nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 2009
Bij het debat over de Voorjaarsnota is een motie ingediend over het beheer
van belangen van de Staat in financiële instellingen (motie-Weekers c.s.,
Kamerstukken II 2008/09, 31 965, nr. 7).
De motie verzoekt de regering in overleg met het parlement een kleine
en effectieve organisatie met eigen rechtspersoonlijkheid, mogelijk naar Brits
model, in te stellen, belast met de uitoefening van aandeelhouders-, aansturings-
en beheerstaken en om de belangen van de Staat der Nederlanden optimaal te
dienen. Voorts verzoekt de motie de regering uiterlijk bij het indienen van
de Miljoenennota 2010 met voorstellen naar de Kamer te komen voor een mandaat
van een dergelijke organisatie.
Aan deze motie ligt de wens ten grondslag snel te komen tot helderheid
over transparante belangenafweging, een geloofwaardige exitstrategie en zakelijk,
niet-politiek beheer.
Bij de indiening van de motie heb ik aangegeven de Kamer eerst een schets
te sturen van het type organisatie dat zal doen wat de Kamer graag zou zien.
Als overeenstemming bestaat over het type organisatie en mandaat, kan vervolgens
worden bezien welke juridische vormgeving daar het best bij past. Daarbij
heb ik aangegeven dat als dit voor de Miljoenennota lukt, ik het graag daarvoor
zal doen.
Helaas is het niet gelukt om voor de indiening van de Miljoenennota een
afgewogen schets te maken voor een beheersorganisatie, waarmee optimaal recht
wordt gedaan aan deze wensen. Ter toelichting dient het volgende.
De motie-Weekers c.s. verwijst naar het Britse model. Ik heb mij daarom
nader laten informeren over het mandaat en de werkwijze van het Britse UK
Financial Investments Limited (UKFI). Daartoe zijn verschillende gesprekken
gevoerd met betrokkenen bij UKFI.
Op basis van het daarmee verkregen inzicht is het de vraag of de wijze
waarop in het Verenigd Koninkrijk het mandaat en werkwijze van UKFI zijn geregeld
voldoende recht doet aan de wensen van uw Kamer. Zo geldt in het Verenigd
Koninkrijk dat de minister van Financiën – in elk geval zolang
er geen formeel investeringsmandaat is vastgesteld – vooraf moet instemmen
met alle belangrijke beslissingen van UKFI. Bovendien voeren de financiële
instellingen waarvan aandelen worden beheerd door UKFI zowel overleg met UKFI,
FSA, Bank of England als met het ministerie van Financiën. Dit maakt
besluitvorming complex en tijdrovend. Zo wordt het ook door betrokkenen ervaren.
De oprichting van UKFI heeft een andere achtergrond dan de motie-Weekers
c.s.
Belangrijkste overweging voor de instelling van UKFI was het voorkomen
van insiderproblematiek1. Daarbij ging het de
Britse regering erom verkoop van aandelen mogelijk te maken, ongeacht of er
elders binnen de overheid mogelijk voorwetenschap aanwezig zou zijn (bijvoorbeeld
bij het ministerie over nieuwe, ingrijpende regelgeving). De belangrijkste
expertise binnen UKFI betreft dan ook vooral koop-, verkoop- en koersanalyse.
Dat strookt niet met de bedoeling van uw Kamer.
Daarbij is relevant dat UKFI voor de Britse Staat optreedt als (niet-100%-)
aandeelhouder in beursgenoteerde financiële instellingen, te weten RBS
en Lloyds Bank2. Deze situatie doet zich in Nederland
nu niet voor.
Overigens heeft UKFI geen rol bij het Britse Asset Protection Scheme.
Daarvoor wordt in het Verenigd Koninkrijk een apart agentschap opgericht binnen
het ministerie van Financiën3.
Gelet op de wens van uw Kamer om te komen tot een transparante belangenafweging,
een geloofwaardige exitstrategie en zakelijk, niet-politiek beheer, acht ik
inzicht in een ander model gewenst.
Een belangrijk vraagpunt daarbij is of voldoende recht wordt gedaan aan
de strekking van de motie, als de minister van Financiën (zoals bij UKFI)
invloed heeft op alle belangrijke beslissingen van de beheersorganisatie.
Anderzijds is het de vraag in hoeverre het vanuit democratisch oogpunt –
mede gelet op het budgetrecht van het parlement – verantwoord is vergaande
autonomie toe te kennen aan een beheersorganisatie. Daarbij acht ik het ongewenst
als het parlement de minister van Financiën ter verantwoording zou kunnen
roepen over het functioneren van een beheersorganisatie, terwijl de minister
geen bevoegdheden zou hebben jegens zo’n organisatie.
Met het oog op dergelijke vragen wil ik graag nader inzicht krijgen in
een model dat in de jaren 90 van de vorige eeuw in Zweden werd gehanteerd.
Daar is in 1992 een instelling opgericht voor steun aan banken (Bankstödnämnd
of Bank Support Authority) die beschikte over een verdergaande wettelijke
autonomie. Het werd opgezet als een onafhankelijke instelling op afstand van
de regering, de nationale bank (Riksbank) en de toezichthouder (Finansinspektion).
Om dit inzicht te verkrijgen worden op korte termijn gespreken gevoerd
met betrokkenen bij de Bankstödnämnd (Bank Support Authority). Op
basis van het daarmee verkregen inzicht verwacht ik u dit najaar een schets
te sturen van het type organisatie dat zal doen wat uw Kamer graag zou zien
en de opdracht die daarbij hoort.
De minister van Financiën,
W. J. Bos