24 587
Justitiële Inrichtingen

nr. 332
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2009

1. Inleiding

Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek van 18 maart 2009 om een reactie te geven op het artikel in het Nederlands Dagblad over het «Detentieconcept Lelystad». Het rapport is als bijlage bij deze brief bijgevoegd.1

2. Achtergrond

In januari 2006 is de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) binnen de Penitentiaire Inrichting Lelystad gestart met een pilot met een nieuw detentieconcept voor kortverblijvenden (gedetineerden met een straf of strafrestant tot vier maanden na veroordeling in eerste aanleg).

Het betreft een bijzondere variant van meerpersoonscelgebruik. Gedetineerden verblijven in een speciaal ontworpen gebouw met zespersoonscellen. Specifiek aan het concept is ook dat er sprake is van minder personeelsinzet in combinatie met innovatieve ondersteuning van elektronische toepassingen en ICT-toepassingen.

De doelstellingen van het Detentie Concept Lelystad (DCL) zijn als volgt geformuleerd:

a) Doelmatig gebruik van (intramurale) sanctiecapaciteit;

b) Functionele sanctietoepassing door middel van een op de doelgroep kortverblijvenden toegespitste invulling van het dagprogramma;

c) Het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid.

In de ontwikkelingsfase van het project DCL – ruim voor de start van de pilot in januari 2006 – leek uitbreiding van celcapaciteit nog aangewezen. Het beleidsvoornemen was om bij een positieve uitkomst van de evaluatie de capaciteit uit te breiden en nog zes paviljoens van elk 150 capaciteitsplaatsen te realiseren ten behoeve van kortverblijvenden. Dit in aansluiting op het toen vigerende uitgangspunt van bovenregionale plaatsing (niet in de regio van terugkeer) van deze groep gedetineerden, alsmede op basis van het gegeven dat het detentieconcept specifiek voor deze doelgroep is ontwikkeld en niet op dezelfde wijze voor andere doelgroepen kon worden toegepast.

Inmiddels heb ik in het kader van het programma Modernisering Gevangeniswezen besloten om kortverblijvenden regionaal te plaatsen. Hierdoor zijn zij beter in staat hun sociale netwerk (gezin, familie, hulpverleners) te behouden en kan door het gevangeniswezen de aansluiting met maatschappelijke vervolgvoorzieningen zo goed mogelijk worden gefaciliteerd. Deze beleidswijziging heeft consequenties voor het concept DCL die ik in paragraaf 4 toelicht.

3. Resultaten onderzoek

Het Detentieconcept Lelystad is eerder geëvalueerd in de periode eind 2006 tot en met begin 2007. Op basis van deze evaluaties was het echter niet mogelijk het detentieconcept goed te beoordelen en daarop de besluitvorming voor verdere uitrol te baseren. Het ging hierbij onder andere om de rol van de techniek en de exacte kostenbepaling. Daarom is gekozen om de pilotperiode van DCL te verlengen en opnieuw te evalueren.

In de periode mei tot en met november 2008 is de vervolgevaluatie van het DCL uitgevoerd. Uit de vervolgevaluatie blijkt dat het concept aan de vooraf gestelde voorwaarden (veiligheid, normalisering en openheid) voldoet. Zowel uit het betrekkelijk lage aantal incidenten als de veiligheidsbeleving van personeel en gedetineerden kan worden afgeleid dat de veiligheid in DCL niet negatiever wordt beoordeeld dan in andere detentieregimes. Voorts blijken de functionaliteiten van het bedscherm, de beschikbare faciliteiten in de cel en het groepsproces in de cel aan te sluiten bij de gedachten over normalisering en openheid. Positief is ook dat de helft van de gedetineerden aangeeft dat verblijf in een zespersoonscel hun goed bevalt. Een kwart staat neutraal tegenover deze stelling.

3.1 Doelmatigheid

Een belangrijke doelstelling van DCL is het verhogen van de doelmatigheid van het gebruik van (intramurale) sanctiecapaciteit. De verwachting was dat door het gebruik van zespersoonscellen en de inzet van elektronische hulpmiddelen ter vervanging van een deel van het personeel een lagere kostprijs per dag per detentieplaats gerealiseerd zou kunnen worden.

Op basis van de realisatiecijfers over 2007 is een kostprijs berekend. Deze kostprijs is hoger dan de normprijs die vooraf voor DCL is vastgesteld. Dit komt onder andere door hogere ontwikkelkosten ten behoeve van technische hulpmiddelen en ICT-voorzieningen dan vooraf voorzien. De verwachting vooraf was dat de ontwikkelkosten van tijdelijke aard zouden zijn, maar in de praktijk blijkt dat deze kosten in meer of mindere mate structureel optreden. Toch is de kostprijs nog altijd 6,6% lager dan de normprijs die geldt voor een basisregime in een Huis van Bewaring.

3.2. Personeel en techniek

In DCL wordt uitgebreid gebruik gemaakt van elektronische hulpmiddelen. Deze elektronica biedt – samen met andere maatregelen – de randvoorwaarden om met een verhouding van één penitentiaire inrichtingswerker op 25 gedetineerden te kunnen werken. Een belangrijk elektronisch hulpmiddel is het tracking en tracing.

Door dit systeem kunnen gedetineerden binnen DCL elektronisch worden gevolgd. Daarnaast heeft iedere gedetineerde de beschikking over een bedscherm. Hiermee kan de gedetineerde onder andere telefoneren, bezoek inplannen en boodschappen bestellen.

De conclusie uit de eerste evaluatie dat het personeelsextensief werken in DCL geslaagd is, wordt in de vervolgevaluatie bevestigd. In de vervolgevaluatie wordt aangegeven dat belangrijke randvoorwaarden hiervoor zijn de architectuur van het gebouw in combinatie met de inzet van elektronische hulpmiddelen, alsmede de toepassing van het carrouselsysteem waarmee gedetineerden door het dagprogramma worden geleid. De grotere zelfredzaamheid van gedetineerden door de inzet van de techniek speelt hierin tevens een rol. De belangrijkste techniekelementen van het detentieconcept werken inmiddels naar behoren.

3.3. Dagprogramma

De gedetineerde mag in DCL kiezen welke activiteiten hij uit het dagprogramma bijwoont. Twee onderdelen zijn verplicht: iedere dag het doen van corvee (reinigen van de cel en de afdeling) en driemaal in de week het bijwonen van het onderdeel vorming (groepsgesprek of e-learning). Daarnaast worden de onderdelen: sport, recreatie en luchten aangeboden. Een gedetineerde dient per dag aan minimaal twee activiteiten deel te nemen.

Het aangeboden dagprogramma en de activiteiten in DCL worden door de gedetineerden iets positiever gewaardeerd dan in de bestaande penitentiaire inrichtingen. Gedetineerden zijn kritisch ten opzichte van het onderdeel vorming. Het onderdeel corvee wordt positief gewaardeerd, de overige onderdelen van het dagprogramma worden neutraal beoordeeld.

3.4. Eigen verantwoordelijkheid

DCL heeft veel elementen in zich die een positieve bijdrage leveren aan het stimuleren van het verantwoordelijkheidsgevoel van gedetineerden. De verantwoordelijkheid voor het schoon en leefbaar houden van de eigen woonomgeving, het maken van keuzes ten aanzien van de invulling van het dagprogramma, de faciliteiten van het bedscherm en de kook- en wasmogelijkheden op cel werken positief uit.

Het systeem van straffen en belonen geeft extra prikkels aan het invullen van deze eigen verantwoordelijkheid. Het personeel en de gedetineerden zijn hierover overwegend positief.

4. Tot slot

Vooruitlopend op mijn besluit over de resultaten en aanbevelingen van het onderzoek wil ik het belang van het DCL voor het gevangeniswezen benadrukken. Het DCL heeft in veel opzichten een stimulerende invloed op zowel de technische als de inhoudelijke vernieuwingen binnen het gevangeniswezen.

Een bredere toepassing van het DCL kan niet los worden gezien van de ontwikkelingen in de vraag naar celcapaciteit en mijn besluit om kortverblijvenden regionaal te plaatsen. Op basis van onder andere de door het WODC uitgevoerde prognoses met behulp van het Prognose Model Justitiële Ketens (PMJ-model) wordt momenteel het Masterplan detentiecapaciteit gevangeniswezen 2012 opgesteld. Hierin wordt aangegeven op welke wijze het gevangeniswezen de komende jaren omgaat met de variërende vraag naar celcapaciteit. Het optimaal benutten en flexibel(er) inzetten van de celcapaciteit is daarbij het uitgangspunt. Uitbreiding naar andere regio’s van het in Lelystad beproefde concept ligt op dit moment, gelet op de afgenomen vraag naar celcapaciteit, niet in de rede.

Onderzocht wordt welke elementen van het detentieconcept van waarde kunnen zijn voor bestaande penitentiaire inrichtingen. Het betreft hier met name de elektronische hulpmiddelen en ict-voorzieningen, zoals agressiedetectie, tracking & tracing en functionaliteiten die via het bedscherm voor en ten behoeve van gedetineerden beschikbaar zijn. Voor de meer programmatische aspecten van DCL, zoals het systeem van straffen en belonen, wordt aansluiting gezocht bij de ontwikkelingen in het kader van het programma Modernisering Gevangeniswezen.

In mijn brief van 9 december 2008 heb ik uw Kamer bericht dat het Masterplan detentiecapaciteit voor 1 april 2009 zou zijn afgerond1. De uitwerking van de PMJ-cijfers vergt echter meer tijd dan verwacht. Ook de veranderde financiële omstandigheden hebben tot gevolg dat meer tijd nodig is om het Masterplan detentiecapaciteit vast te stellen. In samenhang met het Masterplan detentiecapaciteit wordt het Plan mobiliteit ontwikkeld. Het Plan mobiliteit, dat mede is ingegeven door de teruglopende vraag naar celcapaciteit, richt zich op de employability van de medewerkers binnen DJI en daarbuiten. Ik zal uw Kamer voor het zomerreces informeren over het Masterplan en het Plan mobiliteit.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2008/09, 24 587, nr. 310.

Naar boven