26 407 Biodiversiteit

Nr. 127 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2019

Onder verwijzing naar het verzoek in uw Regeling van Werkzaamheden van 13 maart 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 62, item 8) informeren wij u over de recent onder auspiciën van het VN Milieuprogramma (UNEP) uitgebrachte zesde Global Environment Outlook (GEO6) met als thema Healthy Planet, Healthy People.

De zesde Global Environment Outlook van de Verenigde Naties is het meest omvattende mondiale milieurapport sinds 2012. Het biedt een onafhankelijke beoordeling van de staat van het milieu, van de effectiviteit van gevoerd beleid en van oplossingsrichtingen in internationale milieuafspraken, en adviseert daarmee overheden.

De belangrijkste conclusies van de zesde Global Environment Outlook zijn:

  • Ondanks alle beleidsinspanningen is het milieu er slechter aan toe dan ooit. Niet-duurzame productie- en consumptiepatronen leiden in combinatie met bevolkingstoename tot voortdurende aantasting van natuurlijke hulpbronnen, die maken dat planetaire grenzen worden overschreden. Dit heeft ook nadelige gevolgen voor menselijke gezondheid, welzijn en economische vooruitgang.

  • Zonder urgente actie en versterkte internationale samenwerking raken afgesproken milieudoelen, alsmede de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) buiten bereik. Indicatoren met betrekking tot menselijke ontwikkeling, waaronder het aantal mensen met honger en zonder toegang tot schoon drinkwater en energie, verbeteren onvoldoende om gerelateerde doelen te halen. Trends in klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, waterschaarste, overmatige afvoer van nutriënten, bodemdegradatie en verzuring van de oceaan zijn toenemend negatief.

  • De mondiale achteruitgang van de milieukwaliteit is een directe bedreiging voor de volksgezondheid, onder meer waar het gaat om ernstige luchtvervuiling (met 7 miljoen voortijdige doden per jaar wereldwijd) en verontreinigd drinkwater. Het verlies aan biodiversiteit en degradatie van ecosystemen door niet-duurzaam landgebruik, chemicaliën, overbevissing, «plastic soep» en zware metalen hebben een negatief effect op de menselijke gezondheid.

De zesde Global Environment Outlook roept op tot robuuster beleid en de implementatie daarvan. De tijdspanne waarbinnen oplossingen nog haalbaar zijn, wordt steeds kleiner. Urgente maatregelen zijn nodig voor het tegengaan van ontbossing, lucht- en watervervuiling en broeikasgasemissies, alsmede voor de verbetering van ecosystemen (land en water), duurzamer gebruik van grondstoffen en voor de versterking van het aanpassingsvermogen van de bevolking. De milieumaatregelen zijn het meest effectief als ze – in partnerschap met publieke en private actoren- in samenhang met beleid voor de sociale en economische SDG’s worden uitgevoerd, daarbij ook lettend op inclusiviteit en gender. «Stand alone-milieubeleid» zal niet volstaan.

Aan het rapport werkten 250 experts uit 70 landen mee: wetenschappelijk onderzoekers, adviseurs en overheidsvertegenwoordigers. Nederland speelde een belangrijke rol in de totstandkoming van het rapport. Professor Joyeeta Gupta van de Universiteit van Amsterdam (UvA) was co-voorzitter van GEO6. Professor Detlef van Vuuren en Paul Lucas van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) coördineerden de scenario-analyses in het rapport.

Gelijktijdig met de zesde Global Environment Outlook zijn twee andere rapporten gepubliceerd, de Global Resources Outlook 2019 en de Global Chemicals Outlook 2, elk met een groot aantal specifieke bevindingen ten aanzien van respectievelijk natuurlijke hulpbronnen en chemicaliën. De hoofdboodschappen zijn in lijn met die van de zesde Global Environment Outlook.

Het kabinet onderkent de problematiek zoals in deze drie rapporten geschetst, alsook de ambitie en het belang van internationale samenwerking door alle relevante actoren: het is een gedeelde en gezamenlijke opgave. De armere landen kunnen voor de benodigde transformatie hulp inroepen van de rijkere landen.

Het kabinet wil vanuit de kracht van Nederland substantieel bijdragen aan het behalen van de SDGs in 2030, zoals ook verwoord in de nota Investeren in Perspectief (Kamerstuk 34 952, nr. 1). Deze doelen hebben elk sociale, economische en klimaat- en milieu-dimensies.

Het kabinet draagt direct en indirect bij aan duurzaam beheer van de aarde, mede om zo de schadelijke milieu-effecten op de gezondheid van mensen terug te dringen, en doet dit onder andere door:

  • samenwerking met internationale organisaties gericht op het terugdringen van ernstige luchtvervuiling door de bevordering van schoner koken, uitfasering van kolencentrales en de meest vervuilende transportbrandstoffen, en door via ontwikkelingssamenwerking in totaal 50 miljoen mensen voor 2030 toegang te geven tot hernieuwbare energie;

  • samenwerking met diverse uitvoeringspartners om in 2030 in totaal 30 miljoen mensen duurzame toegang tot schoon drinkwater te geven en 50 miljoen mensen duurzame toegang tot sanitaire voorzieningen; tevens draagt Nederland bij aan verbeterd stroomgebiedbeheer met behoud van ecosystemen;

  • klimaatdiplomatie en internationale samenwerking gericht op de transitie naar een koolstofarme circulaire economie, verduurzaming van grondstoffenketens en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, waaronder bosgebieden en kwetsbare landschappen;

  • samenwerking met partners gericht op de versterking van het adaptatievermogen van landen en gemeenschappen aan de gevolgen van milieu- en klimaatverandering, onder meer door aanpassing aan waterschaarste en wateroverlast en door klimaatslimme landbouw;

  • internationale partnerschappen met internationale organisaties, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven gericht op innovatie, kennisinzet en beleidsadvies.

  • Bij deze inzet staat aandacht voor gendergelijkheid en het versterken van de positie van vrouwen en meisjes centraal.

Het kabinet blijft zich ervoor inzetten dat alle landen en andere relevante actoren zich (nog) effectiever gaan inspannen om klimaatverandering tegen te gaan en de planeet op een duurzame wijze te gebruiken. Sterkere internationale afspraken en nationaal beleid, kennis- en capaciteitsopbouw en ondersteuning van ontwikkelingslanden zijn daarbij onontbeerlijk.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Naar boven