nr. 243
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2008
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft per
brief van 23 september jl. vragen gesteld over de gevolgen van de invulling
door LNV van de reikwijdte van de Europese transportverordening voor de kleinschalige
houderij. Hieronder zal ik de afbakening van de reikwijdte van deze verordening
nader toelichten.
Reikwijdte transportverordening
Ingevolge artikel 1 van de Verordening nr. (EG) 1/2005 inzake de bescherming
van dieren tijdens het vervoer (transportverordening) is deze van toepassing
op het vervoer van levende gewervelde dieren tenzij dit vervoer geen verband
houdt met een economische bedrijvigheid. Alle gewervelde dieren, zowel landbouwhuisdieren
als hobbydieren, kunnen dus onder de verordening vallen, indien zij worden
vervoerd in het kader van een economische bedrijvigheid.
Met betrekking tot de invulling van «economische bedrijvigheid»,
stelt de considerans1 van de transportverordening
dat vervoer voor commerciële doeleinden niet beperkt is tot vervoer waarbij
een onmiddellijke uitwisseling van geld, goederen of diensten plaatsvindt,
en met name ziet op het vervoer dat direct of indirect leidt dan wel strekt
tot het maken van winst. Deze bedrijvigheid wordt dus niet beperkt tot enkel
de landbouwsector.
De belangrijkste aanleiding van de totstandkoming van de transportverordening
is de wens geweest het transport van landbouwhuisdieren binnen de EU te harmoniseren
en te verbeteren. De transportverordening is echter vastgesteld met een ruimere
reikwijdte. De «economische bedrijvigheid» wordt in de verordening
niet beperkt tot de dieren die worden vervoerd in het kader van landbouwactiviteiten,
maar heeft ook betrekking op andere dieren. Nederland dient zich te houden
aan deze Europese verordening en kan de reikwijdte hiervan niet zelfstandig
inperken. Gezelschaps- of hobbydieren kunnen dus niet worden uitgesloten
van de transportverordening.
Toepassing van de verordening door LNV
Voor de dieren die wel in het kader van een economische activiteit worden
vervoerd, legt de transportverordening door middel van een gelaagde structuur
zwaardere eisen op naar gelang de duur van het transport, de afstand en het
diersoort dat wordt vervoerd.
Indien een veehouder zijn eigen dieren in een eigen vervoermiddel over
een afstand korter dan 50 kilometer vervoert, dan gelden enkel de basiseisen
van de transportverordening neergelegd in artikel 3, zoals o.a. het verbod
dieren zodanig te vervoeren dat letsel wordt veroorzaakt, het verbod op het
vervoeren van dieren die niet geschikt zijn voor vervoer («wrakke dieren»)
en het geven van voedsel, water en rust op gezette tijden. Indien een vervoerder
bijvoorbeeld runderen naar Italië vervoert, dan geldt het zwaarste regime
waarvoor o.a. een vergunning is vereist, een journaal dient te worden bijgehouden
en de chauffeur over een getuigschrift van vakbekwaamheid dient te beschikken.
Een zeer strikte toepassing van de transportverordening zou inhouden dat
voor het vervoer van bijvoorbeeld 1 veulen over een afstand van meer dan 65
km ten behoeve van de verkoop van dit dier een vervoersvergunning nodig is.
Ik ben van mening dat deze lasten niet altijd in verhouding staan tot het
risico voor het welzijn van het te vervoeren dier. Ik zal daarom de dieren
die wel in het kader van een economische activiteit worden vervoerd, maar
waarbij er geen sprake is van bedrijfsmatig vervoer (door hobbyisten) onder
het «minst» zware regime van de transportverordening laten vallen.
Dit betekent dat ik bij dergelijk vervoer alleen de basiseisen van artikel
3 van de transportverordening, voor zover van toepassing zal handhaven.
Teneinde het onderscheid te maken tussen vervoer door hobbyisten en bedrijfsmatig
vervoer van hobbydieren zal ik per dier(soort) uitgaan van een bepaald aantal.
Deze aantallen worden momenteel bepaald. Dit doe ik zoveel mogelijk in overleg
met diverse organisaties voor hobbydierhouders, en met inachtneming van de
grens die is vastgesteld voor bedrijfsmatige activiteit in overige regelgeving
zoals bijvoorbeeld de milieu- en veterinaire regelgeving. Ik tracht hierbij
zo goed mogelijk aan te sluiten bij de aantallen die in de praktijk het onderscheid
tussen hobby en bedrijfsmatig benaderen.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg