nr. 38
MOTIE VAN HET LID CRONE C.S.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat bij het beschermen van consumenten en bedrijven publieke
belangen en het garanderen van echte marktwerking en concurrentie de energienetwerken
een centrale rol spelen;
overwegende, dat commerciële energiebedrijven (producenten, leveranciers
en handelaren) geen enkele invloed mogen hebben op het beleid en functioneren
van netwerken;
van mening, dat de regering de publiekrechtelijke regelgeving dient te
versterken om het netwerkbedrijf zelfstandig en onafhankelijk te positioneren
zodat belangenverstrengeling wordt uitgesloten;
verzoekt de minister van Economische Zaken, wetgeving voor te bereiden
gericht op afscheiding van de netwerken met de volgende uitgangspunten:
– de netbeheerder heeft de bedrijfsmiddelen (netten, gebouwen, enz.)
op de eigen balans en heeft voldoende personeel, zodat zelfstandig kan worden
geïnvesteerd en gewerkt;
– deze wordt afgescheiden in een volwaardige vennootschap waarbij
wordt gerealiseerd dat het blote juridisch eigendom (aandelen) bij de overheid
blijft of komt;
– de benoeming van bestuurders en commissarissen wordt zodanig geregeld
dat volledige onafhankelijkheid van de eigenaar wordt gegarandeerd;
– in de statuten wordt vastgelegd dat bestuurders en raad van commissarissen
de bevoegdheid hebben om jaarlijks een bedrag uit de winsten te reserveren
voor investeringen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar taken,
zoals onderhoud, uitbreidingen en milieu;
verzoekt de minister, aanvullend op deze voorwaarden, te rapporteren over
de volgende opties (inclusief conceptbeleidsregels) ten aanzien van het
economisch vruchtgebruik en de vergoeding die de aandeelhouder daarvoor kan
bedingen:
– het juridisch eigendom en economisch vruchtgebruik blijven bij
de overheid (eventueel met minderheidsparticipatie van institutionele beleggers);
– het juridisch eigendom blijft bij de overheid en het economisch
vruchtgebruik gaat via minderheidsparticipatie naar andere private partijen
(waaronder de huidige energiebedrijven). Tussen deze private participanten
(en met haar verbonden bedrijven) en het netbedrijf mogen geen aanbestedingsrelaties
bestaan ten aanzien van de kerntaken van het netbeheer;
spreekt uit dat private minderheidsparticipatie als genoemd eerst door
de minister van Economische Zaken kan worden goedgekeurd per 1 januari 2002
en nadat deze rapportage en beleidsregels met de Kamer zijn besproken en dienovereenkomstig
door de minister zijn vastgesteld. Na evaluatie in 2004 en bespreking van
door de Tweede Kamer eventueel nader te stellen criteria en regels zal overwogen
worden of met verdere privatisering kan worden ingestemd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Crone
Voûte-Droste
Van Walsem