26 234 Vergaderingen interim- Committee en Development Committee

Nr. 185 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2016

Ten behoeve van het Algemeen Overleg IMF zend ik u de geannoteerde agenda over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) die op 15 en 16 april plaatsvindt in Washington DC.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Geannoteerde agenda voor het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen van het International Monetary and Financial committee (IMFC) en het Development Committee (DC) op 15 en 16 april 2016

1. Inleiding IMF

Op 15 en 16 april wordt in Washington DC de Voorjaarsvergadering van het IMF georganiseerd. De ministers van Financiën van het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België nemen deel aan het IMFC op een jaarlijks roterende basis. Dit jaar vertegenwoordigt het Koninkrijk der Nederlanden de kiesgroep in het IMFC. De inzet van de kiesgroep in het IMFC wordt in goed overleg tussen de kiesgroeplanden opgesteld. Belangrijkste onderwerpen op de agenda zijn de mondiale financieel-economische situatie en de rol van het IMF in het internationaal monetair systeem, inclusief het mondiaal financieel vangnet, waar de komende tijd over gediscussieerd zal worden. Daarnaast wordt er stilgestaan bij de IMF quota en governance en IMF programma’s.

2. Economische situatie

Boodschappen algemeen

Volgens de meest recente raming van het IMF blijft de wereldeconomie gestaag doorgroeien met een mondiale groei van 3,4% voor 2016 (WEO update januari 2016) en 3,6% in 2017. In ontwikkelde economieën is daarbij sprake van een duurzaam herstel. De groei neemt toe van 1,9% in 2015 naar 2,1% in zowel 2016 als 2017, vooral gedreven door sterke ontwikkeling van de binnenlandse vraag. Werkgelegenheidsgroei en de lage olieprijzen zorgen voor een positief effect op de koopkracht. In 2015 viel de economische groei van 4% in de opkomende economieën lager uit dan in voorgaande jaren. Dit als gevolg van de groeivertraging in China, lagere grondstofprijzen en krappere financieringscondities met 4% in 2015 aanzienlijk lager uit dan in voorgaande jaren. Voor 2016 en 2017 verwacht het IMF voor opkomende economieën een beperkt groeiherstel naar 4,3% en 4,7%.

De mondiale groei ligt met 3,4% op het laagste punt sinds zes jaar, ongeveer gelijk aan het langjarig gemiddelde. Niettemin zal het IMF tijdens de voorjaarsvergadering waarschijnlijk aangeven dat risico’s en kwetsbaarheden zijn toegenomen. Neerwaartse risico’s betreffen onder meer spillovers van de transitie van de Chinese economie richting een duurzamer groeimodel, een kapitaalstroom uit opkomende economieën bij een hogere rente in de VS, en geopolitieke ontwikkelingen, zoals toenemende vluchtelingenstromen in sommige delen van de wereld.

De afgelopen maanden zijn gekenmerkt door toegenomen onrust op financiële markten. Dit reflecteerde zich in sterke bewegingen in spreads, beurskoersen en inleenrentes op publieke schuld in kredietwaardige landen. De mate van volatiliteit reflecteert echter niet de onderliggende staat van de wereldeconomie (fundamentals). Het IMF wijst op een correctie op eerdere overwaarderingen van activa en onzekerheid over het beleid van de Chinese autoriteiten als oorzaken voor de volatiliteit. Verder draagt onzekerheid onder marktpartijen ten aanzien van beleidsreacties van monetaire autoriteiten, evenals onzekerheid over toekomstige winsten van banken, bij aan volatiliteit. Hierbij kan gedacht worden aan de recente interventies van de Japanse en Zweedse centrale bank en de daarop volgende wisselkoersbewegingen.

De voorjaarsvergadering zal waarschijnlijk de eerste sinds de financiële crisis zijn waarin er brede erkenning is dat monetair beleid nauwelijks meer kan bijdragen aan extra groei. Het koninkrijk vindt al langer dat alleen monetair beleid niet tot duurzame groei kan leiden; hiervoor zijn tevens structurele hervormingen nodig.

In deze context zal de nadruk van de besprekingen in het IMFC liggen op alternatieven voor monetair beleid om de mondiale groei te ondersteunen. Het IMF zal naar verwachting pleiten voor een gecoördineerde aanpak t.a.v. geaggregeerde vraag, onder meer door extra begrotingsuitgaven, en in het bijzonder aan publieke investeringen in infrastructuur, voor landen die daar de ruimte voor hebben. Ook zal het IMF naar verwachting benadrukken dat landen reeds geplande structurele hervormingen moeten doorzetten en daar zelfs nog een schepje bovenop moeten doen.

Specifiek ten aanzien van het begrotingsbeleid zal het Koninkrijk benadrukken dat veel landen reeds hoge publieke schulden hebben. Dit kan de economische groei schaden en vergroot de kwetsbaarheid voor schokken. Het afbouwen van schulden is noodzakelijk om de weerbaarheid van economieën te versterken. Daarbij is er voor veel landen nog veel ruimte in het verbeteren van de samenstelling van begrotingsuitgaven en inkomsten. Voor zichzelf ziet het Koninkrijk geen ruimte onder het SGP voor expansiever begrotingsbeleid.

Het Koninkrijk zal daarnaast zijn al enige tijd geleden ingezette pleidooi kracht bij zetten om in de beleidsmix van veel landen een zwaarder accent te leggen op structurele hervormingen. Bij structurele hervormingen zit de komende jaren het grootste potentieel voor het duurzaam verhogen van zowel groei als werkgelegenheid. Structurele hervormingen maken de economie flexibeler, waardoor deze beter in staat is op schokken te reageren en tot een efficiënte allocatie van productiefactoren te komen. Tot slot kunnen diverse structurele hervormingen simultaan bijdragen aan het verkleinen van ongelijkheid en, in het geval van Europa, het waarborgen van het Europese sociale model. Maatregelen met een dergelijk dubbel dividend kunnen in veel landen beter worden benut om draagvlak voor hervormingen te creëren. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan productmarkthervormingen gericht op het verminderen van overwinsten, verbeteringen in onderwijssystemen en activerend arbeidsmarktbeleid.

Daarbij zal het Koninkrijk benadrukken dat diverse structurele hervormingen ook goed zijn voor groei op korte termijn. Dit kan bijvoorbeeld doordat structurele hervormingen zowel vertrouwen kunnen vergroten alsook nieuwe investeringsmogelijkheden in voorheen overgereguleerde markten kunnen bieden. Het is belangrijk daar nu zo snel mogelijk werk van te maken.

Economische ontwikkelingen Eurozone, VS, Japan, China, EME´s en LIC´s

Het herstel in de eurozone zet door, met een groeistijging van 1,5% in 2015 naar 1,7% in zowel 2016 als 2017. Ook is de groei breed gedragen, alleen de Griekse economie zal naar verwachting krimpen in 2016. De groei in de Eurozone is grotendeels binnenlands gedreven, gesteund door lage olieprijzen, voldoende ruime financiële condities, structurele hervormingen en werkgelegenheidsgroei. Als gevolg van de toestroom van vluchtelingen dragen extra publieke uitgaven daarnaast bij aan korte termijn groei. De eurozonegroei heeft vooralsnog slechts in beperkte mate last van de tegenwind als gevolg van economische ontwikkelingen in andere delen van de wereld.

Belangrijke discussies die tijdens de voorjaarsvergadering aan de orde kunnen komen ten aanzien van de eurozone zijn het niveau van investeringen, dat lager ligt dan voor de crisis, de nog steeds relatief hoge werkloosheid en de langzame afbouw van private schulden in sommige landen. Het Koninkrijk bepleit door te gaan op de ingezette weg, waarbij de nadruk ligt op verantwoord begrotingsbeleid binnen de kaders van het Stabiliteits- en Groeipact, adequate implementatie van structurele hervormingen en het beter benutten van de interne markt. Structurele hervormingen ten aanzien van het faillissementsrecht en het ondernemingsklimaat kunnen investeren structureel aantrekkelijker maken. Belastingenhervormingen zoals een verlaging van de belasting op arbeid kunnen de werkgelegenheidsgroei stimuleren.

Als onderdeel van discussies over financiële markten is het denkbaar dat de financiële situatie van financiële instellingen in het algemeen, en in de Eurozone in het bijzonder, zal worden besproken. De winstgevendheid van banken staat onder druk, onder meer als gevolg van een verdere afvlakking van de rentecurve waardoor de verdiencapaciteit van banken afneemt. Tegelijkertijd dalen de rendementen op beleggingen. Dit vertaalt zich in lagere koersen voor bankaandelen en achtergestelde instrumenten. Ook leidt de inwerkingtreding van het bail-in instrument tot een wenselijke herprijzing van risico’s van schuldinstrumenten. De bewustwording van investeerders draagt bij aan de lange termijn stabiliteit van het financiële systeem wordt geborgd. Het Koninkrijk zal dan ook benadrukken dat tijdelijke volatiliteit geen reden is om implementatie van nieuwe regelgeving, zoals het nieuwe bankresolutieregime voor de EU, in twijfel te trekken. Het is juist belangrijk ingezette trajecten af te ronden. Suggesties voor afzwakkingen schaden het vertrouwen in de bancaire sector en kunnen zo een averechts effect hebben.

De VS blijven gestaag doorgroeien met 2,6% in 2016 en 2017. Ruime binnenlandse financieringscondities, een aantrekkende huizenmarkt en een aantrekkende arbeidsmarkt drijven de groei. Wel draagt als gevolg van de sterke US dollar en de krimp in investeringen in grondstofwinnende sectoren de industrie steeds minder bij aan de Amerikaanse groei. Op basis hiervan wordt door markten verwacht dat de Federal Reserve de eind 2015 ingezette verhoging van de beleidsrente slechts zeer geleidelijk zal doorzetten. De VS groeit tegelijkertijd reeds al enkele jaren harder dan haar geschatte langdurig groeivermogen. Het Koninkrijk zal daarom benadrukken dat ook in de VS hogere groei primair moet worden gerealiseerd via verhoging van de potentiële output, onder meer door hervormingen in activerend arbeidsmarktbeleid en sociale zekerheid met als doel de krimp in de arbeidsparticipatie tegen te gaan.

Voor Japan voorspelt het IMF een versnelling van de groei van 0,6% in 2015 naar 1,0% in 2016. Tegelijkertijd vallen de resultaten tegen van het inmiddels drie jaar oude Abenomics programma, dat bestaat uit een combinatie van agressief opkoopbeleid door de Japanse Centrale Bank, flexibel begrotingsbeleid en diverse structurele hervormingen. De inflatieverwachting op de middenlange termijn is ongeveer 0% en daarmee zo goed als terug op het niveau voordat Abe aantrad. De dooorvoering van structurele hervormingen binnen Abenomics verloopt minder voorspoedig. Dit bevestigt het belang van hervormingen ten behoeve van duurzame versteviging van economieën.

De groei in China zwakt af maar blijft met 6,3% en 6,0% in respectievelijk 2016 en 2017 hoog. De transitie naar een lager, maar duurzamer groeipad zet gestaag door, waarbij het aandeel van private consumptie in de groei toeneemt. Volgens officiële cijfers bestaat inmiddels meer dan de helft van de economie uit diensten, traditioneel een belangrijke indicator voor private consumptie. Een belangrijke manier het transitieproces te versnellen is om markten een grotere rol te geven in de allocatie van middelen, onder meer door modernisering van de financiële sector en ontmanteling van het systeem van impliciete subsidies aan staatsbedrijven. Verder zijn sociale vangnetten van belang om besparingen uit voorzorg te verminderen. Verdere liberalisering van de kapitaalrekening en een flexibelere wisselkoers kunnen eveneens bijdragen aan de transitie naar een houdbaarder groeipad, maar moeten op korte termijn afgewogen worden tegen binnenlandse financiële stabiliteitsrisico’s. Daarbij gingen hervormingen van het wisselkoersregime de afgelopen tijd gepaard met gebrekkige communicatie, hetgeen onnodige onrust op financiële markten veroorzaakte. China zal naar verwachting tijdens de voorjaarsvergadering door diverse partijen worden aangemoedigd de communicatie over het toekomstige hervormingsbeleid te verbeteren. Daarnaast is van belang dat China niet alleen leunt op begrotings- en monetair beleid maar blijft inzetten op noodzakelijke structurele hervormingen bij staatsondernemingen.

Bij andere grote opkomende economieën is de economische situatie door landspecifieke ontwikkelingen zeer divers. India zal dankzij structurele hervormingen en lage grondstofprijzen de komende jaren naar verwachting sterk blijven groeien. De krimp van de Braziliaanse economie zet daarentegen door als gevolg van lagere grondstofprijzen en een verzwakt vertrouwen van investeerders als gevolg van een niet-overtuigende macro-economische beleidsmix. Positief is dat veel opkomende economieën de onrust op financiële markten en de volatiliteit in kapitaalstromen tot nu toe relatief goed hebben opgevangen. Dit hangt samen met een toenemend gebruik van flexibele wisselkoersen, in historisch perspectief beperkte schulden in buitenlandse valuta en omvangrijke officiële reserves. Tegelijkertijd is de bewegingsruimte voor veel van de betrokken landen inmiddels beperkt als gevolg van expansief monetair en begrotingsbeleid na de crisis. Ook loopt de potentiële groei terug omdat noodzakelijke hervormingen de afgelopen jaren zijn uitgesteld, daarbij vaak geholpen door de hoge grondstofprijzen.

Landen die sterk leunen op de export van grondstoffen ondervinden veel last van de dalende prijzen. De lage olieprijs wordt deels veroorzaakt door toegenomen aanbod, wat in het verleden positief was voor de groei. Tegelijkertijd blijken diverse olieproducenten ondanks de voorheen hoge prijzen minder dan noodzakelijk geïnvesteerd te hebben in diversificatie van hun economische structuur en de opbouw van financiële buffers. Omdat andere economische blokken (Eurozone, India, Korea, Turkije) juist een voordeel van lage prijzen hebben zal de discussie zich naar verwachting voornamelijk richten op de mate waarin de voordelen van lage prijzen opwegen tegen de nadelen.

Lage inkomenslanden zijn het afgelopen decennium relatief hard gegroeid door een combinatie van beter overheidsbeleid en een periode van hoge grondstofprijzen, een belangrijke groeimotor voor een aantal landen. Als gevolg van de lagere grondstofprijzen zullen in toekomstige jaren de groeicijfers lager liggen. Voor sommige lage inkomenslanden, en dan met name landen die de afgelopen jaren toegang tot de internationale kapitaalmarkt hebben verkregen, zal het zaak zijn de macro-economische fundamenten zo aan te passen dat schokken beter kunnen worden opgevangen en hun schuld op een houdbaar pad blijft. Wel zijn er nog diverse mogelijkheden voor deze landen om hun economieën te versterken, zoals het diversifiëren van belastinginkomsten en het verbeteren van het investeringsklimaat.

Tabel 1: Ramingen reële BBP-groei
 

Meest recente raming

Herziening tov. najaarsraming

 

2015

2016

2017

2016

2017

Wereld

3,1

3,4

3,6

–0,2

–0,2

Ontwikkelde economieën

1,9

2,1

2,1

–0,1

–0,1

Eurogebied

1,5

1,7

1,7

0,1

0,0

Verenigde Staten

2,5

2,6

2,6

–0,2

–0,2

Japan

0,6

1,0

0,3

0,0

–0,1

Verenigd Koninkrijk

2,2

2,2

2,2

0,0

0,0

Opkomende economieën en ontwikkelingslanden

4,0

4,3

4,7

–0,2

–0,2

China

6,9

6,3

6,0

0,0

0,0

Rusland

–3,7

–1,0

1,0

–0,4

0,0

India

7,3

7,5

7,5

0,0

0,0

Brazilië

–3,8

–3,5

0,0

–2,5

–2,3

Lage inkomenslanden

4,6

5,6

5,9

–0,2

–0,2

Bron: WEO update, januari 2016

3. Hervorming van het internationaal monetair systeem en het mondiaal financieel vangnet

Het IMFC heeft het IMF vorig jaar opgeroepen om de werking van het internationaal monetair systeem te evalueren, inclusief een herziening van het SDR-mandje. Dit jaar zal het IMF dit werkprogramma verder oppakken.

De bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) die aan de leden van het IMF worden toegewezen, zijn onderdeel van de internationale reserves en dragen bij aan liquiditeit in het internationaal monetair systeem. De SDR is tevens de rekeneenheid voor het IMF. De raad van bewindvoerders heeft op 30 november 2015 besloten de samenstelling van het SDR valutamandje op basis waarvan de waardebepaling van de bijzondere trekkingsrechten plaatsvindt aan te passen. Sinds de invoering van de euro werd de waarde van bijzondere trekkingsrechten bepaald door een gewogen gemiddelde van de waarde van de US dollar, euro, Japanse yen en het pond sterling. Het besluit van 30 november 2015 bestaat eruit dat het mandje per 1 oktober 2016 wordt uitgebreid met de Chinese renminbi. De Chinese renminbi voldoet aan de geldende voorwaarden dat de valuta wordt uitgegeven door een exportgrootmacht en vrij verhandelbaar is. Deze voorwaarden waarborgen dat het reservemandje een goede weergave is van de reservevaluta's binnen het internationaal monetair systeem. Voor het Koninkrijk was dit een reden om de toevoeging te steunen.

De komende tijd zal er binnen het IMF ook een discussie gevoerd worden over de toereikendheid en de effectiviteit van het mondiaal financieel vangnet voor landen met een (potentieel) betalingsbalansprobleem. Het mondiaal financieel vangnet bestaat uit vier verschillende componenten: buitenlandse reserves waarmee landen zelf schokken kunnen opvangen, bilaterale of multilaterale swaplijnen tussen centrale banken voor tijdelijke liquiditeit in buitenlandse valuta, regionale financiële vangnetten zoals het ESM en tot slot IMF-faciliteiten. Het mondiaal financieel vangnet is sinds de financiële crisis verder in omvang toegenomen. Veel landen, met name opkomende economieën, hebben een toename gezien van hun buitenlandse reserves. Daarnaast is het netwerk van bilaterale en multilaterale swaplijnen tussen centrale banken uitgebreid. Het aantal regionale financiële vangnetten is tevens toegenomen, door onder andere de oprichting van het ESM, verdere uitbreiding van het Chiang-Mai initiatief in Zuid-Oost Azië en de oprichting van een BRICS reservefonds. Het ESM is van de regionale vangnetten veruit het grootst. Het IMF staat er sterker voor doordat afgelopen januari de reeds in 2010 overeengekomen verdubbeling van de quotamiddelen formeel in werking is getreden.

De samenstelling van het mondiale financiële vangnet is volgens het IMF asymmetrisch doordat sommige landen geen beroep kunnen doen op een regionaal vangnet en hun centrale banken onvoldoende toegang hebben tot swaplijnen voor liquiditeitsvoorziening in reservevaluta. Relatief ongunstig is de positie van ontwikkelingslanden en opkomende economieën. Voor het Koninkrijk is het van belang dat de discussie over het mondiaal financieel vangnet zich niet slechts richt op de omvang van de middelen. Ook de samenwerking tussen de verschillende onderdelen, waaronder het IMF en de regionale vangnetten, is relevant voor de effectiviteit van het mondiaal financieel vangnet.

Het IMF heeft een centrale rol in het mondiale financiële vangnet door ervoor te zorgen dat alle landen toegang hebben tot financiële steun in tijden van crisis. Tijdens de voorjaarsvergadering zal er naar verwachting gesproken worden over de middelen en instrumenten die het IMF nodig heeft om deze centrale rol ook in de toekomst te kunnen vervullen. Voor het Koninkrijk is het van belang dat een IMF analyse op basis van verschillende scenario's ten grondslag ligt aan de discussie over de middelen die het IMF nodig heeft. Het Koninkrijk zal hierop inzetten. Wat betreft het instrumentarium vindt het Koninkrijk het van belang dat voldoende rekening wordt gehouden met de verschillende mogelijkheden die er reeds zijn binnen het huidige instrumentarium voor kortlopende en langlopende betalingsbalanssteun en preventieve steun bij spillovers.

4. IMF quota en governance hervormingen

Op 27 januari j.l. zijn de 2010 quota en governance hervormingen formeel in werking getreden, nadat het Amerikaans Congres eindelijk heeft ingestemd met het pakket. Hierdoor zijn de quotamiddelen van het IMF verdubbeld en vindt er een verschuiving plaats in het stemgewicht. De dynamische opkomende en ontwikkelde economieën hebben er 6 procentpunt stemgewicht bij gekregen t.o.v. de overige landen, zodat de vertegenwoordiging van deze landen in het IMF een betere afspiegeling is van hun positie in de wereldeconomie. Het quota-aandeel van het Koninkrijk gaat door deze verschuiving omlaag van 2,16 procent naar 1,84 procent.

Daarnaast is de raad van bewindvoerders hervormd. Tot nog toe benoemden de vijf landen met het grootste stemgewicht – de VS, Japan, Duitsland, het VK en Frankrijk – hun eigen bewindvoerder en namen zij niet deel aan de verkiezingen van bewindvoerders. De statuten van het IMF zijn aangepast om deze constructie af te schaffen. Hierdoor nemen voortaan alle landen deel aan de verkiezingen en kunnen de vijf grootste landen ook deel uitmaken van kiesgroepen. De Europese ontwikkelde economieën hebben in 2010 de toezegging gedaan om het aantal Europese bewindvoerders in de raad van bewindvoerders met twee te reduceren ten gunste van de opkomende economieën. Deze afspraak over de stoelen moet bij de eerstvolgende verkiezing van de IMF bewindvoerders in het najaar van 2016 nagekomen worden. Momenteel resteert nog ongeveer eenderde stoel die geleverd moet worden. Nederland heeft zelf samen met België reeds een volledige stoel vrijgespeeld voor opkomende economieën door in 2012 met België en Luxemburg te fuseren.

De inwerkingtreding van de 2010 hervormingen heeft ook gevolgen voor de begroting van Financiën wat betreft de staatsgarantie aan DNB inzake het IMF. De Nederlandse quotamiddelden zijn verhoogd van 5,1624 miljard SDR naar 8,7365 miljard SDR. Deze ophoging van de Nederlands quota middelen was reeds ingeboekt op de begroting van Financiën. De Nederlandse quotamiddelen zijn niet geheel verdubbeld door de verschuiving van stemgewicht naar ondervertegenwoordigde IMF-leden, die er verhoudingsgewijs meer quota bij krijgen. In 2010 is tevens afgesproken dat wanneer de quotamiddelen verdubbeld zouden worden, de middelen van de New Arrangements to Borrow (NAB) afgebouwd zullen worden. De NAB zijn tijdelijke middelen ter aanvulling op de permanente quotamiddelen. Nederland is een van de 38 IMF-leden die bijdragen aan de NAB. De garantie van de Nederlandse staat aan DNB voor de NAB gaat door de inwerkingtreding van de 2010-hervormingen omlaag van 9,0437 miljard SDR naar 4,5948 miljard SDR, een afname van 4,4489 miljard SDR (ca. 5,6 miljard euro).

De vertraagde inwerkingtreding van de 2010 quota en governance hervormingen werkt door op de 15e quotaherziening, waarvoor oorspronkelijk de afspraak was om deze in januari 2014 af te ronden. Nu de 14e quotaherziening in werking is getreden, heeft de Raad van Gouverneurs afgelopen februari de Raad van Bewindvoerders verzocht om spoedig van start te gaan met de 15e quotaherziening teneinde deze voor de jaarvergadering in oktober 2017 af te ronden. Tegelijkertijd met de 15de quotaherziening zal ook een herziening plaatsvinden van de quotaformule, aangezien de Raad van Gouverneurs hebben afgesproken om beide herzieningen als geïntegreerd pakket te behandelen.

5. Programmasteun

Begin december heeft de Raad van Bewindvoerders het IMF-beleid voor programmalanden die betalingsachterstanden hebben op bilaterale publieke crediteuren aangepast. Tot nog toe kon het IMF in dat geval een programma of een uitbetaling van een tranche niet goedkeuren in een dergelijke situatie. De Raad van Bewindvoerders heeft besloten dat er een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt wanneer een publieke crediteur die achterstanden heeft niet bereid is deel te nemen aan een herstructurering als dit een voorwaarde is voor het IMF programma. Dit kan alleen als deze publieke crediteur in de minderheid is ten opzichte van andere bilaterale publieke crediteuren die wel deelnemen aan de herstructurering. Het programmaland moet tegelijkertijd bereid zijn om met de crediteur te onderhandelen over een oplossing. Als deze situatie plaatsvindt, dan kan het IMF de betalingsachterstanden toestaan en programmafinanciering uitkeren. Het Koninkrijk heeft de beleidsaanpassing gesteund omdat deze voorkomt dat crediteuren die in de minderheid zijn en zich niet welwillend opstellen unilateraal een IMF-programma kunnen blokkeren. Het proces voor de goedkeuring en financiering van programma’s wordt zodoende verbeterd.

Het IMF heeft bij een groep leden, waaronder het Koninkrijk de bereidheid geïnventariseerd om nieuwe middelen ter beschikking te stellen voor de faciliteit voor lage-inkomenslanden, de Poverty Reduction Growth Trust (PRGT). De PRGT is de enige faciliteit van het IMF die ter beschikking staat aan lage-inkomenslanden. Middelen uit de PRGT worden ingezet voor betalingsbalansproblemen van lage inkomenslanden. De PRGT staat los van de overige IMF-middelen zodat programma’s tegen concessionele voorwaarden (lagere lentes en langere looptijden) verstrekt kunnen worden. Aangezien de hiervoor beschikbare middelen niet revolverend ingezet worden, neemt de financieringscapaciteit van de PRGT binnen afzienbare tijd af en heeft het IMF een beroep gedaan op het Koninkrijk en op andere leden om een nieuwe lening te verstrekken. Het Koninkrijk staat in beginsel positief ten aanzien van een nieuwe bijdrage aan de middelen door het verstrekken van een lening, mede omdat in het kader van de lastenverdeling ook andere IMF leden bijdragen aan de nieuwe PRGT middelen. De hoogte van een nieuwe bijdrage dient daarnaast in lijn te zijn met het relatieve aandeel van het Koninkrijk in de IMF middelen. Een besluit hierover wordt door het kabinet betrokken bij de voorjaarsbesluitvorming. Het parlement wordt hierover voor 1 juni geïnformeerd middels de voorjaarsnota.

Sinds maart 2015 heeft Oekraïne een vierjarig Extended Fund Facility (EFF) IMF programma met een totale omvang van 12,5 miljard SDR (bij aanvang 17,5 miljard US dollar). In de zomer van 2015 werd de eerste voortgangsrapportage succesvol afgerond. De Oekraïense autoriteiten hebben diverse maatregelen doorgevoerd om de economie te hervormen. Het betreft onder andere versterking van de onafhankelijkheid van de centrale bank, het opschonen van de bankensector, het digitaliseren en transparanter maken van publieke aanbestedingen, de oprichting van een nationaal anticorruptiebureau en de aanname van een begroting die aansluit op het IMF programma. Deze progressie wordt door het IMF onderschreven. Na twee jaar van grote achteruitgang voorspelt het IMF voor 2016 een economische groei van 2% bbp (World Economic Outlook, oktober 2015), met een versnelling van de groei in daaropvolgende jaren. De uitdagingen in Oekraïne blijven echter groot. De tweede voortgangsrapportage van het IMF-programma is nog niet afgerond, waardoor het IMF nog niet kan overgaan tot beschikbaarstelling van een tranche van 1,2 miljard SDR. De actuele politieke situatie belemmert het doorvoeren van de verschillende maatregelen die nodig zijn om aan de voorwaarden uit het IMF-programma behorende bij deze voortgangsrapportage te voldoen. Christine Lagarde heeft begin februari de Oekraïense overheid tot verdere actie gemaand omdat meer vooruitgang noodzakelijk is. Het Koninkrijk betreurt dat de tweede voortgangsrapportage nog niet is afgerond en roept de Oekraïense autoriteiten op om de hervormingsagenda door te zetten.

Griekenland heeft bij het IMF een aanvraag ingediend voor een nieuw programma, dit in lijn met de verklaring van de Eurozonetop van 12 juli. Het IMF is intensief betrokken bij het nieuwe Griekse leningenprogramma van het ESM dat in augustus 2015 van start is gegaan, maar neemt nog niet deel aan dit programma. Het is de verwachting dat een nieuw IMF-programma voor Griekenland met positief advies aan de Raad van Bewindvoerders wordt voorgelegd als voldaan is aan twee voorwaarden. Het IMF wenst ten eerste een volledige specificatie van maatregelen op het gebied van de begroting, de pensioenen en de financiële sector. Ten tweede verlangt het IMF dat een akkoord wordt bereikt over mogelijke schuldverlichtende maatregelen zodat schuldhoudbaarheid met grote zekerheid kan worden vastgesteld. Het is de verwachting dat na afronding van de eerste voortgangsmissie aan de voorwaarden van het IMF kan worden voldaan.

Daarnaast heeft de Griekse regering een verzoek bij het IMF ingediend om het tweede leningenprogramma van het IMF vanaf januari 2016 te beëindigen. Het tweede leningenprogramma van het IMF (de Extended Fund Facility – EFF) liep van maart 2012 tot en met maart 2016. Sinds april 2014 zijn er echter geen voortgangsmissies meer afgerond onder het tweede leningenprogramma en daarmee zijn er ook geen tranches meer uitgekeerd van het IMF. De reden voor beëindiging is dat Griekenland niet langer de administratiekosten wil betalen van de overeenkomst. Het geld dat nog beschikbaar was onder het tweede IMF-programma zal niet meer worden uitgekeerd. De beslissing over deelname aan het nieuwe derde Griekse leningenprogramma staat los van het beëindigen van het tweede programma.

Het leningenprogramma van het ESM en het IMF aan Cyprus is in maart 2013 van start gegaan. Cyprus heeft het grootste deel van het programma succesvol geïmplementeerd, maar hoefde van ca. 30 procent van de steun uiteindelijk geen gebruik te maken. Het ESM-programma loopt formeel op zijn einde op 31 maart, waarna Cyprus weer op eigen benen staat. Het IMF-programma is, op verzoek van Cyprus, op 7 maart jongstleden al tot een einde gekomen.

Naar boven