde alertheid voor Q-koorts waarschijnlijk hoger in 2010 dan in voorgaande jaren.

In 2010 zijn drie sterfgevallen gerelateerd aan Q-koorts gemeld bij het RIVM. Bij deze drie patiënten was sprake van chronische Q-koorts, waarbij de infectie in voorgaande jaren was opgelopen. Tevens was er sprake van onderliggende medische problematiek.

Wij maken ons zorgen over de ziektelast die de Q-koortsepidemie teweegbrengt en zullen daarom de patiëntenvereniging ondersteunen.

Q-koortsconferentie

Op 25 en 26 februari jl. heeft een internationale Q-koortsconferentie plaatsgevonden in Nederland. Ruim 200 deelnemers uit bijna 20 landen waren aanwezig. Ook namen vertegenwoordigers van de Europese Commissie, de European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) en de European Food Safety Authority (EFSA) deel.

De vele interessante bijdragen gaven een goed beeld van de wereldwijde kennis en stand van zaken op het gebied van Q-koorts. Op basis van deze conferentie concluderen wij dat we alle mogelijke bestrijdingsopties aan humane en veterinaire zijde in beeld hebben. Er is geen nieuwe of aanvullende bijdrage geleverd aan de bestrijdingsmaatregelen in Nederland die wij tot op heden nog niet hebben overwogen. Met name in de contacten en ideeënuitwisseling tussen wetenschappers en beleidsmakers was het een nuttige bijeenkomst.

Zoals wij eerder aangaven, is de Nederlandse uitbraak qua duur en omvang mondiaal gezien uniek. Daarmee is ook het pakket aan bestrijdingsmaatregelen dat we in Nederland hebben ingesteld uniek.

Een pakket aan maatregelen, dat ook door buitenlandse experts wordt getypeerd als zeer ingrijpend. De presentaties zijn te vinden op de websites van onze ministeries (www.minlnv.nl, www.minvws.nl).

In april 2010 zullen er twee internationale rapporten verschijnen van de ECDC en EFSA. In deze rapporten zal aandacht worden besteed aan monitoring en surveillance van Q-koorts bij dier en mens, de ziektelast van Q-koorts bij mensen en de wetenschappelijke kennis over bestrijdingsstrategieën. Nederlandse experts dragen bij aan deze rapporten. Wij zullen beide rapporten meenemen in onze verdere afwegingen rondom Q-koorts.

Vervolgstrategie Q-koortsbestrijding

Adviesaanvraag

Met het naderende einde van de huidige lammerperiode, breekt er een nieuwe fase aan in de Q-koortsbestrijding. Met het afronden van de ruimingen is straks de belangrijkste besmettingsbron, namelijk de drachtige dieren op besmette bedrijven, weggenomen. Dit rechtvaardigt de overweging of aanpassing aangewezen is van het huidige pakket maatregelen, dat eind 2009 uit voorzorg is ingesteld op melkgeiten- en melkschapenbedrijven met meer dan 50 dieren om de risico’s voor de volksgezondheid te verminderen.

Wij hebben onze beoogde vervolgstrategie voorgelegd aan het deskundigenberaad onder leiding van de heer professor Coutinho van het RIVM. De deskundigen hebben, na aanvullende informatie te hebben ontvangen over de effectiviteit van vaccinatie, op 9 maart 2010 bijgevoegd advies gegeven.1 Dit advies is vervolgens voorgelegd aan het bestuurlijk overleg op 10 maart jl.

Effectiviteit vaccinatie

Conform onze eerdere toezegging aan uw Kamer willen wij u hierbij informeren over onze overwegingen om het huidige pakket crisismaatregelen voor melkgeiten- en melkschapenbedrijven met meer dan 50 dieren al dan niet aan te passen gelet op het advies vanuit het deskundigenberaad en het bestuurlijk overleg.

De belangrijkste pijler onder de vervolgstrategie en bepalende randvoorwaarde voor het kunnen aanpassen van het maatregelenpakket is de verplichting tot volledige en tijdige vaccinatie (i.e vóór de dracht) in combinatie met de werkzaamheid van het vaccin.

De deskundigen stellen in hun advies dat er voldoende aanwijzingen zijn dat tijdige en volledige vaccinatie:

– de kans op infectie met Coxiella burnetii (C. burnetii) vermindert bij een meerderheid van de gevaccineerde dieren,

– in aanzienlijke mate of vrijwel geheel, abortus zal voorkomen en

– de uitscheiding van de bacterie bij een abortus sterk reduceert.

Zij verwachten dat vaccinatie (als maatregel om de uitstoot van C. burnetii te beperken) zal leiden tot een grote risicovermindering voor de verspreiding van bacteriën door de afname van uitscheiding.

Op basis daarvan verwachten de deskundigen dat het risico op humane infecties vanuit de melkgeiten- en melkschapenhouderij sterk vermindert. Overigens betekent dit niet dat we dit jaar en ook de volgende jaren geen humane infecties meer zullen zien.

De belangrijkste bron van bacteriën, aborterende of lammerende besmette dieren, is weggehaald maar daarmee is de bacterie niet weg.

Het is volgens de deskundigen dan ook nog onduidelijk hoe de humane epidemie zich in 2010 en in volgende jaren zal ontwikkelen.

We moeten er vanuit gaan dat door de epidemie van de afgelopen jaren de bacterie in delen van Nederland nog in ruime mate aanwezig is in het milieu en mensen ook hierdoor besmet kunnen raken. Het is immers bekend dat de bacterie jarenlang kan overleven in het milieu. Daarnaast kunnen mensen nog steeds besmet raken door direct contact met besmette dieren (dat geldt overigens ook voor andere diersoorten dan geiten en schapen). Ook kunnen werknemers extra risico lopen op een infectie als zij onbeschermd in een gecontamineerd milieu werken. Of vaccinatie met een humaan vaccin voor dergelijke groepen aangewezen is, is onderdeel van de adviesaanvraag aan de Gezondheidsraad. Deze zal voor de zomer haar advies hierover uitbrengen.

Andere bronnen en nog onbekende besmettingsroutes zijn ook niet uit te sluiten. Bij eventuele nieuwe clusters van humane gevallen waarbij er geen duidelijke link is met een besmet bedrijf is normaal gesproken bron- en contactonderzoek nodig om de bron te identificeren. Omdat die bron het hele milieu kan zijn, zullen wij het deskundigenberaad de vraag voorleggen in hoeverre bron- en contactonderzoek in deze gevallen een rol kan spelen.

Aanpassingen algemeen maatregelenpakket

Het huidige maatregelenpakket is in december genomen om het risico voor de volksgezondheid tijdens de lammerperiode 2009/2010 te beheersen. Een logisch moment om de maatregelen onder voorwaarden aan te passen, zou daarom het einde van deze lammerperiode zijn. Uitgaande van het per 16 december 2009 ingestelde fokverbod loopt deze af op 15 mei 2010.

Het is belangrijk om te constateren dat de deskundigen met ons vaststellen dat de ruiming van drachtige dieren als een eenmalige noodmaatregel moet worden gezien, specifiek gekoppeld aan de lammerperiode 2009/2010.

De belangrijkste vervolgmaatregel op de melkgeiten- en melkschapenbedrijven met meer dan 50 dieren is de verplichte vaccinatie vóór 1 juni 2010. Dit om te zorgen dat deze dieren goed beschermd zijn voordat ze opnieuw worden ingezet voor de fokkerij. De vaccinatiestatus van elk individueel dier wordt vastgelegd in het identificatie- en registratiesysteem (I&R). Afhankelijk van de besluitvorming (zie paragraaf «conclusie») kunnen het fok- en aanvoerverbod worden opgeheven. Dit is afhankelijk van tijdige en volledige vaccinatie en nieuwe gegevens uit onderzoek of uit epidemiologie. Het levenslange fokverbod zal alleen van kracht blijven voor de nu gespaarde, niet drachtige, vrouwelijke dieren op de tot 1 juni 2010 vastgestelde besmette bedrijven. Het opheffen van het fokverbod moet aansluiten op de verplichte vaccinatie (tijdig en volledig) per 1 juni 2010.

De meldplicht bij verdenking van een Q-koortsinfectie (op basis van abortus) blijft uiteraard van kracht.

De frequentie van de huidige tweewekelijkse tankmelkmonitoring zal vanaf het moment van aanpassing van de maatregelen worden teruggebracht naar het oorspronkelijke eenmaal per twee maanden, mits de dieren tijdig en volledig gevaccineerd zijn.

Zoals reeds aangegeven verwachten de deskundigen dat het vaccineren van dieren leidt tot een grote risicovermindering voor de verspreiding van C. burnetii door afname van verwaaiing uit positieve bedrijven.

De deskundigen gaan daarbij uit van gelijkblijvende bedrijfsvoering en bedrijfsgrootte. Gezien de vele onzekerheden adviseren de deskundigen om het uitbreidingsverbod en het verbod op nieuwbouw voorlopig te handhaven en dit over een jaar opnieuw te beoordelen. Wij nemen het advies van de deskundigen over en handhaven vooralsnog het uitbreidingsverbod en verbod op nieuwbouw in de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten.

Het uitbreidingsverbod en het verbod op nieuwbouw waarop de deskundigen doelen, is opgenomen in de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten. Op grond van deze regeling is het sinds eind vorig jaar niet toegestaan om meer melkgeiten en melkschapen te houden dan het aantal dieren dat door de houder is opgegeven in het kader van de novembertelling 2009 (het zogenaamde referentieaantal). Dit komt neer op een uitbreidingsverbod voor bestaande melkgeiten- en melkschapenhouderijen, maar ook op een verbod op nieuwvestiging van melkgeiten- en melkschapenbedrijven. Voor ondernemers die een nieuw melkgeiten- of melkschapenbedrijf willen starten, geldt immers het referentieaantal 0. Dat betekent dat zij geen melkgeiten- of melkschapenbedrijf kunnen beginnen.

De nu geldende mestmaatregelen en de hygiënerichtlijnen voor melkgeiten- en melkschapenhouderijen blijven van kracht, in afwachting van verdere onderzoeksresultaten naar o.a. afdoding van de bacterie in opgeslagen mest.

Besmette bedrijven

Zoals eerder aangegeven zal de Q-koortsbacterie niet helemaal uit Nederland verdwijnen. Hierdoor kunnen er ook in de toekomst bedrijven besmet raken. Voor de dan besmette bedrijven geldt, naast bovengenoemde algemene maatregelen, een afvoerverbod voor dieren, met uitzondering van afvoer van dieren naar de slacht en naar afmest-, afmelk- en opfokbedrijven (voor dieren jonger dan 4 maanden). Voor deze bedrijven geldt tevens een verplichting tot ongedierte-bestrijding en een bezoekersverbod.

Besmette melkleverende bedrijven krijgen de negatiefstatus terug indien ze een jaar lang negatief blijven in de tankmelkmonitoring. Dit vanwege het feit dat tenminste één lammerseizoen nodig is om deze status te rechtvaardigen, gezien de verhoogde uitscheiding in de lammerperiode en de daling in de maanden daarna.

Vlekkenkaart

De deskundigen zijn van mening dat het risico voor de volksgezondheid in de omgeving van een bedrijf niet is geweken als het bewuste bedrijf weer Q-koortsvrij is verklaard (als de tankmelkmonitoring bij herhaling negatief is of als het bedrijf volledig is geruimd en ontsmet).

Dit vanwege mogelijke contaminatie van de omgeving. Het bedrijf kan wel worden verwijderd van de normlijst en de stip kan worden verwijderd van de geografische kaart met Q-koortsbesmettingen. Wij handhaven de 5 km-zone vooralsnog op de vlekkenkaart. Wij zullen het publiek hierover informeren. Ook zullen wij Nederlandse omwonenden van besmette, Belgische bedrijven op minder dan 5 km van de Nederlandse grens inlichten over de besmetting en de daarmee gepaard gaande mogelijke risico’s.

Conclusie

In de aanpak van de Q-koorts staat het belang van de volksgezondheid voorop. Op basis van het deskundigenadvies van 9 maart jl. en gehoord hebbende het bestuurlijk overleg van 10 maart jl. concluderen wij dat tot het opheffen van het fok- en aanvoerverbod kan worden overgegaan als voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

• tijdige (vóór de dracht) en volledige vaccinatie (2 primaire vaccinaties of een revaccinatie na een primaire serie) op de melkleverende bedrijven vóór 1 juni aanstaande afgerond is en

• nieuwe gegevens uit aanvullend onderzoek of uit de epidemiologie die eind mei door de deskundigen besproken zullen worden geen uitkomsten geven die heroverweging van de voorgenomen strategie noodzakelijk kan maken.

Na het deskundigenberaad van eind mei zal het daaruit voortvloeiend advies opnieuw aan het bestuurlijk overleg worden voorgelegd. Vervolgens zullen wij ons besluit nemen.

Regeling bezoekers bij bedrijven met een publieksfunctie

Er zijn verschillende bedrijven die (ook) een publieksfunctie hebben en waarvoor ook maatregelen gelden. Dit zijn kinderboerderijen, zorgboerderijen, dierentuinen en bedrijven die lammetjesaaidagen organiseren. Deze bedrijven moeten hun dieren in quarantaine laten lammeren. Bedrijven die lammetjesaaidagen organiseren (veelal vleesschapenbedrijven) mogen dat pas nadat de dieren tweemaal zijn gevaccineerd. Er zijn echter ook melkgeiten- en melkschapenbedrijven met meer dan 50 dieren en een publieksfunctie. Deze zouden onder twee pakketten maatregelen vallen: de verplichte tankmelkmonitoring én dieren in quarantaine laten lammeren. Wij willen de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten zodanig aanpassen dat voor deze specifieke gevallen alleen de tankmelkmonitoring geldt. Daaraan wordt dan wel de eis toegevoegd dat op tankmelknegatieve bedrijven de dieren tijdig en volledig gevaccineerd moeten zijn voordat bezoek wordt toegelaten.

Ontheffing voor afvoer van mest

Zoals toegezegd komen wij terug op de vraag van de heer Waalkens, gesteld in het mondelinge vragenuur, over de afvoer van mest van een besmet bedrijf in Middelbeers. Op dit bedrijf dreigden dierenwelzijnsproblemen te ontstaan in verband met een teveel aan mest in de stal. Het bedrijf in Middelbeers had geen eigen opslagcapaciteit voor mest. Op 5 februari 2010 heeft de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) daarom een ontheffing gegeven voor vroegtijdig uitmesten van de stal (vóór dertig dagen na ruiming) en voor de afvoer van mest naar een bedrijf in Schoondijke.

Aan de ontheffing zijn strenge voorwaarden verbonden. Zo mogen in het uit te mesten gedeelte van de stal geen lammeren geboren zijn en moet de mest op het bestemmingsbedrijf alsnog 90 dagen afgedekt worden opgeslagen, alvorens de mest wordt uitgereden en ondergeploegd. De Algemene Inspectiedienst (AID) houdt toezicht op de naleving van de ontheffingsvoorwaarden.

Communicatie

De conclusies zoals eerder geformuleerd zullen op zeer korte termijn worden gedeeld met de sector. De uitvoering van de publiekscommunicatie ligt op lokaal en regionaal niveau, door gemeenten en GGD’en. Zij worden hierbij ondersteund door materialen die beschikbaar worden gesteld in de «toolkit Q-koorts» op de website van het RIVM. Burgers met algemene vragen over Q-koorts kunnen bij Postbus 51 terecht. Op landelijk niveau wordt verder gewerkt aan het ombouwen van de huidige portalwebsite www.qkoortsinnederland.nl naar een publiekswebsite met uitgebreide informatie over Q-koorts. De omwonenden zullen worden geïnformeerd over de eventuele aanpassing van de maatregelen en de gevolgen daarvan.

Er wordt doorlopend onderzoek gedaan naar de beleving van mensen door het volgen van online fora en blogs en door metingen met de Risico- en crisisbarometer van het Nationaal Crisis Centrum.

Diverse scenario’s op basis van het aantal patiënten en de ongerustheid onder de bevolking zijn uitgewerkt en worden in overleg met GGD Nederland, het RIVM en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten verder ingevuld.

Mochten zich nieuwe ontwikkelingen voordoen dan stellen wij u zo snel mogelijk op de hoogte.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven