26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 210 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2017

Hierbij bied ik u de Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016 aan. Daarnaast informeer ik u over de motie Van Veldhoven1 over de inspectiepraktijk en enkele openstaande toezeggingen. Tot slot geef ik een reactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) getiteld «Veiligheid Brzo-bedrijven, lessen na Odfjell», van 2 maart 20172. Deze brief is mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Veiligheid en Justitie.

Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016

De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016 is de vierde jaarlijkse rapportage over de veiligheidssituatie bij Brzo-bedrijven in Nederland. Met de Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016 wordt een beeld gegeven van de inspanningen voor de veiligheid door zowel bedrijven als toezichthouders. Het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo) is gebaseerd op de Europese Seveso III-richtlijn en beoogt het voorkomen en beheersen van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het Brzo is integraal van aard en stelt eisen op het gebied van omgevingsveiligheid, arbeidsveiligheid en de voorbereiding op de rampenbestrijding.

Algemene conclusie is dat de Brzo-toezichthouders in hun rapportage over 2016 geen melding maken van een situatie bij een Brzo-bedrijf waar sprake is van een langdurig onbeheerste veiligheidssituatie met verhoogd risico voor werknemers en de omgeving, zoals bij Odfjell Terminals Rotterdam in 2012 heeft plaatsgevonden.

Punt van aandacht is dat in 2016 zes incidenten aan Europa zijn gemeld3 die volgens de richtlijn onder de definitie van zwaar ongeval vallen. Bij één van deze zware ongevallen is een werknemer omgekomen en een werknemer zwaar gewond geraakt. Er is blijvend aandacht nodig om dit soort incidenten zo veel mogelijk te voorkomen. In het programma Duurzame veiligheid 20304, een gezamenlijk programma van bedrijfsleven, wetenschap en overheid om de veiligheid bij Brzo-bedrijven verder te verbeteren, is de stip op de horizon een veilige industrie waar geen incidenten met schade voor werknemers, omwonenden of omgeving plaatsvinden.

Er zijn in de Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016 ook positieve ontwikkelingen te melden. Met tevredenheid constateer ik dat het aantal ernstige overtredingen van categorie 1 (zwaarste categorie) afneemt en dat er daarnaast een verschuiving van het aantal categorie 2 (middelzwaar) overtredingen naar categorie 3 (licht) overtredingen is.

De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016 met alle onderliggende rapportages vindt u in bijlage 1.5

Resultaten toezicht en handhaving

Allereerst wil ik mijn waardering uitspreken voor het werk dat dagelijks door de inspecteurs en toezichthouders wordt geleverd. Er wordt veel werk verzet, het toezicht is verder geprofessionaliseerd o.a. door intensieve samenwerking tussen de toezichthouders, verdere kennisopbouw voor inspecteurs met cursussen en opleidingen en dit alles in een dynamische context mede door de vorming van (gespecialiseerde) omgevingsdiensten.

De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016 geeft op basis van de Monitor naleving en handhaving Brzo-bedrijven 2016 (Monitor BRZO+ 2016) de resultaten weer van de uitgevoerde toezicht- en handhavingsacties door Brzo-kerntoezichthouders bij Brzo-bedrijven in 2016. De gegevens in de monitor zijn gegenereerd door BRZO+6 en waar mogelijk ook van een duiding voorzien. Uit de Monitor BRZO+ 2016 blijkt dat evenals vorig jaar geen langdurig onbeheerste veiligheidssituaties zijn geconstateerd tijdens de inspecties. Daarbij moet worden opgemerkt dat Shell Moerdijk begin 2016 bij toezichthouders een emissie van ethyleenoxide heeft gemeld die geruime tijd heeft voortgeduurd. De Brzo-toezichthouders hebben het kunnen ontstaan van deze emissie als een overtreding beoordeeld. De OvV heeft een rapport over dit incident gepubliceerd waarin de raad concrete aanbevelingen doet aan Shell Moerdijk om een dergelijke emissie met een blootstellingsrisico voor werknemers en omwonenden te voorkomen.

In 2016 zijn in totaal 647 overtredingen geconstateerd. Dat is een lichte stijging ten opzichte van 2015. Van de 647 overtredingen waren er vier categorie 1 overtredingen (zwaarste categorie). Het aantal categorie 1 overtredingen is in 2016 verder gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren. Ook de verschuiving van het aantal categorie 2 (middelzwaar) overtredingen naar categorie 3 (licht) overtredingen zet door. Het percentage bedrijven zonder overtredingen is in 2016 met 40% min of meer gelijk aan het resultaat van 2015 (39%).

Ook dit jaar heeft BRZO+ in haar rapportage aandacht besteed aan de cijfers per Brzo-regio. Algemeen beeld is dat er verschillen tussen de Brzo-regio’s bestaan. BRZO+ heeft naar aanleiding van de Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2015 onderzocht welke factoren mogelijk oorzaak zouden kunnen zijn van de verschillen in toezichtresultaten per regio. Naar deze factoren, zoals aantal bedrijven per branche, aantal (geïnspecteerde) bedrijven en de inspectiepraktijk, heeft BRZO+ een verkennend onderzoek gedaan. Hieruit is gebleken dat deze factoren de naleefcijfers wel beïnvloeden, maar onvoldoende verklaring geven voor verschillen in de mate van naleving tussen de Brzo-regio’s. BRZO+ heeft mij gemeld dit voor de volgende monitor nader te onderzoeken.

Meldingen ongewone voorvallen met (potentiële) milieugevolgen

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) werkt sinds 2015 samen met het provinciaal bevoegd gezag en de omgevingsdiensten om de kwaliteit en kwantiteit van meldingen7 te verbeteren. Het gaat hierbij om het stimuleren van (door)melden, verbeteren van de kwaliteit van de meldingen en het verbeteren van de kwaliteit van de analyse van de meldingen. Het doel hiervan is om de analyse te kunnen inzetten om te leren van de gemelde voorvallen en het realiseren van verbeteringen om herhaling te voorkomen. In de Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016 wordt voor de tweede keer een analyse van de binnengekomen meldingen gerapporteerd. In 2016 heeft de ILT meer meldingen ontvangen dan in 2015. De ontvangen meldingen betreffen vooral voorvallen waar emissies naar de lucht en de bodem hebben plaatsgevonden. De compleetheid en uniformiteit van de ontvangen meldingen in 2016 is nog onvoldoende om een kwalitatief goede analyse te kunnen uitvoeren. De ILT blijft samen met haar partners werken aan het verbeteren van de kwaliteit van de meldingen en zodoende aan het verbeteren van analyses.

Incidentanalyse arbeidsomstandigheden en veroudering van installaties

De Inspectie SZW onderzoekt relevante bedrijfsincidenten waar gevaarlijke stoffen bij betrokken zijn en die effect hebben op de arbeidsveiligheid. Deze onderzoeken worden nader geanalyseerd door het RIVM. Deze analyses worden door overheid en bedrijven onder meer gebruikt om te leren van incidenten. In 2016 zijn 13 analyses afgerond. Uit de analyses blijkt dat incidenten veelal het gevolg zijn van een te hoge druk in een installatie of het gevolg van een verkeerde menselijke handeling. Bij de helft van de incidenten ontbrak een signaal of indicatie dat processen niet veilig verliepen. De incidenten hebben tevens met elkaar gemeen dat maatregelen voor een veilige procesvoering relatief vaak niet goed waren geborgd en onderhouden. De resultaten van de incidentenanalyse worden gepresenteerd op de regionale netwerkbijeenkomsten van het bedrijfsleven. Met de branche wordt gekeken hoe de resultaten en leerpunten verder onder de aandacht van de bedrijven gebracht kunnen worden. De Brzo-toezichthouders gaan tijdens de Brzo-inspecties hier extra aandacht aan besteden.

In het Brzo 2015 is ageing (veroudering van installaties) opgenomen als specifiek onderdeel in het op te stellen preventiebeleid. De Inspectie SZW heeft een toezichtsignaal opgesteld over de stand van zaken rondom dit fenomeen. In Roadmap 1 (veilig investeren en desinvesteren, duurzaam asset management) van het programma Duurzame veiligheid 2030 wordt dit signaal en de problematiek van veroudering ingebracht door de Brzo-toezichthouders. De aanpak van ageing zit nog in de beginfase en er is een duidelijke koers en routekaart nodig aangezien:

  • sommige bedrijven de risico’s rondom ageing onderschatten;

  • degradatie van kennis een factor van belang is;

  • de nadruk nog te veel ligt op de technische aspecten van ageing.

Voor de Brzo-toezichthouders is ageing een onderwerp dat zij in 2016 hebben opgepakt en waar vanaf 2017 gezamenlijk op wordt geïnspecteerd. Zij beoordelen nu met name de technische integriteit van installaties en hoe het onderhoudsmanagement wordt ingevuld. Met de Brzo-toezichthouders en het bedrijfsleven wordt gekeken of er bijeenkomsten georganiseerd moeten worden om de urgentie van het thema ageing op alle (bestuurlijke) tafels te krijgen.

Resultaten VNO-NCW initiatief Veiligheid Voorop

De prestaties van de bedrijven in 2016 zijn volgens het rapport van Veiligheid Voorop, het onder VNO-NCW opererende samenwerkingsverband van brancheorganisaties in de chemie en petrochemie, in grote lijnen gelijk gebleven ten opzichte van 2015. Wel is er in de deelnemende bedrijven sprake van wederom een lichte stijging van het aantal ongevallen met verzuim (arbeidstijdverlies).

Het aandeel bij Veiligheid Voorop aangesloten bedrijven is gelijk gebleven op ca. 75%. De doelstelling van Veiligheid Voorop in 2018 is het hebben van een volledige aansluitingsgraad van de risicovolle bedrijven8. Veiligheid Voorop heeft aangegeven dat een aantal bedrijven, die nog geen lid zijn van Veiligheid Voorop, actief zullen worden benaderd om na te gaan wat de overwegingen zijn om geen lid te worden. VNO-NCW is een initiatief gestart om de groep Brzo-bedrijven die niet tot de chemie en de petrochemie behoren ook te betrekken bij het programma Veiligheid Voorop.

Het aantal bedrijven dat gegevens levert over de prestatie-indicatoren in de rapportage is helaas gedaald. De prestatie-indicatoren waarover Veiligheid Voorop jaarlijks rapporteert, zijn hierdoor moeilijk te duiden. Dit zijn ontwikkelingen die meer aandacht vragen. Ik volg actief de actie die Veiligheid Voorop onderneemt om dit te keren, en ben hierover ook zelf in gesprek gegaan met Veiligheid Voorop. Daarbij is het belang van transparantie benadrukt, zowel voor het vertrouwen van de omgeving in de bedrijven, als voor de achterban van de sector zelf en de keten waarin geopereerd wordt.

Motie Van Veldhoven(D66) over de inspectiepraktijk

In de motie Van Veldhoven vraagt de Kamer een reactie op enkele aandachtspunten die inspecteurs in het kader van een belevingsonderzoek naar de inspectiepraktijk9 hebben aangedragen. Het gaat hierbij o.a. om mogelijkheden voor bijscholing, onaangekondigde inspecties, de informatiepositie van de burgemeester bij een calamiteit bij een Brzo-bedrijf, en de samenwerking tussen de toezichthouders en het OM.

Mogelijkheden voor bijscholing

Ik onderschrijf het belang van goede scholing en bijscholing van inspecteurs.

Het Brzo-toezicht wordt gezamenlijk uitgevoerd door inspecteurs van de Brzo-omgevingsdiensten, de Inspectie SZW, de veiligheidsregio’s en de waterkwaliteitsbeheerders. Dit type toezicht vraagt om specifieke kennis en vaardigheden van inspecteurs. Alle Brzo-inspecteurs worden vanuit hun eigen diensten getoetst aan de landelijke uniforme Brzo-kwaliteitseisen en indien nodig worden er aanvullende opleidingen aangeboden. Dit betekent dat alle inspecteurs tenminste een (technische) HBO-opleiding hebben en specifiek geschoold zijn in de Brzo-inspectiemethodieken via de BRZO+ academie. Aan de hand van gezamenlijke thema’s en doorontwikkeling van methodieken vindt er regelmatig een update plaats van zowel kennis als vaardigheden. Op de halfjaarlijkse kennisdagen volgen inspecteurs lezingen en workshops waarbij de laatste ontwikkelingen op hun vakgebied worden gepresenteerd. Behalve deze collectieve scholingen volgen de Brzo-inspecteurs binnen hun eigen diensten de meer vakgerichte trainingen.

Mogelijkheden om onaangekondigde inspecties te blijven doen

Naast de reguliere aangekondigde inspecties, die veelal meerdaags zijn en waarvoor gespecialiseerde mensen in het bedrijf nodig zijn, worden er ook onaangekondigde inspecties uitgevoerd. Inspecteurs benadrukken het belang van onaangekondigde controles. Dit belang wordt breed erkend. Onaangekondigde controles zijn al een paar jaar een vast onderdeel van de inspectieplanningen die door bevoegd gezag samen met de toezichthouders worden vastgesteld. Uit de Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016 blijkt dat landelijk gemiddeld 26% van de inspecties onaangekondigd was. Per Brzo-regio is ook hier het beeld verschillend. Ik zal in overleg met betrokken partijen nagaan wat de overwegingen zijn voor de verschillen in inzet. Daarnaast kunnen niet-routinematige inspecties worden uitgevoerd bij ernstige klachten, bijna-ongevallen, incidenten en gevallen van niet-naleving. Ook dit type onaangekondigde controles blijft bestaan.

Informatiepositie burgemeester bij calamiteit bij een Brzo-bedrijf

Inspecteurs constateren dat in de aansturing en rapportage over Brzo-bedrijven de burgemeesters meestal niet direct betrokken zijn. De provincies zijn Wabo-bevoegd gezag voor de Brzo-bedrijven. Vanuit dat oogpunt wordt primair aan de verantwoordelijke gedeputeerden gerapporteerd. De burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio is bevoegd gezag ten aanzien van (de voorbereiding op) rampenbestrijding en crisisbeheersing; bijvoorbeeld in het geval van een calamiteit bij een Brzo-bedrijf. Om deze rol uit te oefenen, dienen zij te beschikken over actuele informatie. Naar de aard van de bedrijvigheid waar het hier om gaat, benadrukken de Minister van Veiligheid en Justitie en ik dat intensieve informatiedeling tussen betrokken overheden en bestuursorganen alsmede een goede afstemming van activiteiten essentieel is. Hierdoor wordt de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio in staat gesteld bij een dreigende onveilige situatie op voorhand maatregelen te treffen. De wetgeving ondersteunt dit door een informatieplicht ten aanzien van veiligheidstechnische gegevens aan de veiligheidsregio10 en ten aanzien van ongewone voorvallen bij Brzo-bedrijven aan burgemeester en de voorzitter van de veiligheidsregio11. Het is goed dat er inmiddels al gesprekken plaatsvinden tussen relevante partijen om dit aandachtspunt te adresseren en concrete afspraken voor verbetering te maken.

Samenwerking toezichthouders en OM

In het eerdergenoemde onderzoek naar de beleving van inspecteurs in de inspectiepraktijk is door de inspecteurs aangegeven dat het OM minder inhoudelijke kennis zou hebben dan de Brzo-toezichthouder. Graag wil ik hierop toelichten dat voor wat betreft Brzo het OM een andere taak en verantwoordelijkheid heeft dan de toezichthouders, en dat het OM over de benodigde expertise beschikt om deze taak te verrichten. De strafrechtelijke handhaving van Brzo-gerelateerde delicten is belegd bij het Functioneel Parket. Het Functioneel Parket is een onderdeel van het OM dat is gespecialiseerd in de bestrijding van milieucriminaliteit. Binnen het Functioneel Parket is Brzo een prioritair thema waarop gespecialiseerde officieren van justitie en parketsecretarissen worden ingezet. Zij beschikken over de specialistische expertise die nodig is om succesvol leiding te geven aan strafrechtelijk onderzoek naar BRZO-gerelateerde feiten en om deze te vervolgen. Vanuit deze rol en verantwoordelijkheid wordt gebruik gemaakt van de specifieke deskundigheid die bij toezichthouders aanwezig is. Overigens stemt de waarneming van de inspecteurs, dat de strafrechtelijke sanctionering aan zwaarte wint, tot tevredenheid.

Met betrekking tot de onduidelijkheid die toezichthouders ervaren over hun toezichthoudende rol wanneer er sprake is van een strafrechtelijk onderzoek naar een onder hun toezicht staande instelling, geldt dat er vanuit strafrechtelijk oogpunt geen beletselen zijn tegen het verrichten van toezichtonderzoeken en het houden van onaangekondigde inspecties. Voor wat betreft de afstemming tussen toezichthouders en het OM kan nog het volgende worden gezegd. In de regel worden toezichthouders die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn als zodanig betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast vindt afstemming plaats, ook over (lopende) strafrechtelijke onderzoeken, tussen leidinggevende officieren van het Functioneel Parket met de directeuren of leidinggevenden van de betreffende toezichthouder.

Openstaande toezeggingen

Gezondheidsonderzoek Moerdijk

Met mijn brief van 7 juli 201612 bracht ik u op de hoogte van de resultaten van een gezondheidsonderzoek door de GGD West-Brabant naar het aantal gevallen van kanker in de gemeenten Moerdijk en Strijen ten opzichte van andere regio’s. Daaruit bleek geen aanwijsbaar verband tussen het industriegebied Moerdijk en het vóórkomen van kanker in de omliggende kernen. Wel werden in het iets verder weg gelegen Zevenbergen meer gevallen van longkanker gevonden dan verwacht mocht worden op basis van het landelijk gemiddelde. De gemeente Moerdijk gaf daarom medio 2016 opdracht om vervolgonderzoek te doen naar het voorkomen van aandoeningen zoals die geregistreerd zijn bij de huisartsen in de gemeente Moerdijk. Begin mei 2017 werd dit vervolgonderzoek afgerond. Hieruit komt naar voren dat in de laatste drie jaar geen significante afwijking voor Zevenbergen is gevonden. Een relatie tussen aandoeningen in de gemeente en het industrieterrein is ook nu niet te herleiden. In bijlage 213 vindt u de rapportage inclusief de publiekssamenvatting van het onderzoek dat werd uitgevoerd door het Nivel (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) in Utrecht.

Branden bij afvalverwerkers

Het lid Smaling (SP) stelde in het VAO Externe Veiligheid en Asbest van 19 januari 2017 een vraag over branden bij afvalverwerkers. Het gaat hier niet om bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, maar om afval dat bijvoorbeeld uit matrassen, poetsdoeken en huishoudelijk afval bestaat. Het relatief grote aantal branden bij dit soort afvalverwerkers is een ongewenste situatie. De verplichtingen voor afvalverwerkingsbedrijven, inclusief brandpreventie, zijn vastgelegd in de omgevingsvergunning. Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor verlening van deze vergunningen en de handhaving daarvan. In mijn overleg met bevoegd gezag zal ik dit punt ook onder de aandacht brengen.

De verantwoordelijkheid voor het terugdringen van dit type branden ligt primair bij de bedrijven zelf. De Vereniging Afvalbedrijven heeft aangegeven reeds een aantal stappen te zetten. Zo wordt er beter gemonitord, en worden bedrijven geïnformeerd over preventieve maatregelen die genomen kunnen worden. Daarnaast worden er interne audits gedaan. En wordt onderling kennis en ervaring gedeeld van de paar afvalbedrijven die tevens Brzo-bedrijf zijn. Speciale aandacht wordt gegeven aan specifieke bronnen zoals batterijen en matrassen.

Lekkage bij bedrijf in havengebied Rotterdam van 17 mei 2017

In de Regeling van Werkzaamheden van 18 mei 2017 vroeg het lid Von Martels (CDA) naar het bericht dat er een gevaarlijke stof lekte in het havengebied van Rotterdam. De provincie Zuid-Holland is bevoegd gezag voor dit Brzo-bedrijf. Uit navraag bij de provincie blijkt dat het hier ging om een lekkage van de stof vinylchloride op 17 mei jl. bij het bedrijf Shin-Etsu. Dit bedrijf ligt op het terrein van Shell Pernis. Uit nader onderzoek moet de precieze oorzaak en omvang van de lekkage duidelijk worden. Het bedrijf voert in afstemming met toezichthouders het onderzoek uit naar de oorzaak en omvang van de lekkage.

Rapport OvV «Veiligheid Brzo-bedrijven, lessen na Odfjell»

De OvV heeft drie jaar na de publicatie van het eerste onderzoek naar Odfjell Terminals Rotterdam een vervolgonderzoek verricht door na te gaan wat de betrokken partijen hebben gedaan om een langdurige onbeheerste veiligheidssituatie (zoals zich in 2012 bij Odfjell Terminals Rotterdam voordeed) bij Brzo-bedrijven te voorkomen. Ook heeft hij gekeken of zijn aanbevelingen ter harte zijn genomen.

Ik waardeer de grondige analyse van de OvV. Het doet mij goed dat de algemene conclusie is dat zowel de betrokken bedrijven als overheidspartijen veel waardevolle verbeteringen hebben gerealiseerd. Alle partijen onderschrijven het doel van een duurzame beheersing van de veiligheid en werken hard aan verdere verbetering. Op de door de OvV genoemde verbeterpunten zijn vaak al stappen gezet. Ik zal hieronder nader ingaan op deze punten.

Sturing Brzo-domein

De OvV stelt voor de huidige samenwerking en afstemming binnen Brzo-toezicht beter te verankeren, zodat er meer sturing mogelijk is op het nakomen van de afspraken over toezicht en handhaving. De OvV constateert dat in het geval van een impasse in de uitvoering van het Brzo-toezicht een verantwoordelijke persoon of autoriteit ontbreekt om bindende beslissingen te nemen.

Mede naar aanleiding van het eerste rapport over Odfjell zijn verschillende maatregelen genomen om de samenwerking en afstemming in het toezicht op Brzo-bedrijven te verbeteren. De overheden hebben grote stappen gezet om de samenwerking tussen de drie kerntoezichthouders en de kring daaromheen in BRZO+ te verbeteren. Uniformiteit wordt bevorderd door onder andere het gebruik van een landelijke handhavingsstrategie Brzo, gezamenlijke Brzo-inspecties (aangekondigd en onaangekondigd), en het onder het bevoegd gezag van de provincies brengen van alle Brzo-bedrijven per 1 januari 2016. Deze afspraken zijn bestuurlijk geborgd en niet vrijblijvend. Eén autoriteit, zoals voorgesteld door de OvV, verhoudt zich niet goed tot het huidige juridische stelsel. Ik ga met betrokken partijen in overleg om te bekijken hoe de structurele borging vorm kan krijgen en om zorg te dragen dat ook in de toekomst impasses blijvend worden voorkomen.

Aanwezigheid Inspectie SZW bij de Brzo-inspecties

De OvV merkt in haar rapport op dat de Inspectie SZW beperkt deelneemt aan Brzo-inspecties vanwege de capaciteit. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw Kamer op 16 mei jl. geïnformeerd over het Inspectie Control Framework14. Dit heeft betrekking op de activiteiten en de capaciteit van de Inspectie SZW. De Minister van SZW heeft in zijn brief aangegeven dat op basis van het Inspectie Control Framework door een nieuw kabinet en uw Kamer een besluit kan worden genomen over de capaciteitsinzet van Inspectie SZW.

Ketenverantwoordelijkheid van opdrachtgevers

De OvV constateert dat opdrachtgevers zich te terughoudend opstellen bij de invulling van ketenverantwoordelijkheid. De OvV stelt dat bedrijven meer kunnen doen om de veiligheid van de bedrijven waarmee zij zakendoen te bevorderen.

Eén van de pijlers van Veiligheid Voorop is ketenverantwoordelijkheid tussen bedrijven. Veiligheid Voorop heeft aangegeven dat zij deze constatering van de OvV serieus wil oppakken. Ik verwacht dat zij het eerdere position paper nader gaat concretiseren en zo ketenverantwoordelijk daadwerkelijk vorm gaat geven.

Het uiteindelijke doel is dat majeure risicobedrijven alleen zakendoen met bedrijven die goede veiligheidsprestaties leveren. Soms zal dit betekenen dat een relatie moet worden beëindigd.

Informatiedeling

De uitwisseling van informatie tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en overheid is een aandachtspunt volgens de OvV. Knelpunten zijn daarbij bijvoorbeeld de gevoeligheid van de gegevens voor mogelijke handhavingsacties tegen het bedrijf, de concurrentiepositie, en betrouwbaarheid van de gegevens. Het doel van het delen van informatie is tweeledig. Het kan leiden tot efficiënter toezicht en het delen van informatie is noodzakelijk om te kunnen leren van elkaar. Op het leren van (bijna) incidenten is hierboven al ingegaan bij het onderwerp melden van ongewone voorvallen en incidentanalyse.

In het Programma Duurzame Veiligheid 2030 wordt gezamenlijk met industrie en wetenschap bekeken hoe transparantie over veiligheid verder verbeterd kan worden. Daarbij is er ook aandacht voor de knelpunten die bij verschillende partijen nu worden gevoeld om meer informatie te delen.

De hierboven beschreven constateringen en achterliggende oorzaken ten aanzien van de door OvV aangegeven knelpunten moeten zorgvuldig worden besproken door alle relevante partijen. Er zijn verschillende manieren om de geconstateerde knelpunten aan te pakken. Ik heb aangegeven welke stappen er zijn gezet en welke acties er op dit moment kunnen worden ingezet op de thema’s die de OvV benoemt.

Conclusie

De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven 2016 geeft een transparant beeld over de inspanningen die door bedrijfsleven en overheden zijn geleverd op het gebied van de veiligheid van deze groep bedrijven. Met de OvV ben ik van mening dat zowel de betrokken bedrijven als overheidspartijen veel waardevolle verbeteringen hebben gerealiseerd. Het is zaak om de ingezette verbeteringen structureel te borgen, waarmee duurzame beheersing van de veiligheid voor Brzo-bedrijven bestendigd en nog verder verbeterd kan worden, mede met het oog op een duurzaam veilige toekomst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Motie Van Veldhoven over de inspectiepraktijk, Kamerstuk 25 834, nr. 119

X Noot
2

Rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) «Veiligheid Brzo-bedrijven, lessen na Odfjell» van 2 maart 2017, https://www.onderzoeksraad.nl/uploads/phase-docs/1523/21e514bcde47odfjell2-rapport-nl-interactief2.pdf

X Noot
3

De criteria voor te melden incidenten zijn opgenomen in bijlage 6 van de Seveso-richtlijn (2012/18/EU)

X Noot
4

Kamerstuk 28 663, nr. 66

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

BRZO+: samenwerkingsverband uitvoeringspartijen Brzo bestaande uit Brzo-omgevingsdiensten, Inspectie SZW, Veiligheidsregio’s, ILT, waterbeheerders en het OM

X Noot
7

Meldingen die conform artikel 17.2 Wet milieubeheer aan bevoegd gezag worden gedaan

X Noot
8

Meerjarenprogramma Veiligheid Voorop 2015–2018, te raadplegen via www.veiligheidvoorop.nu

X Noot
9

Kamerstuk 26 956, nr. 209, bijlage 776788

X Noot
10

Wet veiligheidsregio’s artikel 48, lid 1

X Noot
11

Wet milieubeheer artikel 17.2

X Noot
12

Kamerstuk 29 517, nr. 116

X Noot
13

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
14

Kamerstuk 34 550 XV, nr. 74

Naar boven