26 991 Voedselveiligheid

Nr. 412 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2014

Tijdens het AO Landbouwraad van 19 juni 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 727) heeft uw Kamer vragen gesteld over het onderzoek van Carman c.s. over de gevolgen van het voeren van een mix van genetisch gemodificeerde (GM) soja en maïs aan varkens. Ik heb toen de toezegging gedaan om het onderzoek te bestuderen, te kijken of vervolgonderzoek nodig is en zo ja, uw Kamer te informeren over wie onderzoek gaat doen.

Daarnaast heeft uw Kamer, middels een brief van 29 januari 2014 verzocht te reageren op een persbericht waarin melding wordt gemaakt van onderzoek van de Flinders Universiteit, Australië, betreffende veevoer en genetisch gemodificeerde gewassen.

Ik informeer u hierbij, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de resultaten van dit onderzoek, die u in de bijlagen aantreft1.

In de publicatie van Carman c.s. wordt gesteld dat het voeren van een mix van GM maïs (maïsvarianten NK603, MON863 en MON810) en GM soja (RR soy) aan varkens kan leiden tot maagaandoeningen en een verhoging van het gewicht van de uterus. Gesteld wordt dat mensen een vergelijkbaar maag-darmkanaal hebben als varkens. Omdat varkensvlees van varkens die zijn gevoerd met GM voedingsmiddelen wordt geconsumeerd, wordt gesteld dat het daarom verstandig is om te onderzoeken of de resultaten van dit onderzoek ook toepasbaar zijn op mensen. Het bovengenoemde persbericht van 12 juni 2013 betreft hetzelfde onderzoek.

Wetenschappelijke beoordeling

Naar aanleiding van uw eerste verzoek is op 21 juni 2013 het Bureau Risicobeoordeling van de NVWA verzocht een wetenschappelijke beoordeling uit te voeren van de publicatie van Carman c.s. Het Bureau heeft het frontoffice RIVM-Rikilt Voedselveiligheid gevraagd de wetenschappelijke kwaliteit van het artikel te beoordelen. Daarbij is tevens gevraagd of deze studie van Carman c.s. aanleiding geeft tot herziening van de EFSA-risicobeoordelings-richtsnoeren.

Naar aanleiding van het eerder genoemde persbericht is wederom aan het Bureau Risicobeoordeling van de NVWA en het frontoffice RIVM-Rikilt Voedselveiligheid gevraagd om te bezien of dit tot andere conclusies leidt dan het door hen opgestelde advies naar aanleiding van het eerste verzoek.

De reacties van het Bureau van de NVWA, het frontoffice RIVM-RIKILT en de reactie van beiden naar aanleiding van het persbericht zijn bijgevoegd als respectievelijk bijlage 1, 2 en 32. Hieruit komt volgende naar voren:

Beoordeling veiligheid

Bij de beoordeling van GM gewassen voor gebruik in diervoeders en gebruik in voedingsmiddelen wordt er door de EFSA een risicobeoordeling gedaan, gebaseerd op de betreffende EFSA-risicobeoordelingrichtsnoeren. Bij die Europese veiligheidsbeoordeling voor mens, dier en milieu wordt het aspect van indirecte menselijke blootstelling aan eetbare dierlijke producten van dieren, die voorafgaand zijn gevoerd met GM gewassen of afgeleide grondstoffen expliciet meegenomen.

De in deze studie gebruikte GM varianten, te weten GM maïs NK603, MON863 en MON810 en de GM soja (RR soy), zijn toegelaten in de Europese Unie voor gebruik in diervoeder en in voedingsmiddelen en er zijn dan ook geen indicaties dat deze een indirect (via consumptie) schadelijk effect hebben op de gezondheid van de mens.

Over mengsels van GM gewassen geeft het Bureau van de NVWA aan dat er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor de noodzaak van een beoordeling hiervan in de EU-beoordelingsprocedure en dus daar ook niet in voorziet. Als nieuwe GM gewassen na strenge individuele beoordeling veilig voor mens, dier en milieu zijn bevonden, dan zijn de mengsels dat ook.

Aanpassing van de EU-procedure is volgens het Bureau dan ook niet noodzakelijk omdat mengsels van GM producten mengsels zullen zijn van GM variëteiten die als even veilig zijn beoordeeld als conventionele variëteiten.

Beoordeling kwaliteit onderzoek en resultaten

Uit de wetenschappelijke beoordeling concluderen het Bureau van de NVWA en de frontoffice RIVM-RIKILT dat de opzet van de proef niet voldoet aan de gangbare wetenschappelijke standaarden voor het uitvoeren van proefdieronderzoek met hele gewassen of voedingsmiddelen, zoals dat is vastgelegd in de EFSA-risicobeoordelingsrichtsnoeren.

Daarbij wordt ondermeer geconstateerd dat de Australische onderzoekers verbanden leggen tussen behandeling en effecten die niet wetenschappelijk onderbouwd zijn; bijvoorbeeld omdat daarvoor cruciale gegevens ontbreken, zoals details over de samenstelling van het voer.

Verder ontbreekt een goede statistische analyse van de oorzaak-effectrelatie met betrekking tot de ontstekingsreacties in het maagepitheel van mannelijke en vrouwelijke varkens en de zwaardere baarmoeders van de vrouwtjes. De effecten zijn onvoldoende onderbouwd en kunnen niet zonder meer worden toegeschreven aan de voedermix van genetisch gemodificeerde maïs en soja. Zo kunnen de waargenomen gezondheidseffecten bijvoorbeeld ook veroorzaakt zijn door de wijze van huisvesten, door lage gehalten aan oestrogeenachtige stoffen in zowel de GM als niet-GM voedermix of door een natuurlijke achtergrondvariatie bij opgroeiende varkens.

Daarnaast zijn de onderliggende data niet gepubliceerd en de gehanteerde statistische methode voor de data-analyse is er niet op gericht te onderzoeken of er verschillen tussen onderzoeksgroepen en controlegroep aangetoond kunnen worden, hetgeen nodig is om tot conclusies hierover te kunnen komen. Dit onderzoek wordt daarom qua uitvoering en rapportage ongeschikt geacht als basis voor een uitspraak over de noodzaak tot chronisch onderzoek met genetisch gemodificeerde gewassen.

Naar aanleiding van vragen van het Bureau aan de EFSA heeft deze laten weten dat de EFSA de publicatie kent en heeft besproken, maar dat zij geen noodzaak ziet om de studie nader te laten evalueren door haar wetenschappelijk GGO-panel.

Advies naar aanleiding van de studie

Gelet op de beperkte wetenschappelijke kwaliteit van het artikel geven het Bureau van de NVWA en het frontoffice RIVM-RIKILT aan dat er geen redenen zijn om de huidige methodiek van de voedsel- en voederveiligheidsbeoordeling van GM gewassen, zoals die in de huidige EFSA-risicobeoordelingsrichtsnoeren zijn vastgelegd, te herzien. Vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn er geen andere acties nodig. Ik neem dit advies over en zie daarom geen aanleiding om vervolgonderzoek te laten uitvoeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven