26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 97 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2011

In opdracht van Provinciale Staten van de provincie Zeeland heeft een commissie onder leiding van de heer Mans onderzoek gedaan naar vergunningverlening aan en handhaving van de milieuvoorschriften door chemiebedrijf Thermphos. Aanleiding is de maatschappelijke onrust over de uitstoot van gevaarlijke stoffen, zoals cadmium en dioxines. Het past In de eerste plaats wil ik gezegd hebben dat het bij de verantwoordelijkheid van provincies voor vergunningverlening en handhaving en de daarbij behorende horizontale verantwoording en kwaliteitsborging dat Provinciale Staten een onafhankelijk onderzoek naar Thermphos heeft laten uitvoeren.

Ik ben systeemverantwoordelijke voor vergunningverlening aan en handhaving van de milieuvoorschriften voor bedrijven zoals Thermphos: Nederland moet milieu- en veiligheidsdoelen halen en internationale verplichtingen, zoals de IPPC-richtlijn1 en het CLRTP-verdrag2, nakomen. Vanuit dit perspectief bekeken is het dossier Thermpos opnieuw een illustratie dat de kwaliteit van de uitvoering van milieuregelgeving moet verbeteren. Ten aanzien van de hierop ondernomen acties verwijs ik u naar de brief inzake majeure risicobedrijven die ik op 18 maart 2011 aan uw Kamer zond (kamerstuk 26 956, nr. 96). Overigens is de provincie Zeeland is op de goede weg. Men hanteert nu een zero tolerance handhavingaanpak van Thermphos en heeft de communicatie naar omwonenden en omliggende gemeenten geïntensiveerd.

Naast een goede organisatie is een duidelijk beleids- en wetgevingskader bepalend voor de kwaliteit van de uitvoering. De heer Mans beschrijft in zijn rapport het kader voor emissies van cadmium en dioxines, waar het in deze casus vooral om draait. Hij trekt daarover geen conclusies. De normstelling voor bedrijven zoals Thermphos vindt in principe op Europees niveau plaats via de IPPC-richtlijn. Deze richtlijn en in het bijzonder de uitwerking daarvan in Europese referentiedocumenten voor beste beschikbare technieken (BREF’s) besteedt echter niet altijd voldoende aandacht aan emissies van gevaarlijke stoffen. Ik zal mij in het kader van de uitvoering van de opvolger van de IPPC-richtlijn, de Richtlijn industriële emissies3, inzetten voor betere Europese normering.

Bij gebrek aan Europese normen geldt de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR). Dit zijn geen emissiegrenswaarden die direct voor bedrijven gelden, maar een instructie aan het bevoegd gezag voor het maken van vergunningvoorschriften. Een belangrijk aspect in de casus Thermphos was het vaststellen van milieuhygiënisch verantwoorde, juridisch houdbare en naleefbare vergunningvoorschriften.

Direct werkende algemene regels voor prioritaire stoffen en andere emissies van nationaal of Europees belang kan de uitvoering van de milieuregelgeving vereenvoudigen en de naleving van internationale verplichtingen helpen borgen. Dergelijke regels bestaan nu bijvoorbeeld al voor afvalverbranding. Ik zal dit laten onderzoeken.

De VROM-Inspectie houdt interbestuurlijk toezicht op het bevoegd gezag en heeft vanuit die rol intensief en voortdurende druk uitgeoefend op de provincie Zeeland om tot een betere vergunning-, toezicht- en handhavingaanpak te komen bij Thermphos.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Richtlijn 2008/1/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging PbEU 2008 L24.

X Noot
2

Convention on Long-range Transboundary Air Pollution.

X Noot
3

Richtlijn 2010/75 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) PbEU 2010 L334.

Naar boven