27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 448 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2019

In mijn brief van 20 december 2017 (Kamerstuk 27 858, nr. 416) heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw (hierna: onkruidbestrijdingsmiddelen). Ter uitvoering van mijn toezegging in die brief informeer ik u thans over de trends in de verkoop van onkruidbestrijdingsmiddelen voor particulier gebruik en over de mogelijkheden voor een solide juridische grondslag voor een eventueel gebruiksverbod.

Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik u te informeren over enkele recente ontwikkelingen in verband met het professioneel gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen.

Particulier gebruik

Trends in verkoopcijfers particulier gebruik

Het RIVM heeft een analyse uitgevoerd naar de verkoopcijfers van onkruidbestrijdingsmiddelen (2014–2017) in combinatie met een consumentenonderzoek (2017) naar onkruidbestrijding door particulieren (zie bijlage)1.

Het RIVM concludeert dat particulieren niet minder chemische middelen zijn gaan gebruiken, maar dat zij gedeeltelijk zijn overgestapt van middelen op basis van glyfosaat naar andere middelen, waaronder (toegelaten) middelen op basis van organische zuren. Het gebruik van middelen op basis van de werkzame stof glyfosaat is structureel met bijna een derde afgenomen. In 2014 werd nog ruim 30.000 kilogram werkzame stof verkocht, in de jaren 2015 tot en met 2017 bedroeg de verkochte hoeveelheid steeds 21.000 kilogram per jaar. Doelstelling van het beleid was een halvering in 2016 van de verkoop van middelen op basis van de werkzame stof glyfosaat (Kamerstuk 27 858, nr. 392).

Tabel: Som werkzame stof in kg verkochte herbiciden aan particulieren
 

2014

2015

2016

2017

totaal onkruidbestrijding

50.194

45.362

52.393

58.072

– waarvan glyfosaat:

30.715

21.924

21.456

21.483

– waarvan organische zuren:

15.998

20.314

26.762

29.886

– waarvan overige werkzame stoffen:

3.481

3.124

4.175

6.703

Het RIVM constateert op grond van het consumentenonderzoek dat 10% van de Nederlanders met een tuin niets doet tegen onkruid. Daarnaast bestrijdt 38% van de Nederlanders met een tuin onkruid alleen met fysieke/mechanische of preventieve maatregelen. Dit betekent dat grofweg de helft (48%) van de Nederlanders met een tuin geen chemische middelen gebruikt ter bestrijding van onkruid, en de andere helft (52%) wel. Door die laatste groep worden ook producten toegepast die niet door het Ctgb zijn beoordeeld en toegelaten tot de Nederlandse markt voor gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel (zoals chloor of azijn). Dit gegeven komt naar zijn aard niet tot uiting in het onderzoek naar de verkoopcijfers van toegelaten middelen.

Producten als azijn en chloor hebben eveneens nadelige effecten voor het milieu. Ik wil dan ook bezien hoe dit uitwijkgedrag voorkomen kan worden. Complicerende factor is, dat de producten waarnaar wordt uitgeweken voor andere gebruiksdoeleinden (zoals schoonmaak binnenshuis) voor consumenten gewoon te koop zijn. Dit vereist daarom initiatieven van de detailhandel en de overheid, en van organisaties die het gebruik van deze producten aanprijzen op internet of in tijdschriften. Ik zal deze organisaties daarop aanspreken. Communicatie-activiteiten zullen plaatsvinden binnen het kader van de Green Deal Verantwoord particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, als onderdeel van de zogenoemde communicatie-toolkit waarin de detailhandel en Milieu Centraal op verschillende manieren informatie verschaffen over een geïntegreerde gewasbescherming.

De resultaten van de initiatieven zal ik betrekken in de eindevaluatie van de Green Deal Verantwoord particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Deze eindevaluatie start volgens planning eind 2019.

Juridische grondslag verbod particulier gebruik

Na afronding van de eindevaluatie zal ik de resultaten ervan aan uw Kamer voorleggen, parallel zal ik een wetsvoorstel voorbereiden dat het juridisch mogelijk maakt een verbod op het particulier gebruik uit te vaardigen. Een eventueel verbod kan vervolgens in een algemene maatregel van bestuur worden neergelegd.

Of ik u ook daadwerkelijk een concreet voorstel voor een verbod zal voorleggen, is afhankelijk van de resultaten van de eindevaluatie. Zoals reeds eerder gemeld, zal een eventueel verbod bovendien goed beargumenteerd moeten worden om de juridische toets te kunnen doorstaan, door de winst van een verbod voor mens en milieu te onderbouwen, de juridische inbedding in het Europese recht te beargumenteren en door de handhaafbaarheid van een dergelijk verbod te motiveren.

Professioneel gebruik

Op 16 juli 2018 heb ik u laatstelijk geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw (Kamerstuk 27 858, nr. 434). Sindsdien hebben zich drie relevante ontwikkelingen voorgedaan waarvan ik u graag op de hoogte stel.

Onderzoek effecten verbod professioneel gebruik

Ik heb het onafhankelijk adviesbureau Royal HaskoningDHV onderzoek laten uitvoeren naar de effectiviteit van het verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Het onderzoek is toegespitst op de ontwikkelingen in concentraties, normoverschrijdingen en vrachten van glyfosaat, omdat die werkzame stof in de groep onkruidbestrijdingsmiddelen de meeste normoverschrijdingen in oppervlaktewater veroorzaakt. Het onderzoek heeft betrekking op meetgegevens gedurende een relatief korte periode, namelijk vanaf april 2016 (inwerkingtreding gebruiksverbod) tot en met juni 2018. De hoofdconclusie van de analyse is dat op de drinkwaterinnamepunten een afname in glyfosaatconcentraties en normoverschrijdingen in vergelijking met andere groepen meetpunten aantoonbaar is. Vanwege de korte meetperiode is nog onbekend of sprake is van een doorzettende trend.

De conclusie laat zien dat het verbod een geschikte maatregel is, dat zijn vruchten afwerpt. De kwaliteit van het oppervlaktewater dat voor de drinkwaterbereiding wordt gebruikt, is verbeterd. Ik ga ervan uit dat voortzetting van de metingen zal aantonen dat deze trend de komende jaren doorzet.

Het onderzoeksrapport «Effecten van het gebruiksverbod buiten de landbouw op oppervlaktewater» heb ik als bijlage bij deze brief gevoegd2.

Uitspraak rechtbank Den Haag

Op 16 januari 2019 heeft de rechtbank de uitspraak gedaan dat het verbod op het professioneel gebruik in stand kan worden gelaten3. Brancheorganisaties Nefyto en Artemis waren een juridische procedure begonnen en betoogden dat het verbod onrechtmatig zou zijn en daarom ongeldig («onverbindend») moest worden verklaard. De rechtbank oordeelde daarentegen dat het gebruiksverbod een acceptabele beperking vormt op het gebruik dat door het Ctgb (via de middelenbeoordeling) was toegelaten. Voor zover het verbod een inbreuk vormt op het vrij verkeer van goederen, is die inbreuk gerechtvaardigd. Het verbod is volgens de rechtbank namelijk noodzakelijk, geschikt en evenredig voor de bescherming van de (drink-)waterkwaliteit en de volksgezondheid.

Hoger beroep is nog mogelijk.

Ik beschouw de uitspraak en de bovengenoemde onderzoeksresultaten als een stimulans om voort te gaan op de ingeslagen weg van verduurzaming van de gewasbescherming. Ook van overheden en andere terreinbeheerders mag een duurzame werkwijze worden gevergd ter bescherming van mens, dier en milieu.

Toezicht NVWA in 2017 en 2018

In de periode 2015 tot en met 2017 is op verschillende manieren bekendheid gegeven aan het gebruiksverbod. Vooral overheden en aannemingsbedrijven (hoveniers en groenvoorzieners) zijn uitgebreid geïnformeerd over de wetgeving en mogelijkheden voor een niet-chemisch beheer van de openbare ruimte. Vervolgens heeft de NVWA in 2017 en 2018 toezicht gehouden op de naleving van het gebruiksverbod. De NVWA heeft geconstateerd dat de communicatie niet alle gebruikers heeft bereikt. Dat betreft met name (kleine) bedrijven, niet uit de groensector, die onkruidbestrijding in eigen beheer uitvoeren. Daarom zal de communicatie en het toezicht door de NVWA dit jaar vooral worden gericht op verbetering van naleving door deze groep van gebruikers.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven