Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 24202 nr. 28 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 24202 nr. 28 |
Vastgesteld 21 januari 2013
Binnen de commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissies voor Economische Zaken, Europese Zaken, Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben leden van enkele fracties de behoefte om over de Jaarverslagen 2011 van de Europese Rekenkamer, te weten het jaarverslag over de uitvoering van de begroting (2012/C 344/01) en het jaarverslag over de activiteiten gefinancierd uit het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) (2012/C 344/02), vragen en opmerkingen aan het kabinet voor te leggen.
De vragen en opmerkingen zijn op 6 december 2012 aan de minister van Financiën gezonden. Bij brief van 18 januari 2013 zijn deze door de minister beantwoord. De vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven, Harbers
De voorzitter van de commissie voor Economische Zaken, Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven, Van de Wiel
Inhoudsopgave |
||
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie |
3 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA- fractie |
4 |
|
II |
Antwoord / Reactie van de minister |
8 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport van de Europese Rekenkamer over de EU-begroting 2011. Deze leden herhalen wederom het belang dat zij hechten aan de onafhankelijke toetsing van de besteding van EU-gelden door de Europese Rekenkamer. De verantwoording is – zoals eerder gesteld – niet alleen een verantwoordelijkheid van de Europese Commissie, maar ook van de lidstaten. De leden van de VVD-fractie verwachten dan ook een grotere verantwoordelijkheid voor verantwoording van de bestedingen van middelen door de lidstaten, door middel van lidstaatverklaringen. Dit zou het vertrouwen in de besteding van EU-fondsen vergroten en tegelijkertijd zorgen voor een transparanter systeem van beoordeling en verantwoording. Dit is een terugkerend punt van deze leden en vragen daarom de reactie van de minister op dit punt.
Kan de minister in dit kader ingaan op de constatering van de Europese Rekenkamer dat de controles ter plaatse door de lidstaten niet grondig genoeg zijn maar dat lidstaten evenwel in de meeste gevallen over voldoende informatie beschikken om fouten te kunnen ontdekken en corrigeren? Welke stappen gaat de minister ondernemen om een verbetering van de kwaliteit van het financiële beheer van de Europese Unie te bewerkstelligen? De leden van de VVD-fractie vragen in dit kader de reactie van de minister op de vastgestelde tekortkomingen door en de adviezen van de Europese Rekenkamer.
De leden van de VVD-fractie stellen bovendien vast dat in het jaarverslag 2011 geen vergelijking gemaakt wordt tussen de lidstaten, maar alleen tussen beleidsterreinen. Deze leden zouden er een voorstander van zijn dat er in de toekomst ook een vergelijking tussen de lidstaten wordt gemaakt. Dit kan er volgens de VVD-fractie eraan bijdragen dat lidstaten beter gaan presteren. Hoe ziet de minister dit? Wat zijn eventuele sanctiemogelijkheden voor landen die de besteding van EU-middelen onvoldoende kunnen verantwoorden?
De leden van de VVD-fractie constateren de laatste jaren een stijging van het geschatte foutenpercentage: 3,9% 2011 tegenover 3,7% in 2010 en 3,3% in 2009. Deze leden vinden dit een onwenselijke ontwikkeling, hoe ziet de minister dit? Wat acht de minister een geaccepteerd percentage voor fouten? De leden van de VVD-fractie constateren dat de foutenpercentages in 2011 vooral zijn gestegen voor uitgaven betreffende landbouw (van 2,3 naar 4,0%) en onderzoek (1,4 naar 3,0%). De Europese Rekenkamer stelt dat de Europese Commissie erkent dat er op de gebieden plattelandsontwikkeling, cohesie en onderzoek een hoog foutenrisico bestaat. Wat wordt er aan gedaan om dit foutenrisico te verlagen? De leden van de VVD-fractie stellen bovendien vast dat de foutenfrequentie bij de meeste beleidsterreinen hoog is, namelijk tussen de 39% en 59%. Regelgeving is volgens deze leden vaak erg complex. Welke mogelijkheden ziet de minister om hier wat aan te doen?
De auditautoriteiten die door de lidstaten worden opgericht ten behoeve van het cohesiebeleid, vervullen volgens de leden van de VVD-fractie een belangrijke taak in het waarborgen van de rechtmatigheid van de uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) terugbetaalde uitgaven. De Europese Rekenkamer heeft deze auditautoriteiten beoordeeld via een steekproef: vier van zeven waren doeltreffend, twee gedeeltelijk doeltreffend en één niet doeltreffend. De leden van de VVD-fractie vinden dit een onbevredigend beeld. Wat is hier volgens de minister aan te doen?
De leden van de VVD-fractie vragen de minister bovendien in te gaan op de constatering van de Europese Rekenkamer dat er een hoog risico van belangenverstrengeling is bij de EU agentschappen. Er zouden ernstige tekortkomingen aangetroffen zijn in procedures en beleidslijnen. Hoe kijkt de minister aan tegen de aanbeveling om eenduidig kader van regelgeving over belangenverstrengeling te ontwerpen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de begroting van de Europese Unie over het jaar 2011. Na jaren van daling, stijgt het gemiddelde foutenpercentage sinds 2010 weer. Voor de leden van de PvdA-fractie maakt dit duidelijk dat er nog veel moet verbeteren in de controle en verantwoording van Europese middelen, specifiek op nationaal niveau.
De leden van de PvdA-fractie steunen het werk van de Europese Rekenkamer en danken haar voor haar uitgebreide verslaglegging. Het is duidelijk dat op alle niveaus verbeteringen in financieel toezicht en verantwoording nodig zijn. Desalniettemin valt uit de verslaglegging van de Europese Rekenkamer wel op te maken dat het overgrote merendeel van de financiële fouten wordt aangetroffen buiten de Europese Commissie op het niveau van de begunstigden in de lidstaten. Daarom willen deze leden bij het kabinet informeren hoe het zit met de procedures en politieke verantwoording over besteedde EU-gelden op nationaal niveau? Welke initiatieven onderneemt het kabinet om dit in Europees verband te versterken? Specifiek willen de leden van de PvdA-fractie aandacht voor de nationale lidstaatverklaring voor de besteding van EU-middelen. Is het kabinet voornemens de inspanningen voor een op politiek niveau gedragen lidstaatverklaring voort te zetten?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat ook in Nederland nog zaken verbeterd kunnen worden. Kan de minister daarom tevens aangeven hoe de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij de lidstaatsverklaring over 2011 over de verbetering van de Nederlandse controle- en toezichtsprocedures zijn opgepakt?
In het verslag van de Europese Rekenkamer wordt een uitsplitsing van de foutenpercentages naar beleidsterrein gemaakt. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat dergelijke cijfers ook uitgesplitst per lidstaat berekent en bekend moeten worden gemaakt. Dit zodat de druk om procedures en toezicht op nationaal niveau te verbeteren toeneemt. Hoe staat de minister tegenover dit voorstel en welke mogelijkheden ziet hij om dit te realiseren? In de uitsplitsing per beleidsterrein in het jaarverslag valt op dat de tweede pijler in het gemeenschappelijk landbouwbeleid een hoog foutenpercentage kent van 7,7% en ook het regionale beleid hoog scoort met een foutenpercentage van 6,0%. Heeft de minister een verklaring voor deze hoge foutenpercentages in Europees verband en kan de minister toelichten welke initiatieven er worden ondernomen om dit omlaag te brengen? Hoe staat de minister tegenover de aanbevelingen die de Europese Rekenkamer doet over de financiële rapportage en controle op de besteding van gelden op deze beleidsterreinen?
De leden van de PvdA-fractie spreken hun zorg uit over het verder doorgroeien van de vastleggingen op de Europese begroting met € 13 miljard naar € 207 miljard zoals opgenomen in het jaarverslag van de Europese Rekenkamer. De leden van de PvdA-fractie willen informeren of geld is gereserveerd voor deze vastleggingen of dat dit uit toekomstige begrotingen wordt gehaald? De leden van de PvdA-fractie willen specifiek informeren of het merendeel van deze vastleggingskredieten bestaat uit zogenaamde gesplitste kredieten die over meerdere jaren tot uitkering kunnen komen of uit niet-gesplitste kredieten die in het zelfde begrotingsjaar tot uitkering moeten komen? De leden van de PvdA-fractie begrijpen de systematiek van de meerjarige begroting, maar zijn van mening dat gesplitste kredieten die over meerdere jaren tot uitkering kunnen komen de transparantie en voorspelbaarheid van de begrotingsuitgaven ondergraven. Wat is de mening van de minister over gesplitste kredieten en is hij bereid zich in te zetten voor het terugdringen van de maximale periode waarbinnen vastleggingskredieten tot uitkering kunnen komen? De leden van de PvdA-fractie willen tevens bij de minister informeren hoe hij voornemens is de bestaande omvang aan vastleggingskredieten te adresseren in de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader 2014–2020?
Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie aandacht voor de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer aan de Europese Commissie over de impactmetingen, meerwaarde en efficiëntie van de EU-uitgaven. Het rapport van de Europese Rekenkamer biedt met name inzicht in de rechtmatigheid van de Europese uitgaven, dat vinden de leden van de PvdA-fractie ook zeer belangrijk. Deze leden willen, echter, wel aan het kabinet vragen of zij zich wil inzetten om de Europese Rekenkamer ook te laten rapporteren over de impact en meerwaarde van EU-uitgaven op economische groei? Rechtmatigheid en doelmatigheid van bestedingen zijn een groot goed, maar de leden van de PvdA-fractie menen dat de efficiëntie van de EU-uitgaven onvoldoende wordt belicht.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van alweer het 35ste jaarverslag van de Europese Rekenkamer, over 2011. Zij betreuren het, zoals zij het al vele jaren betreuren, dat er veel te fouten van materieel belang worden gemaakt. Bovendien is het foutenpercentage voor 2011 weer gestegen ten opzichte van 2010 (van 3,7% naar 3,%). Vooral op het terrein van landbouw (2,9%), plattelandsontwikkeling (7,7%), regionaal beleid (6,0%), werkgelegenheid en sociale zaken (2,0%) en onderzoek en ander intern beleid (1,1%) gaat het om forse foutenpercentages.
De leden van de CDA-fractie hebben ten eerste enkele algemene vragen bij het voorliggende stuk. Zo blijkt uit figuur 1.1. dat in de jaren 2007, 2008 en 2009 een substantiële vermindering van de omvang van de foutenpercentages is behaald. In 2010 en 2011 zien de leden van de CDA-fractie deze percentages echter weer oplopen. Wat kan van de eerdere teruggang geleerd worden? Waarom loopt het percentage weer op?
Het aantal gevallen van voorbehoud door de directeuren-generaal loopt ook verder op. Dit jaar waren dat er al 27 geworden (vorig jaar 16). Dit wordt door henzelf verklaard door het feit dat er een hoog foutenrisico zou bestaan (zie 1.20). Wat wordt er aangedaan om deze voorbehouden te verminderen?
Verder stellen de leden van de CDA-fractie dat het opvallend/zorgwekkend is dat de meeste niet afgewikkelde vastleggingen betrekking hebben op cohesie. Dit was voor een bedrag van € 136 miljard, of te wel 65,5% van het totale bedrag. Uit figuur 1.2 blijkt dat hierbij bovendien sprake is van een enorme stijging in de afgelopen jaren. Hoe wordt dit aangepakt?
Uit tabel 2 blijkt dat er over 2011 een verlies is geboekt van € 1789 miljoen. Op welke wijze wordt dit tekort eigenlijk gefinancierd, zo vragen de leden van de CDA-fractie?
De Europese Rekenkamer is van mening dat het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) niet doeltreffend werkt. De Europese Commissie relativeert dit weer onmiddellijk. Dit soort verschil van inzicht tussen Europese Commissie en de Europese Rekenkamer komt vaker voor. Hoe moeten de leden van de CDA-fractie dit soort verschillen precies interpreteren?
Uit bijlage 3.1 blijkt dat voor wat betreft landbouw het deel van de getoetste verrichtingen met een of meer fouten 39% bedraagt. Tegelijkertijd is het meest waarschijnlijke foutenpercentage slechts 2,9%. Kan de minister aangeven hoe deze twee percentages zich tot elkaar verhouden (deze relatie geldt overigens voor alle terreinen)?
Verder vragen de leden van de CDA-fractie hoe het kan zijn dat bij 39% van de gecontroleerde verrichtingen inzake overheidsopdrachten de regels niet werden nageleefd (4.14)? Wat heeft het dan überhaupt nog voor zin om dit voor regels op te stellen?
Er blijkt onvoldoende toezicht op de visvangst, zie bijvoorbeeld voorbeeld 4.6. Zo is er in feite € 1,9 miljoen teveel betaald aan Mauritanië. Om dit soort zaken aan te pakken is beter preventief toezicht vereist. Hoe wordt dit nu vormgegeven?
Er zijn fouten geconstateerd in een kostendeclaratie met betrekking tot de indirecte kosten. Zie voorbeeld 8.1 en 8.2. Hoe kan dit nu worden voorkomen?
De leden van de CDA-fractie vinden het ook zorgwekkend dat in twee van de vijf gecontroleerde gevallen de informatie waarover de diensten van het Europees Parlement beschikte betreffende de persoonlijke en gezinssituatie niet actueel was. Dit leidde in een aantal gevallen tot de hoge betalingen. Waarom zijn er slechts vijf gevallen gecontroleerd? Wat wordt er aan gedaan om deze situatie te verbeteren?
In hoeverre heeft de Europese Rekenkamer een jaarlijks werkprogramma? Zo ja, hebben de leden van de Tweede Kamer daar inzicht in? Zo nee, kunnen zij dat krijgen? In hoeverre is inzichtelijk hoeveel uren en kosten de Europese rekenkamer besteedt per lidstaat aan landbouw gerelateerde zaken?
Meer specifiek hebben de leden van de CDA-fractie nog vragen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). De Europese Commissie deelt mening van de Europese Rekenkamer dat uitgaven op het gebied van plattelandsontwikkeling gevoeliger zijn voor fouten dan de eerste pijler van het GLB. De Europese Commissie stelt echter wel dat de relatief hogere foutenpercentages bij plattelandsontwikkeling echter ook moeten worden gezien in de context van de doelstellingen van het plattelandsontwikkelingsbeleid. Die kunnen enkel worden verwezenlijkt met complexe regels en subsidiabiliteitsvoorwaarden. Dit zou de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie beperken. In hoeverre ligt daar ook voor de Europese Commissie geen verantwoordelijkheid? Kan zij dit meenemen bij nieuw op te stellen beleid?
Het grootste deel van het meest waarschijnlijke foutenpercentage mbt plattelandsontwikkeling betrof de subsidiabiliteit van niet-oppervlaktegerelateerde maatregelen. De Europese Rekenkamer constateerde tevens een hoge foutenfrequentie wanneer de begunstigden overheidsorganen waren, zoals gemeenten of het betaalorgaan zelf met betrekking tot kwesties zoals het declareren van niet-subsidiabele btw en niet-naleving van regels inzake overheidsopdrachten. De Europese Commissie belooft zuinig beterschap. Zij zal er, waar zij dat nodig acht, rekening mee houden bij de uitvoering van haar actieplan voor plattelandsontwikkeling. Deelt u de mening dat dergelijke fouten aangepakt moeten worden?
De Europese Commissie stelt in tegenstelling tot de Europese Rekenkamer dat het GBCS over het algemeen een efficiënt controlesysteem is waarmee het risico op fouten of onregelmatigheden in de uitgaven kan worden beperkt. Kan deze stelling name van de Europese Commissie degelijk worden onderbouwd? Welk systeem wordt in Nederland gebruikt?
Waarom is de follow-up van eerdere aanbevelingen over plattelandsontwikkeling, milieu, visserij en gezondheid niet ingevuld? Kan de minister de Europese Commissie daartoe verzoeken?
Er wordt niet ingegaan op financiële correcties die de Europese Commissie oplegt voor de landbouw- en cohesie-uitgaven. Wat zijn hier de risico’s van en hoe kunnen deze worden verkleind?
De Europese Rekenkamer stelt vast dat een van de zes getoetste verrichtingen voor de overige ontvangsten een fout bevatte. De Europese Rekenkamer onderzocht de berekening van een financiële correctie die de Europese Commissie een lidstaat had opgelegd op het gebied van de landbouwuitgaven (titel 6 in tabel 2.1). Hoewel de Europese Rekenkamer de door de Europese Commissie toegepaste methodologie niet in twijfel trekt, trof zij een fout aan in de toepassing ervan met als gevolg dat de Europese Commissie het verlies voor de EU-begroting onderschatte. De leden van de CDA-fractie vinden het schokkend te lezen op welke wijze de methodologie is geharmoniseerd, welk verbeterplan is er?
De Europese Commissie stelt in haar reactie dat het ging om een aanvaarde methode waarbij is gebruikgemaakt van de toentertijd best beschikbare informatie. De lidstaat heeft achteraf aanvullende, nauwkeurigere informatie verstrekt over de risicopopulatie en de Europese Commissie vond het terecht om met die informatie rekening te houden zonder, in dat vergevorderde stadium, de volledige conformiteitsprocedure voor de goedkeuring van de rekeningen over te doen om het foutenpercentage te herberekenen. Valt hieruit de conclusie te trekken dat als het systeem maar vaak genoeg veranderd is dat altijd een excuus om meer middelen te ontvangen dan waar men eigenlijk recht op had?
De GLB-uitgaven staan onder gedeeld beheer van de Europese Commissie en de lidstaten; zij lopen via 81 nationale of regionale betaalorganen. Deze betaalorganen zijn bevoegd tot het verrichten van betalingen aan de begunstigden en voordat zij dat doen, moeten zij rechtstreeks of via gedelegeerde organen de subsidiabiliteit van de steunaanvragen nagaan. Het GBCS is het voornaamste beheers- en controlesysteem om de regelmatigheid te verzekeren van de verrichtingen met rechtstreekse steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF). Periodiek zitten de directeuren van de betaalorganen bij elkaar om zaken te bespreken. Op welke wijze heeft dit orgaan een rol in de verbeterplannen c.q. de vorming van nieuw beleid? Deelt u de mening dat deze direct betrokken moeten zijn immers zijn gaan over de controle- handhaving en naleving?
De rekeningen en betalingsdossiers van de betaalorganen worden onderzocht door onafhankelijke auditorganen (certificerende instanties) die rapporteren aan de EC door middel van jaarlijkse certificaten en verslagen. Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Europese Commissie onderzoeken de certificerende instanties naast de jaarrekeningen jaarlijks ook de interne controleprocedures van de betaalorganen. Op welke wijze worden de certificerende instanties aangewezen en gecontroleerd? Vinden eveneens audits plaats van deze auditorganen?
Op welke wijze krijgt de Europese Commissie de zekerheid dat de lidstaten beheers- en controlesystemen hebben ingevoerd die voldoen aan de vereisten van de verordeningen en doeltreffend functioneren?
Met betrekking tot de rechtstreekse steun zijn de grootste risico's voor de regelmatigheid dat areaalsteun wordt betaald voor niet-subsidiabele grond, dan wel aan twee of meer begunstigden voor hetzelfde perceel, of dat dierpremies worden betaald voor meer dieren dan de aanvrager bezit. Bij de interventies op landbouwmarkten zijn de grootste risico's voor de regelmatigheid dat steun wordt verleend voor niet-subsidiabele of te hoog opgegeven kosten. De Europese Commissie gaat niet in op deze stelling van de Europese Rekenkamer. Op welk wijze worden deze risico’s ingeperkt?
De Europese Rekenkamer is scherp op het landbouwpercelenidentificatiesysteem (LPIS). LPIS is een database waarin het volledige landbouwareaal (referentiepercelen) van een lidstaat en de subsidiabele gebieden zijn geregistreerd; het is van essentieel belang voor de kwaliteit van de administratieve kruiscontroles. Voldoet Nederland met zijn perceelregistratiesystematiek inmiddels wel aan de LPIS?
Resumerend blijven de bevindingen van de Europese Rekenkamer bijzonder teleurstellend. Dit is inmiddels al een groot aantal jaren het geval. De leden van de CDA-fractie zouden op basis van dit rapport zeer terughoudend willen zijn met een eventuele dechargeverlening. Tegelijkertijd realiseren zij zich dat het nut van het niet verlenen van decharge ook beperkt kan zijn, gelet op de ervaringen van de afgelopen jaren. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie een afweging van het kabinet inzake het wel of niet verlenen van decharge.
Dan is er tot slot nog de beoordeling van het Europees Ontwikkelingsfonds. Ook hier ligt het foutenpercentage te hoog en wel op 5,1%. De Europese Rekenkamer stelt een aantal aanbevelingen voor. In hoeverre is het kabinet van mening dat hierdoor inderdaad het foutenpercentage substantieel kan worden teruggebracht?
Inleiding
Ik dank de leden van de fracties van de VVD, PvdA en het CDA voor hun vragen over het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de EU begroting 2011. Hieronder bied ik u de antwoorden aan in de door u gehanteerde volgorde van vragen per partij, waarbij een aantal vragen zijn gebundeld wegens overlappende vraagstelling bij twee of meer partijen. Aansluitend treft u het gevraagde overzicht aan van de financiële correcties die aan Nederland zijn opgelegd door de Europese Commissie alsmede een overzicht van terugvorderingen van EU subsidies door Nederlandse autoriteiten in de huidige MFK-periode, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 6 juni 2012 inzake financiële verantwoording over EU-middelen.
Vragen over de nationale lidstaatverklaring door de VVD- en PvdA-fractie
De leden van de VVD-fractie verwachten een grotere verantwoordelijkheid voor verantwoording van de bestedingen van middelen door de lidstaten, door middel van lidstaatverklaringen. Dit zou het vertrouwen in de besteding van EU-fondsen vergroten en tegelijkertijd zorgen voor een transparanter systeem van beoordeling en verantwoording, aldus de leden van de VVD, die op dit terugkerend punt de reactie van de minister vragen. Ook de leden van de PvdA-fractie willen bij het kabinet informeren hoe het zit met de procedures en politieke verantwoording over besteedde EU-gelden op nationaal niveau? Welke initiatieven onderneemt het kabinet om dit in Europees verband te versterken? Specifiek willen de leden van de PvdA-fractie aandacht voor de nationale lidstaatverklaring voor de besteding van EU-middelen. Is het kabinet voornemens de inspanningen voor een op politiek niveau gedragen lidstaatverklaring voort te zetten, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?
Antwoord
Het kabinet blijft onverminderd belang hechten aan een goede verantwoording van de besteding van EU-middelen door lidstaten. Het gaat om EU fondsen die onder gezamenlijke verantwoordelijkheid («gedeeld beheer») van de lidstaten en de Europese Commissie vallen; beide dienen naar de opvatting van het kabinet hun verantwoordelijkheid te nemen zodat EU fondsen rechtmatig besteed worden.
De focus van dit kabinet ligt niet alleen op het verbeteren van de rechtmatigheid van de bestedingen, maar ook moet de doelmatigheid (de «resultaten» die daadwerkelijk geboekt worden) beter in kaart gebracht worden zodat beoordeeld kan worden of de EU-fondsen daadwerkelijk effectief zijn. Waar dit niet voldoende het geval is, moet tijdig bijgestuurd kunnen worden. Het kabinet is om deze reden groot voorstander van het opnemen van ex-ante conditionaliteiten bij de lopende onderhandelingen over de Cohesie- en Structuurfondsen. Ook heb ik onlangs de Europese Commissie gevraagd om een meer ambitieuze invulling van het zogenoemde artikel 318-rapport dat gaat over de resultaten van het beleid dat met EU-fondsen behaald is. Het tweede speerpunt van het kabinet, naast het vergroten van doelmatigheid en rechtmatigheid van de bestedingen, is het verhogen van de transparantie over zowel de bestedingen, de controle als de behaalde resultaten. Meer transparantie kan bijvoorbeeld bereikt worden door verplichte publicatie van de zogenoemde «annual summaries». Het kabinet zet zich hiervoor sterk in. Momenteel publiceren veertien lidstaten deze samenvattingen van uitgevoerde audits (met geconstateerde foutenpercentages) op vrijwillige basis volgens het format dat de Europese Commissie hiervoor hanteert. Nederland heeft in februari 2012 via een speciaal «joint statement» bij het Dechargeadvies van de Raad aan het Europees Parlement en samen met het Verenigd Koninkrijk en Zweden, aangedrongen op publicatie van alle annual summaries. Het Europees Parlement heeft deze oproep verwelkomd. Echter, tot op heden is dit geen verplichting voor lidstaten.
Het afgelopen jaar hebben diverse wetgevende onderhandelingsprocessen plaatsgevonden die relevant zijn voor financieel beheer en verantwoording. Bij elk van deze dossiers zet Nederland zich in voor verbetering, zoals bij de jaarlijkse Dechargeprocedure, de lopende MFK-onderhandelingen, de lopende onderhandelingen over de sectorale verordeningen en de recentelijk (november 2012) afgeronde heronderhandeling van het Financieel Reglement van de EU-begroting (Kamerstukken 32 437, nrs. 8 t/m 14). Hierdoor zullen in de nieuwe programmaperiode enkele verbeteringen in werking treden die zijn gericht op financieel management en die nieuwe verplichtingen voor (uitvoerende instanties in) lidstaten met zich meebrengen. Er wordt van lidstaten gevraagd om per uitvoerende instantie voortaan «beheersverklaringen» af te geven met daarbij een onafhankelijke «audit opinie» over de rechtmatigheid van de bestedingen tot op het niveau van de eindbegunstigden. Ook worden de reeds bestaande annual summaries van uitgevoerde audits aangescherpt en kwalitatief verbeterd. Dit betekent dat er wel stappen in de goede richting zijn gezet, maar dat deze verbeteringen niet de reikwijdte van een Nationale Verklaring hebben zoals Nederland die jaarlijks afgeeft.
Ten aanzien van de Nationale Verklaring is echter komen vast te staan dat er geen draagvlak bestaat in de Raad voor het introduceren van een verplichte politieke verklaring. Ook het Europees Parlement, als medewetgever op dit terrein, heeft niet geïnsisteerd op een verplichting. Zij is akkoord gegaan met een optionele «verklaring op het geëigende niveau» zonder nadere clausulering of definiëring. Dit resultaat bleek het hoogst haalbare ten aanzien van de lidstaatverklaring, ondanks aandringen van de zijde van Nederland om een politieke verklaring op nationaal niveau verplicht te stellen. Ook heeft Nederland aangedrongen om de kenmerken ervan te definiëren, om voordelen te benoemen voor landen die inderdaad zo’n verklaring afgeven en ten slotte om deze en andere relevante verantwoordingsrapportages te publiceren. Het afgeven van een lidstaatverklaring is naar het oordeel van het kabinet een belangrijk onderdeel van de verantwoording over EU middelen in Nederland. Dat dit inzicht niet gedeeld wordt door de (overgrote) meerderheid van de EU-lidstaten alsmede de Europese Commissie is echter vast te stellen. Men is niet overtuigd van de toegevoegde waarde van een dergelijke verklaring, omdat in absolute zin niet aantoonbaar is dat er een causaal verband bestaat tussen het afgeven van zo’n verklaring enerzijds en het verminderen van foutenpercentages en het verbeteren van financieel beheer anderzijds. Desalniettemin: Nederland legt via de Nationale Verklaring op transparantie wijze verantwoording af. Daar ligt voor het kabinet de meerwaarde. Andere lidstaten vinden het voldoende om de Europese regelgeving op dit terrein te volgen. Met ingang van de nieuwe MFK-programmaperiode (2014–2020) treden er zoals hierboven gemeld nieuwe wettige verplichtingen in werking voor lidstaten. Het uitblijven van een verplichte lidstaatverklaring betekent dat het bereiken van verbeterd financieel beheer in de komende programmaperiode via deze alternatieve instrumenten moet verlopen. Het kabinet zal deze vernieuwingen in de praktijk nauwgezet volgen en spant zich, met de steun van uw Kamer, ervoor in om verdere stappen te zetten naar betere verantwoording.
Vragen door leden van de VVD- en PvdA-fractie inzake vergelijkingen tussen lidstaten en sancties.
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat in het jaarverslag 2011 geen vergelijking gemaakt wordt tussen de lidstaten, maar alleen tussen beleidsterreinen. Deze leden zouden er een voorstander van zijn dat er in de toekomst ook een vergelijking tussen de lidstaten wordt gemaakt. Dit kan er volgens de VVD-fractie eraan bijdragen dat lidstaten beter gaan presteren. Hoe ziet de minister dit? Wat zijn eventuele sanctiemogelijkheden voor landen die de besteding van EU-middelen onvoldoende kunnen verantwoorden? De leden van de PvdA-fractie constateren dat er in het verslag van de Europese Rekenkamer een uitsplitsing van de foutenpercentages naar beleidsterrein gemaakt wordt. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat dergelijke cijfers ook uitgesplitst per lidstaat berekent en bekend moeten worden gemaakt. Dit zodat de druk om procedures en toezicht op nationaal niveau te verbeteren toeneemt. Hoe staat de minister tegenover dit voorstel en welke mogelijkheden ziet hij om dit te realiseren?
Antwoord
Ik deel de mening van de VVD-fractie en de PvdA-fractie ten aanzien van vergelijkingen tussen lidstaten en streef ernaar om zoveel mogelijk transparantie te bewerkstelligen ten aanzien van de besteding, controle, en resultaten van EU-middelen per lidstaat. Kortheidshalve verwijs ik hierbij ook naar het antwoord bij de vraag hierboven ten aanzien van transparantie door publicatie van «annual summaries».
De Europese Rekenkamer geeft inderdaad geen integrale vergelijkingen tussen lidstaten. Zij functioneert volledig onafhankelijk van eventuele wensen van lidstaten en gaat over haar eigen agenda. De gevraagde vergelijking kan ook via een ander adres verkregen worden. Zeer recentelijk – in januari 2013 tijdens de Dechargeprocedure over de EU-begroting van 2011 – heb ik de Commissie verzocht om een compleet jaarlijks overzicht beschikbaar te stellen van de foutenpercentages per land en per fonds, alsmede gegevens over terugvorderingen en opgelegde financiële correcties per lidstaat. De Commissie reageerde hierop in eerste instantie terughoudend. Ik constateer echter dat het mogelijk is om foutenpercentages per lidstaat te publiceren: het Annual Activity Report van de Europese Commissie over het Europees Sociaal Fonds bevat namelijk deze gegevens per land1. Het blijkt dat over bijvoorbeeld het begrotingsjaar 2011 de lidstaten Frankrijk (5,1% fouten), Slowakije (4,5% fouten) en Litouwen (4,4% fouten) de hoogste foutenpercentages ESF kenden en dat Malta (0% fouten), Finland (0,2% fouten) en Polen (0,5% fouten) de laagste foutenpercentages kenden. Ik heb de Commissie met klem aangespoord om deze «best practice» voor wat betreft transparantie over het ESF ook toe te passen bij de andere EU-fondsen in gedeeld beheer, met name bij de Cohesiefondsen. Ik zal bij de Commissie blijven aandringen op het beschikbaar stellen van een integraal en handzaam overzicht per lidstaat per fonds. Zodra dit beschikbaar komt zal ik uw Kamer daarover informeren.
Ten aanzien van sancties en financiële correcties het volgende. Het is de verdragsverantwoordelijkheid van de Europese Commissie om de EU-begroting te implementeren en om handhavend op te treden door sanctiemogelijkheden in te zetten (dus niet de Raad). De sanctiemogelijkheden bestaan onder meer uit het opleggen van financiële correcties («boetes» of het verminderen van de EU-bijdrage) aan lidstaten of aan uitvoerende instanties, het tussentijds opleggen van een betaalstop aan uitvoerende organen in lidstaten en het afdwingen van verbeterplannen. Hierbij is de Europese Commissie gebonden aan EU-wetgeving dienaangaande, inclusief de verplichting tot hoor en wederhoor. In de nieuwe programmaperiode (2014–2020) zal naast de handhavende rol van de Europese Commissie ook de toezichtrol van nationale overheden duidelijker vorm (moeten) krijgen, omdat het vernieuwde Financieel Reglement deze verantwoordelijkheid voor het eerst definieert. Het toezicht krijgt vorm via een verplichte «aanwijzing» door de nationale overheid van de beoogde uitvoerende instantie, voorafgegaan door een oordeel van een onafhankelijke auditor over de kwaliteit van het financieel management en/of de inrichting daarvan. Het is de bedoeling dat door deze inkleding van de verantwoordingsketen, slecht functionerende uitvoeringsinstanties eerder worden aangesproken en dat de lidstaat in kwestie de verantwoordelijkheid hiervoor ook zelf ter hand neemt zodat problemen niet pas aan het licht komen wanneer de Europese Commissie of Europese Rekenkamer controles uitvoeren.
Vragen van de leden van de PvdA- en CDA-fractie inzake vastleggingskredieten.
De leden van de PvdA-fractie spreken hun zorg uit over het verder doorgroeien van de vastleggingen op de Europese begroting met € 13 miljard naar € 207 miljard zoals opgenomen in het jaarverslag van de Europese Rekenkamer. De leden van de PvdA-fractie willen informeren of geld is gereserveerd voor deze vastleggingen of dat dit uit toekomstige begrotingen wordt gehaald? De leden van de PvdA-fractie willen specifiek informeren of het merendeel van deze vastleggingskredieten bestaat uit zogenaamde gesplitste kredieten die over meerdere jaren tot uitkering kunnen komen of uit niet-gesplitste kredieten die in het zelfde begrotingsjaar tot uitkering moeten komen? Wat is de mening van de minister over gesplitste kredieten en is hij bereid zich in te zetten voor het terugdringen van de maximale periode waarbinnen vastleggingskredieten tot uitkering kunnen komen? De leden van de PvdA-fractie willen tevens bij de minister informeren hoe hij voornemens is de bestaande omvang aan vastleggingskredieten te adresseren in de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader 2014–2020?
Verder stellen de leden van de CDA-fractie dat het opvallend/zorgwekkend is dat de meeste niet afgewikkelde vastleggingen betrekking hebben op cohesie. Dit was voor een bedrag van € 136 miljard, of te wel 65,5% van het totale bedrag. Uit figuur 1.2 blijkt dat hierbij bovendien sprake is van een enorme stijging in de afgelopen jaren. Hoe wordt dit aangepakt?
Antwoord
De begrotingssystematiek van de EU staat het niet toe dat er voorzieningen worden getroffen in de EU-begroting. De beschikbare vastleggings- en betalingskredieten worden jaarlijks op voorstel van de Commissie door de Raad en het Europees Parlement vastgesteld. De in het rapport genoemde openstaande vastleggingen van € 207 miljard zullen dan ook moeten worden opgevangen in toekomstige begrotingen. De openstaande vastleggingen betreffen per definitie gesplitste kredieten. Het kabinet deelt de mening van de leden van de PvdA-fractie dat de systematiek van gesplitste kredieten de transparantie van de EU-begroting niet ten goede komt. Gesplitste kredieten zijn echter inherent aan een groot deel van de uitgavenprogramma’s binnen de EU-begroting, zoals het cohesiebeleid. Het kabinet bepleit striktere handhaving van de decommitteringsregels en beperking van de maximale periode van vastleggingskredieten. Deze maximale periode zou wat Nederland betreft terug moeten naar N+2; in de huidige periode is deze termijn namelijk voor een aantal landen opgerekt naar N+3. Een verdere inperking dan N+2 acht het kabinet niet realistisch, omdat veelal grote en/of langjarige projecten gefinancierd worden met een opstarttermijn. Daarnaast zet het kabinet zich ervoor in dat voor het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 een sober doch realistisch uitgavenplafond wordt vastgesteld dat rekening houdt met de openstaande vastleggingskredieten uit de huidige MFK-periode. Dit kan consequenties hebben voor nieuw af te spreken vastleggingskredieten.
Vragen van de leden van de VVD-fractie
Vraag
Kan de minister in dit kader ingaan op de constatering van de Europese Rekenkamer dat de controles ter plaatse door de lidstaten niet grondig genoeg zijn maar dat lidstaten evenwel in de meeste gevallen over voldoende informatie beschikken om fouten te kunnen ontdekken en corrigeren? Welke stappen gaat de minister ondernemen om een verbetering van de kwaliteit van het financiële beheer van de Europese Unie te bewerkstelligen? De leden van de VVD-fractie vragen in dit kader de reactie van de minister op de vastgestelde tekortkomingen door en de adviezen van de Europese Rekenkamer.
Antwoord
De Europese Rekenkamer constateert dat het in veel gevallen gaat om vermijdbare fouten in de controle door lidstaten. Dit wijst op systeemfouten die aangepakt kunnen en moeten worden. In de nieuwe programmaperiode krijgt de Europese Commissie de beschikking over meer instrumenten (via het nieuwe Financieel Reglement, zie ook de beantwoording van de vragen hierboven): uitvoerende instanties in lidstaten zijn via de afgifte van beheersverklaringen met daarbij een onafhankelijke audit opinie beter aanspreekbaar op (onvolkomenheden in) de controle op fondsen in hun beheer. Daarnaast geldt vanaf de nieuwe meerjarige periode dat lidstaten de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en controles van EU-fondsen moeten aanwijzen en hierop toezicht moeten houden waarbij intrekking (van deze aanwijzing) mogelijk is bij herhaalde serieuze fouten en/of systeemzwaktes. De verantwoordelijkheid van de lidstaten is hiermee aangescherpt, terwijl de handhavende rol van de Commissie blijft gelden. Deze blijft verantwoordelijk voor de implementatie van de EU-begroting en de controle en handhaving bij EU-begrotingsmiddelen, waaronder het opleggen van financiële correcties. Nederland steunt de Commissie in het streven naar meer verantwoordelijkheid voor lidstaten, in het gebruik van financiële correcties en boetes bij gebrekkig beheer, en dringt aan op openbaarmaking van de resultaten van audits die worden uitgevoerd door de lidstaten en door de Europese Commissie.
Vraag
De leden van de VVD-fractie constateren de laatste jaren een stijging van het geschatte foutenpercentage: 3,9% 2011 tegenover 3,7% in 2010 en 3,3% in 2009. Deze leden vinden dit een onwenselijke ontwikkeling, hoe ziet de minister dit? Wat acht de minister een geaccepteerd percentage voor fouten?
Antwoord
Dat het gemiddelde foutenpercentage verslechtert acht ik een onwenselijke ontwikkeling. De Europese Rekenkamer hanteert de norm van 2% materiële fouten.
Vraag
De leden van de VVD-fractie constateren dat de foutenpercentages in 2011 vooral zijn gestegen voor uitgaven betreffende landbouw (van 2,3 naar 4,0%) en onderzoek (1,4 naar 3,0%). De Europese Rekenkamer stelt dat de Europese Commissie erkent dat er op de gebieden plattelandsontwikkeling, cohesie en onderzoek een hoog foutenrisico bestaat. Wat wordt er aan gedaan om dit foutenrisico te verlagen? De leden van de VVD-fractie stellen bovendien vast dat de foutenfrequentie bij de meeste beleidsterreinen hoog is, namelijk tussen de 39% en 59%. Regelgeving is volgens deze leden vaak erg complex. Welke mogelijkheden ziet de minister om hier wat aan te doen?
Antwoord
De Commissie heeft als doelstelling vereenvoudiging van regels voor het verlagen van het risico op fouten en heeft dit geïntegreerd in een simplificatieprogramma voor alle fondsen (Commission Annual Legislative and Work Programme). Bij de Landbouwontwikkelingsfondsen zijn de resultaten hiervan volgens het kabinet helaas beperkt gebleven. Dat heeft te maken met de beleidsdoelstellingen die zich richten op de bijdrage aan vergroening: deze doelen zijn niet altijd te vertalen naar simpele regels en adequate verantwoordingsijkpunten. De Commissie kan bijdragen aan het voorkomen van interpretatiekwesties en fouten die daaruit resulteren, door via «guidance en implementation notes» de toepassing van EU regels te verduidelijken en daarbij duidelijk te maken wat van lidstaten verwacht wordt. Lidstaten kunnen bij onduidelijkheden uiteraard ook zelf actie ondernemen richting de Europese Commissie met verzoeken om verduidelijking. Daar waar de controledruk en complexiteit desondanks hoog blijkt te zijn zou de Commissie beleid kunnen herijken om de balans te herstellen. Nederland is op dit punt actief, zowel bij de onderhandelingen over de sectorverordeningen per fonds als in het Begrotingscomite van de Raad en streeft naar goed te hanteren en eenduidige regels. De Commissie heeft hetzelfde streven. Echter, de onderhandelingen over Europese uitvoeringswetgeving van EU-fondsen vergen ook instemming van het Europees Parlement en de Raad.
Vraag
De auditautoriteiten die door de lidstaten worden opgericht ten behoeve van het cohesiebeleid, vervullen volgens de leden van de VVD-fractie een belangrijke taak in het waarborgen van de rechtmatigheid van de uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) terugbetaalde uitgaven. De Europese Rekenkamer heeft deze auditautoriteiten beoordeeld via een steekproef: vier van zeven waren doeltreffend, twee gedeeltelijk doeltreffend en één niet doeltreffend. De leden van de VVD-fractie vinden dit een onbevredigend beeld. Wat is hier volgens de minister aan te doen?
Antwoord
De auditautoriteit (AA) vervult bij de Cohesiefondsen/structuurfondsen een essentiële rol in de beoordeling van het financieel beheer en is bij goed functioneren een belangrijk onderdeel van een sluitend systeem van controles in de lidstaten. Er mogen daarom geen twijfels zijn over haar functioneren. De Europese Commissie en de Europese Rekenkamer hebben de bevoegdheid – en zij oefenen deze bevoegdheid ook in de praktijk uit – om de nationale uitvoerende organen, waaronder de AA, te controleren via reviews en steekproeven. In de nieuwe MFK-programmaperiode wordt de verantwoordelijkheid van lidstaten hierbij uitgebreid. Lidstaten krijgen de expliciete taak om de door hen «aangewezen lichamen» te monitoren. Dit is een gevolg van de nieuwe regels in het Financieel Reglement: bij langdurig onvoldoende functioneren – aan te tonen door beoordelingen van de Commissie – kunnen uitvoerende instanties in lidstaten, hun aanwijzing verliezen. Uiteraard zal, naar het oordeel van het kabinet, de Commissie hier strikt toezicht op moeten houden om dit systeem te laten werken. Ik zal de komende jaren nauwgezet volgen of dit – samen met andere maatregelen – inderdaad zal leiden tot de gewenste verbeteringen in het oordeel van de Europese Rekenkamer.
Vraag
De leden van de VVD-fractie vragen de minister bovendien in te gaan op de constatering van de Europese Rekenkamer dat er een hoog risico van belangenverstrengeling is bij de EU agentschappen. Er zouden ernstige tekortkomingen aangetroffen zijn in procedures en beleidslijnen. Hoe kijkt de minister aan tegen de aanbeveling om eenduidig kader van regelgeving over belangenverstrengeling te ontwerpen?
Antwoord
In haar Speciaal Verslag nummer 15/2012 getiteld «Omgaan met belangenconflicten bij een selectie van agentschappen van de EU», gaat de Europese Rekenkamer nader in op de procedures en beleidslijnen voor de omgang met belangenconflicten bij een viertal Europese agentschappen (EASA: het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart; ECHA, het Europees Agentschap voor chemische stoffen; EFSA, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; en EMA, het Europees geneesmiddelenbureau). Ten aanzien van deze vier agentschappen concludeert de Rekenkamer dat geen van de geselecteerde agentschappen adequaat omgaat met belangenconflicten, waarbij is aangetekend dat de ernst van de geconstateerde tekortkomingen uiteen liep. Tevens merkt de Rekenkamer op dat zij ingenomen is met het feit dat alle geselecteerde agentschappen hun beleidslijnen en procedures permanent ontwikkelen en bijstellen. Zij beveelt de betrokken agentschappen aan om hun beleidslijnen en procedures verder te versterken en toe te zien op deugdelijke toepassing.
In meer algemene zin concludeert de Rekenkamer daarnaast dat er geen alomvattend regelgevingkader voor belangenconflicten bestaat in de EU. Zij beveelt de EU-wetgever aan om zo’n kader te ontwikkelen. In het Begrotingscomité van de Raad heeft Nederland zowel waardering uitgesproken voor het betreffende rapport en de daarin opgenomen aanbevelingen, als de Europese Commissie aangespoord om de handschoen op te pakken als het gaat om het formuleren van een algemeen beleidskader voor de omgang met belangenconflicten en het uitoefenen van beter toezicht door de Commissie. Nederland volgt dit dossier kritisch.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vraag
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat ook in Nederland nog zaken verbeterd kunnen worden. Kan de minister daarom tevens aangeven hoe de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij de lidstaatsverklaring over 2011 over de verbetering van de Nederlandse controle- en toezichtsprocedures zijn opgepakt?
Antwoord
Het merendeel van de aanbevelingen die zijn overgenomen door het kabinet, zijn inmiddels door het verantwoordelijke ministerie afgerond of zijn vergevorderd.
In het rapport bij het oordeel van de Algemene Rekenkamer inzake de nationale verklaring zal informatie worden gegeven over de laatste stand van zaken met betrekking tot de aanbevelingen. Dit rapport wordt verwacht op «verantwoordingsdag» in mei 2013.
Vraag
In de uitsplitsing per beleidsterrein in het jaarverslag valt op dat de tweede pijler in het gemeenschappelijk landbouwbeleid een hoog foutenpercentage kent van 7,7% en ook het regionale beleid hoog scoort met een foutenpercentage van 6,0%. Heeft de minister een verklaring voor deze hoge foutenpercentages in Europees verband en kan de minister toelichten welke initiatieven er worden ondernomen om dit omlaag te brengen? Hoe staat de minister tegenover de aanbevelingen die de Europese Rekenkamer doet over de financiële rapportage en controle op de besteding van gelden op deze beleidsterreinen?
Antwoord
Het kabinet steunt de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer om te komen tot eenvoudigere regelgeving, betere uitvoering van controles door lidstaten en het beter afdwingen (door de Commissie) van de naleving van regels door lidstaten.
Bij het Plattelandsontwikkelingsprogramma worden veel fouten veroorzaakt door de complexiteit van regelgeving voor de uitvoering; dit kan tot veel interpretatiefouten leiden bij uitvoerende instanties in lidstaten. De Commissie bevestigt dit probleem. In overleg met de Europese Commissie wordt naar oplossingen gezocht om het foutenpercentage te verlagen via vereenvoudiging van regelgeving en verbetering van administratieve controles. Mede op verzoek van Nederland heeft de Commissie aan het Begrotingscomité van de Raad toegezegd om zeer binnenkort een schriftelijke analyse met voorgestelde remedies aan de lidstaten toe te zenden.
Nederland heeft ook zelf vereenvoudigingvoorstellen ingediend en verbeteringen in de bestaande administratieve controles doorgevoerd. De effecten hiervan zullen op termijn zichtbaar moeten worden.
Voor wat betreft de oorzaken voor het hoge percentage fouten bij de Cohesiefondsen (Structuurfondsen) wijst de Rekenkamer enerzijds op fouten die niet opgespoord worden doordat de controles door lidstaten tekortschieten, en anderzijds op de complexiteit van met name aanbestedingsregels. Voor vereenvoudiging van complexe regels zijn inmiddels diverse maatregelen genomen om het gebruik van lump sum, flatrates en standaard kostprijzen mogelijk te maken bij kosten waarvoor dit bruikbaar is. Daarnaast scherpt de Commissie de sancties aan voor lidstaten die teveel fouten hebben en/of systeemonvolkomenheden. Zo heeft de Commissie in 2012 bij 21,5% van alle EFRO-programma’s in Europa (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) betaalonderbrekingen opgelegd, waaronder in Nederland. Bij het Europees Sociaal Fonds (ESF) is dit getal 32,5%, overigens zonder betaalonderbrekingen in Nederland. Het kabinet steunt de Europese Commissie in het strikt uitoefenen van zijn handhavende rol. De Europese Commissie heeft, op navraag van Nederland, bevestigd dat zij momenteel maximaal gebruik maakt van dit handhavinginstrument (betaalstops), dat zij tevreden is over de effectiviteit ervan en dat zij voornemens is deze lijn te continueren.
Vraag
Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie aandacht voor de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer aan de Europese Commissie over de impactmetingen, meerwaarde en efficiëntie van de EU-uitgaven. Het rapport van de Europese Rekenkamer biedt met name inzicht in de rechtmatigheid van de Europese uitgaven, dat vinden de leden van de PvdA-fractie ook zeer belangrijk. Deze leden willen, echter, wel aan het kabinet vragen of zij zich wil inzetten om de Europese Rekenkamer ook te laten rapporteren over de impact en meerwaarde van EU-uitgaven op economische groei? Rechtmatigheid en doelmatigheid van bestedingen zijn een groot goed, maar de leden van de PvdA-fractie menen dat de efficiëntie van de EU-uitgaven onvoldoende wordt belicht.
Antwoord
Naast bepalen of het geld ook daadwerkelijk is uitgegeven zoals het bedoeld was c.q. of het geld rechtmatig is besteed, acht het kabinet het van het grootste belang dat meer nadruk komt te liggen op doelmatigheid en doeltreffendheid. Het kabinet is voorstander van een betere effectmeting om de impact en meerwaarde van Europese fondsen te kunnen vaststellen. Zo heb ik de Europese Commissie gevraagd om een meer ambitieuze invulling van het zogenoemde artikel 318-rapport dat gaat over de resultaten van het beleid dat met EU-fondsen behaald is. Horizontaal onderzoek naar doelmatigheid door de Europese Rekenkamer zou naar de mening van het kabinet eveneens een goede optie zijn, zoals zij nu al in enkele concrete gevallen doet via «special reports». De Europese Rekenkamer opereert echter geheel onafhankelijk en gaat over zijn eigen agenda.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vraag
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van alweer het 35ste jaarverslag van de Europese Rekenkamer, over 2011. Zij betreuren het, zoals zij het al vele jaren betreuren, dat er veel te fouten van materieel belang worden gemaakt. Bovendien is het foutenpercentage voor 2011 weer gestegen ten opzichte van 2010 (van 3,7% naar 3,%). Vooral op het terrein van landbouw (2,9%), plattelandsontwikkeling (7,7%), regionaal beleid (6,0%), werkgelegenheid en sociale zaken (2,0%) en onderzoek en ander intern beleid (1,1%) gaat het om forse foutenpercentages. De leden van de CDA-fractie hebben ten eerste enkele algemene vragen bij het voorliggende stuk. Zo blijkt uit figuur 1.1. dat in de jaren 2007, 2008 en 2009 een substantiële vermindering van de omvang van de foutenpercentages is behaald. In 2010 en 2011 zien de leden van de CDA-fractie deze percentages echter weer oplopen. Wat kan van de eerdere teruggang geleerd worden? Waarom loopt het percentage weer op? Het aantal gevallen van voorbehoud door de directeuren-generaal loopt ook verder op. Dit jaar waren dat er al 27 geworden (vorig jaar 16). Dit wordt door henzelf verklaard door het feit dat er een hoog foutenrisico zou bestaan (zie 1.20). Wat wordt er aangedaan om deze voorbehouden te verminderen?
Antwoord
Het is zeer te betreuren dat het foutenpercentage weer toeneemt. De oorzaken hiervoor zijn fondsspecifiek en soms ook lidstaatspecifiek, onder verwijzing naar de beantwoording per fonds elders in deze brief. Naar de overtuiging van het kabinet onderstreept dit de noodzaak voor meer verantwoordelijkheid van lidstaten en meer transparantie over de wijze waarop per lidstaat wordt omgegaan met EU-middelen.
De Europese Commissie stelt voorbehouden in voor lidstaten met problemen in de systemen voor het financieel beheer. Waar sprake is van een overschrijding van de foutmarges verlangt de Commissie in het algemeen een verbeterplan waarmee de problemen worden aangepakt. Bij de structuurfondsen zijn bij overschrijding van de foutmarge in veel gevallen voorafgaand betaalstops ingesteld voor lidstaten. Deze heft de Commissie doorgaans weer op zodra er een verbeterplan ligt dat de goedkeuring van de Europese Commissie heeft. De Commissie heeft, op navraag van Nederland, bevestigd dat zij momenteel maximaal gebruik maakt van dit handhavinginstrument (betaalstops), dat zij tevreden is over de effectiviteit ervan en dat zij voornemens is deze lijn te continueren. In Nederland is dit instrument in 2012 toegepast bij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO, bij de management autoriteiten Zuid en Noord) en bij het Europees Visserijfonds (EVF). Genoemde betaalonderbrekingen in Nederland zijn inmiddels opgeheven nadat er overeenstemming was bereikt over een verbeterplan.
Vraag
Uit tabel 2 blijkt dat er over 2011 een verlies is geboekt van € 1789 miljoen. Op welke wijze wordt dit tekort eigenlijk gefinancierd, zo vragen de leden van de CDA-fractie?
Antwoord
Op basis van een boekhoudkundige benadering komt de ERK uit op een verlies van € 1,8 miljard over 2011. Het gaat hierbij dus om een boekhoudkundig begrip: het toerekenen van opbrengsten en kosten in een bepaald boekjaar. Indien er verschillen zijn in inkomsten en uitgaven (tekorten of overschotten), dan worden deze altijd verrekend met de lidstaten.
Vraag
De Europese Rekenkamer is van mening dat het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) niet doeltreffend werkt. De Europese Commissie relativeert dit weer onmiddellijk. Dit soort verschil van inzicht tussen Europese Commissie en de Europese Rekenkamer komt vaker voor. Hoe moeten de leden van de CDA-fractie dit soort verschillen precies interpreteren?
Antwoord
De ERK stelt niet het Geïntegreerde Beheers- en Controle Systeem (GBCS) als zodanig ter discussie, maar de uitvoering daarvan in enkele lidstaten.
Vraag
Uit bijlage 3.1 blijkt dat voor wat betreft landbouw het deel van de getoetste verrichtingen met een of meer fouten 39% bedraagt. Tegelijkertijd is het meest waarschijnlijke foutenpercentage slechts 2,9%. Kan de minister aangeven hoe deze twee percentages zich tot elkaar verhouden (deze relatie geldt overigens voor alle terreinen)?
Antwoord
Het «foutenpercentage» moet onderscheiden worden van de «foutenfrequentie». In het jaarverslag legt de Rekenkamer de door haar gehanteerde methodologie uit2: fouten in de verrichtingen komen om uiteenlopende redenen voor en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de aard van de overtreding en de specifieke regel of contractbepaling die niet nageleefd werd. De Rekenkamer deelt deze fouten in als «kwantificeerbaar» of «niet-kwantificeerbaar», afhankelijk van de mogelijkheid te meten welk deel van het betaalde of ontvangen bedrag fouten vertoonde. Dit ziet dus op de materiële waarde die de fout vertegenwoordigt. De foutfrequentie die de Rekenkamer berekent, beschrijft louter de frequentie waarmee zich fouten voordoen door aan te geven in welke proportie de steekproef kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare fouten vertoonde. Dit geeft dus aan op welke schaal zich fouten voordoen binnen de gehele beleidsgroep, maar zegt weinig over de materiële waarde die deze fouten vertegenwoordigen. De niet-kwantificeerbare fouten kunnen overigens niet meegenomen worden in de berekening van het foutenpercentage. De foutenfrequentie biedt dus geen inzicht in de materiële waarde die vertegenwoordigd wordt door de aangetroffen fouten, het foutenpercentage wel.
Vraag
Verder vragen de leden van de CDA-fractie hoe het kan zijn dat bij 39% van de gecontroleerde verrichtingen inzake overheidsopdrachten de regels niet werden nageleefd (4.14)? Wat heeft het dan überhaupt nog voor zin om dit voor regels op te stellen?
Antwoord
De regels die er zijn dienen te worden nageleefd zodat er voor iedereen een «level playing field» is. Nederland is voorstander van vereenvoudigingen en waar mogelijk vermindering van het aantal regels om de administratieve lasten en controledruk te verlagen. Dat geldt voor de EU-regels en voor de van toepassing zijnde nationale regels.
Vraag
Er blijkt onvoldoende toezicht op de visvangst, zie bijvoorbeeld voorbeeld 4.6. Zo is er in feite € 1,9 miljoen teveel betaald aan Mauritanië. Om dit soort zaken aan te pakken is beter preventief toezicht vereist. Hoe wordt dit nu vormgegeven?
Antwoord
Het probleem was niet alleen de vertraging tussen de vangst en de registratie, maar ook dat de vangstmogelijkheden niet waren verdeeld over de lidstaten. De Raad heeft in november 2012 ingestemd met een verdeling van de vangsthoeveelheden over de lidstaten. Het is nu aan de lidstaten om te zorgen dat hun vaartuigen binnen de toebedeelde quota blijven.
Vraag
Er zijn fouten geconstateerd in een kostendeclaratie met betrekking tot de indirecte kosten. Zie voorbeeld 8.1 en 8.2. Hoe kan dit nu worden voorkomen?
Antwoord
De Europese Commissie geeft in reactie op de voorbeelden van de Europese Rekenkamer aan dat het probleem bij de berekening van indirecte kosten met de komst van «Horizon 2020» (indien het voorstel daartoe wordt goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement) zou worden verholpen omdat indirecte kosten dan worden vergoed als vast percentage. Een te hoge schatting van uren van onderzoekspersoneel zou dan niet meer aan de orde zijn, zoals in de door de Rekenkamer geciteerde voorbeelden.
Vraag
De leden van de CDA-fractie vinden het ook zorgwekkend dat in twee van de vijf gecontroleerde gevallen de informatie waarover de diensten van het Europees Parlement beschikte betreffende de persoonlijke en gezinssituatie niet actueel was. Dit leidde in een aantal gevallen tot de hoge betalingen. Waarom zijn er slechts vijf gevallen gecontroleerd? Wat wordt er aan gedaan om deze situatie te verbeteren?
Antwoord
Paragraaf 9.6 van het ERK jaarverslag gaat over de reikwijdte en aanpak van de controle op administratieve uitgaven. De controle omvatte een onderzoek van een steekproef van 56 verrichtingen. Voor wat betreft de acties om de situatie te verbeteren biedt de reactie van het Europees Parlement op pagina 209 van het jaarverslag de volgende informatie: de teveel betaalde bedragen worden sinds november 2011 in mindering gebracht op het salaris van het betrokken personeelslid. Daarnaast zijn er controleversterkende maatregelen genomen, zoals een jaarlijkse individuele aanmaning aan medewerkers om hun persoonsgegevens te vestigen of aan te passen.
Vraag
In hoeverre heeft de Europese Rekenkamer een jaarlijks werkprogramma? Zo ja, hebben de leden van de Tweede Kamer daar inzicht in? Zo nee, kunnen zij dat krijgen? In hoeverre is inzichtelijk hoeveel uren en kosten de Europese rekenkamer besteedt per lidstaat aan landbouw gerelateerde zaken?
Antwoord
De ERK heeft een werkprogramma en dit is, na vaststelling door het College, openbaar te raadplegen via de website van de Rekenkamer. Het werkprogramma voor 2013 wordt naar verwachting begin februari aan het Europees Parlement gepresenteerd en vanaf dat moment op de website van de ERK geplaatst. Het werkprogramma van 2012 is eveneens aldaar te vinden.3 De ERK bepaalt zelfstandig als onafhankelijke rekenkamer zijn eigen werkprogramma, maar is wel gehouden aan een aantal verdragsverplichtingen, zoals de jaarlijkse «DAS» over de EU-begroting en een jaarlijks rapport over de ECB. De ERK voert zijn controles uit conform de internationale controlestandaarden en regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van INTOSAI (rekenkamers). Over de vraag hoeveel uren en kosten de Rekenkamer besteedt per lidstaat per beleidsterrein, heeft het kabinet geen gegevens aangezien deze informatie voorbehouden is aan de ERK zo zij deze al heeft: de Europese Rekenkamer opereert niet «per lidstaat» maar «Europees».
Vraag
Meer specifiek hebben de leden van de CDA-fractie nog vragen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). De Europese Commissie deelt mening van de Europese Rekenkamer dat uitgaven op het gebied van plattelandsontwikkeling gevoeliger zijn voor fouten dan de eerste pijler van het GLB. De Europese Commissie stelt echter wel dat de relatief hogere foutenpercentages bij plattelandsontwikkeling echter ook moeten worden gezien in de context van de doelstellingen van het plattelandsontwikkelingsbeleid. Die kunnen enkel worden verwezenlijkt met complexe regels en subsidiabiliteitsvoorwaarden. Dit zou de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie beperken. In hoeverre ligt daar ook voor de Europese Commissie geen verantwoordelijkheid? Kan zij dit meenemen bij nieuw op te stellen beleid?
Antwoord
Nederland onderschrijft de zorg dat de hoge foutenmarge wordt teruggebracht naar een acceptabel niveau. Hiertoe ligt er een gedeelde verantwoordelijkheid bij de lidstaten en de Europese Commissie. De lidstaten zullen bij het opstellen van hun plattelandsontwikkelingsprgramma's moeten kijken naar maatregelen die eenvoudig uit te voeren zijn en goed controleerbaar. De minister van Economische Zaken streeft er dan ook naar om bij de ontwikkeling van POP3 te kijken naar minder maatregelen die op een eenvoudiger manier uit te voeren zijn. Daarnaast is het kabinet van mening dat de Europese Commissie moet kijken hoe de wetgeving voor het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) verder vereenvoudigd kan worden en wel zo dat publieke uitgaven zorgvuldig verantwoord kunnen worden. Een sterk vereenvoudigd GLB draagt naar mijn mening bij aan een lagere foutenmarge. Nederland maakt zich in de onderhandelingen over de GLB wetgevingsvoorstellen dan ook continu sterk voor verdere vereenvoudiging en verminderde administratieve lasten en zal dit blijven doen, ook in de onderhandeling over verdere uitvoeringswetgeving.
Vraag
Het grootste deel van het meest waarschijnlijke foutenpercentage mbt plattelandsontwikkeling betrof de subsidiabiliteit van niet-oppervlaktegerelateerde maatregelen. De Europese Rekenkamer constateerde tevens een hoge foutenfrequentie wanneer de begunstigden overheidsorganen waren, zoals gemeenten of het betaalorgaan zelf met betrekking tot kwesties zoals het declareren van niet-subsidiabele btw en niet-naleving van regels inzake overheidsopdrachten. De Europese Commissie belooft zuinig beterschap. Zij zal er, waar zij dat nodig acht, rekening mee houden bij de uitvoering van haar actieplan voor plattelandsontwikkeling. Deelt u de mening dat dergelijke fouten aangepakt moeten worden?
Antwoord
Nederland deelt de mening dat dergelijke fouten aangepakt moeten worden. Binnen Nederland is door het Betaalorgaan al een herstelactie op genoemde punten uitgevoerd, waarvoor recentelijk de goedkeuring van de Europese Commissie is ontvangen.
Vraag
De Europese Commissie stelt in tegenstelling tot de Europese Rekenkamer dat het GBCS over het algemeen een efficiënt controlesysteem is waarmee het risico op fouten of onregelmatigheden in de uitgaven kan worden beperkt. Kan deze stelling name van de Europese Commissie degelijk worden onderbouwd? Welk systeem wordt in Nederland gebruikt?
Antwoord
Deze stellingname kan worden onderbouwd, met dien verstande dat de ERK niet het Geïntegreerde Beheers- en Controle Systeem (GBCS) ter discussie stelt, maar de uitvoering daarvan in enkele lidstaten. Elke lidstaat heeft vanuit de Europese regelgeving de verplichting om een geïntegreerd beheers- en controlesysteem op te zetten. Nederland heeft hier invulling aan gegeven.
Vraag
Waarom is de follow-up van eerdere aanbevelingen over plattelandsontwikkeling, milieu, visserij en gezondheid niet ingevuld? Kan de minister de Europese Commissie daartoe verzoeken?
Antwoord
De Europese Commissie heeft geen antwoord gegeven, omdat uit de analyse van de Europese Rekenkamer blijkt dat vooruitgang is geboekt in het opvolgen aan eerdere aanbevelingen van de Europese Rekenkamer. Mede op verzoek van Nederland heeft de Commissie overigens aan het Begrotingscomité van de Raad toegezegd om binnenkort een schriftelijke analyse van de problemen bij plattelandsontwikkeling met voorgestelde remedies aan de lidstaten toe te zenden.
Vraag
Er wordt niet ingegaan op financiële correcties die de Europese Commissie oplegt voor de landbouw- en cohesie-uitgaven. Wat zijn hier de risico’s van en hoe kunnen deze worden verkleind?
Antwoord
De mogelijkheid voor de Commissie om financiële correcties op te leggen is een belangrijk instrument om EU-conformiteit af te dwingen. Nederland steunt het opleggen van financiële correcties om het financieel beheer op orde te krijgen met name in die gevallen waarbij het financieel belang van de EU is geschaad. Het risico daarop kan worden verkleind door tijdig met de Commissie over de uitvoeringsvorm in de lidstaat af te stemmen waardoor de kans op afwijkingen door interpretatie verschillen worden verminderd. Fouten in de toekenning van subsidies kunnen daarnaast worden verkleind door een deugdelijk systeem van financieel beheer, goede en voldoende controles en het transparant verantwoorden over het financieel beheer.
Vraag
De Europese Rekenkamer stelt vast dat een van de zes getoetste verrichtingen voor de overige ontvangsten een fout bevatte. De Europese Rekenkamer onderzocht de berekening van een financiële correctie die de Europese Commissie een lidstaat had opgelegd op het gebied van de landbouwuitgaven (titel 6 in tabel 2.1). Hoewel de Europese Rekenkamer de door de Europese Commissie toegepaste methodologie niet in twijfel trekt, trof zij een fout aan in de toepassing ervan met als gevolg dat de Europese Commissie het verlies voor de EU-begroting onderschatte. De leden van de CDA-fractie vinden het schokkend te lezen op welke wijze de methodologie is geharmoniseerd, welk verbeterplan is er?
Antwoord
Hoewel de ERK een fout constateert in de berekening van een financiële correctie trekt zij de gebruikte methodologie niet in twijfel. Ondanks deze fout concludeert zij dat het systeem voor «fines and penalties» effectief is geweest en dat de begrotingscategorie «overige ontvangsten» vrij is van materiële fouten. Er lijkt daarmee geen noodzaak voor een verbeterplan wat wordt bevestigd door het ontbreken van aanbevelingen op dit punt.
Vraag
De Europese Commissie stelt in haar reactie dat het ging om een aanvaarde methode waarbij is gebruikgemaakt van de toentertijd best beschikbare informatie. De lidstaat heeft achteraf aanvullende, nauwkeurigere informatie verstrekt over de risicopopulatie en de Europese Commissie vond het terecht om met die informatie rekening te houden zonder, in dat vergevorderde stadium, de volledige conformiteitsprocedure voor de goedkeuring van de rekeningen over te doen om het foutenpercentage te herberekenen. Valt hieruit de conclusie te trekken dat als het systeem maar vaak genoeg veranderd is dat altijd een excuus om meer middelen te ontvangen dan waar men eigenlijk recht op had?
Antwoord
Het kabinet is niet van mening dat deze conclusie getrokken kan worden, evenmin trekt de Europese Commissie die conclusie.
Vraag
De GLB-uitgaven staan onder gedeeld beheer van de Europese Commissie en de lidstaten; zij lopen via 81 nationale of regionale betaalorganen. Deze betaalorganen zijn bevoegd tot het verrichten van betalingen aan de begunstigden en voordat zij dat doen, moeten zij rechtstreeks of via gedelegeerde organen de subsidiabiliteit van de steunaanvragen nagaan. Het GBCS is het voornaamste beheers- en controlesysteem om de regelmatigheid te verzekeren van de verrichtingen met rechtstreekse steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF). Periodiek zitten de directeuren van de betaalorganen bij elkaar om zaken te bespreken. Op welke wijze heeft dit orgaan een rol in de verbeterplannen c.q. de vorming van nieuw beleid? Deelt u de mening dat deze direct betrokken moeten zijn immers zijn gaan over de controle- handhaving en naleving?
Antwoord
Betaalorganen van de lidstaten worden actief betrokken bij vereenvoudigingvoorstellen en verbeterplannen en bij de vorming van nieuw uitvoeringsbeleid. Zowel formeel via halfjaarlijkse directeurenconferenties als informeel via het zogenaamde Learning Network (expertmeetings met de Commissie). De conclusies van de directeurenconferenties worden besproken in de Landbouw en Visserijraad.
Vraag
De rekeningen en betalingsdossiers van de betaalorganen worden onderzocht door onafhankelijke auditorganen (certificerende instanties) die rapporteren aan de EC door middel van jaarlijkse certificaten en verslagen. Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Europese Commissie onderzoeken de certificerende instanties naast de jaarrekeningen jaarlijks ook de interne controleprocedures van de betaalorganen. Op welke wijze worden de certificerende instanties aangewezen en gecontroleerd? Vinden eveneens audits plaats van deze auditorganen?
Antwoord
De aanwijzing van de certificerende instantie vindt plaats door de minister van Economische Zaken op basis van bepalingen die de Europese Commissie opstelt. De Auditdienst Rijk (ADR), aangewezen als certificerende instantie, voert de audits uit bij de betaalorganen, conform gedetailleerde EU-voorschriften. De Europese Commissie kan voorts een review uitvoeren op de bevindingen van de certificerende instanties.
Vraag
Op welke wijze krijgt de Europese Commissie de zekerheid dat de lidstaten beheers- en controlesystemen hebben ingevoerd die voldoen aan de vereisten van de verordeningen en doeltreffend functioneren?
Antwoord
De Commissie is voor het verkrijgen van zekerheid grotendeels afhankelijk van een goed functionerende auditautoriteit. De Commissie verkrijgt zekerheid door de kwaliteit hiervan te monitoren en door regelmatig reviews uit te voeren. Daarnaast heeft ook de Europese Rekenkamer de bevoegdheid om (steeksproefsgewijs) de controlesystemen in lidstaten te onderzoeken. Het kabinet is van mening dat het nemen van verantwoordelijkheid door lidstaten een belangrijke randvoorwaarde is voor het borgen van de kwaliteit van de nationale auditautoriteit.
In de nieuwe MFK-programmaperiode wordt de verantwoordelijkheid van lidstaten uitgebreid. Zij krijgen de expliciete taak om de door hen «aangewezen lichamen» te monitoren. Dit is een gevolg van de nieuwe regels in het Financieel Reglement: bij langdurig onvoldoende functioneren kunnen uitvoerende instanties hun aanwijzing verliezen.
Vraag
Met betrekking tot de rechtstreekse steun zijn de grootste risico's voor de regelmatigheid dat areaalsteun wordt betaald voor niet-subsidiabele grond, dan wel aan twee of meer begunstigden voor hetzelfde perceel, of dat dierpremies worden betaald voor meer dieren dan de aanvrager bezit. Bij de interventies op landbouwmarkten zijn de grootste risico's voor de regelmatigheid dat steun wordt verleend voor niet-subsidiabele of te hoog opgegeven kosten. De Europese Commissie gaat niet in op deze stelling van de Europese Rekenkamer. Op welk wijze worden deze risico’s ingeperkt?
Antwoord
De risico’s worden ingeperkt door de uitvoering van de door de EU voorgeschreven controles, onder andere door de toepassing van het Geïntegreerde Beheers- en Controle Systeem (GBCS).
Vraag
De Europese Rekenkamer is scherp op het landbouwpercelenidentificatiesysteem (LPIS). LPIS is een database waarin het volledige landbouwareaal (referentiepercelen) van een lidstaat en de subsidiabele gebieden zijn geregistreerd; het is van essentieel belang voor de kwaliteit van de administratieve kruiscontroles. Voldoet Nederland met zijn perceelregistratiesystematiek inmiddels wel aan de LPIS?
Antwoord
Nederland voldoet hieraan. Naar aanleiding van controlebezoeken van de Europese Commissie heeft Nederland een volledig nieuwe referentielaag in het perceelsregister opgezet. De afgelopen twee jaar heeft de certificerende instantie geoordeeld dat het perceelsregister van voldoende kwaliteit was, maar wel aandacht gevraagd voor herstel van kleine resterende onvolkomenheden.
Vraag
Resumerend blijven de bevindingen van de Europese Rekenkamer bijzonder teleurstellend. Dit is inmiddels al een groot aantal jaren het geval. De leden van de CDA-fractie zouden op basis van dit rapport zeer terughoudend willen zijn met een eventuele dechargeverlening. Tegelijkertijd realiseren zij zich dat het nut van het niet verlenen van decharge ook beperkt kan zijn, gelet op de ervaringen van de afgelopen jaren. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie een afweging van het kabinet inzake het wel of niet verlenen van decharge.
Antwoord
Zodra het ERK jaarverslag ten volle is besproken door het Begrotingscomité van de Raad, en na beoordeling van het voorliggende concept-Dechargeadvies van de Raad, zal ik definitief positie kiezen ten aanzien van het Dechargeadvies van de Ecofin. Hierbij zal ik een zeer kritische houding aannemen. Ook vind ik het belangrijk om samen op te trekken met gelijkgestemde lidstaten.
Vraag
Dan is er tot slot nog de beoordeling van het Europees Ontwikkelingsfonds. Ook hier ligt het foutenpercentage te hoog en wel op 5,1%. De Europese Rekenkamer stelt een aantal aanbevelingen voor. In hoeverre is het kabinet van mening dat hierdoor inderdaad het foutenpercentage substantieel kan worden teruggebracht?
Antwoord
Indien deze aanbevelingen ten volle ten uitvoer zullen worden gebracht door EuropeAid en de Europese Commissie, is de verwachting dat dit een positieve invloed heeft op het verlagen van het foutenpercentage van het Europees Ontwikkelingsfonds.
Onderdeel 2
Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 6 juni 2012 inzake financiële verantwoording over EU-middelen, ontvangt u hierbij respectievelijk een overzicht van de financiële correcties opgelegd aan lidstaat Nederland door de Europese Commissie, en een overzicht van de terugvorderingen en financiële correcties door Nederlandse autoriteiten.
Financiële correcties opgelegd aan lidstaat Nederland.
Tabel 1 bevat een volledig overzicht van de financiële correcties van de Europese Commissie. Per brief van 29 mei 2012 (Kamerstuk 28 625 nr. 150) is uw Kamer door de Staatssecretaris van Economische Zaken reeds geïnformeerd over deze financiële correcties. Nederland heeft in de periode 2002–2012 gemiddeld € 19,3 miljoen per jaar ofwel circa 1,7% van de ontvangen steun uit de Europese landbouwfondsen (ter grootte van gemiddeld 1,13 miljard per jaar) aan de Commissie moeten terugbetalen in de vorm van opgelegde financiële correcties. Deze zijn voor een belangrijk deel een gevolg van voor de uitvoering complexe EU-regelgeving waarbij nationale interpretaties achteraf niet door de Commissie werden gedeeld. Het ministerie heeft diverse acties uitgezet om nieuwe financiële correcties zoveel mogelijk te voorkomen, zoals vermeld in voornoemde Kamerbrief.
Aardappelzetmeel (2003–2008) |
€ 28.947.149 |
Substitutiecontroles bij exportrestituties (1999–2005) |
€ 46.815.432 |
Operationele programma’s groente en fruit (2006–2008) |
€ 22.691.407 |
Varkenspest (1996–1998) |
€ 20.291.540 |
Perceelsregister (2006–2008) |
€ 16.631.081 |
Cross Compliance (2006–2009) |
€ 14.485.319 |
Dierpremies (1998–2000, 2002–2008) |
€ 13.897.426 |
Plattelandsontwikkelingsprogramma (2002–2004) |
€ 8.711.620 |
Overschrijding betalingstermijnen en financiële maxima (2000, 2002–2005) |
€ 8.622.094 |
Caseïne (2003–2005) |
€ 7.316.631 |
Overig, zoals toeslagrechten, gedroogde voedergewassen en melk en zuivelproducten |
€ 5.286.726 |
Totaal |
€ 193.696.425 |
Genoemde correcties zijn voor rekening van de lidstaat Nederland gekomen en hebben niet geleid tot terugvorderingen bij begunstigden, omdat het gaat om tekortkomingen die de overheid moeten worden toegerekend. In een enkel geval, namelijk bij de correctie voor tekortkomingen in het perceelsregister (2006–2008), bestond wel de mogelijkheid tot op begunstigdenniveau het teveel betaalde bedrag te bepalen. Om juridische redenen heeft het ministerie er echter voor gekozen deze bedragen niet terug te vorderen bij de begunstigden. Dit besluit was in lijn met de motie Atsma c.s. (TK 32 123 XIV, nr. 87) waarin werd opgeroepen de financiële gevolgen van het herstel van het perceelsregister niet voor rekening te laten komen van de betrokken landbouwers.
Terugvorderingen bij begunstigden en verrekende correcties door Nederlandse autoriteiten
Totaal gedeclareerd per jaar bij de Europese Commissie (=totale subsidiabele kosten) |
% fouten |
Door de ADR geconstateerde onregelmatige bedragen |
Terugvorderingen en correcties Dit zijn bedragen die door Nederlandse autoriteiten zijn teruggevorderd bij begunstigden of gecorrigeerd. Een terugvordering valt niet altijd in hetzelfde jaar als de declaratie bij de Commissie (kolom 1) |
||
---|---|---|---|---|---|
Tabel 2.1 ESF |
Terugvorderingen |
Gecorrigeerd |
|||
2007-8 |
– |
– |
– |
– |
– |
2009 |
120.901.589 |
1,79% |
1.106.167 |
– |
14.107.299 |
2010 |
46.722.913 |
1,77% |
539.261 |
486.175 |
0 |
2011 |
338.736.674 |
1,68% |
1.138.141 |
1.681.094 |
0 |
Tabel 2.2. EFRO |
Terugvorderingen |
Gecorrigeerd |
|||
2007-8 |
– |
– |
– |
– |
– |
2009 |
121.818.636 |
1,67% |
1.031.302 |
0 |
1.031.302 |
2010 |
139.424.785 |
2,16% |
3.009.267 |
75.938 |
3.009.267 |
2011 |
369.422.694 |
n.b. |
3.099.969 |
278.199 |
3.099.969 |
Tabel 2.3. EVF |
Terugvorderingen |
Gecorrigeerd |
|||
2007-8 |
– |
– |
– |
– |
– |
2009 |
27.491.736 |
0% |
0 |
0 |
0 |
2010 |
10.952.440 |
6,3% |
645.849 |
273.539 |
n.b. |
2011 |
24.349.481 |
1,24% |
156.156 |
n.b. |
n.b. |
Tabel 2.4 Migratiefondsen |
Terugvorderingen/ teveel betaalde voorschotten |
||||
Vluchtelingenfonds |
|||||
2008 |
2.385.923 |
n.b. |
n.b. |
99.687 |
|
2009 |
3.218.789 |
n.b. |
n.b. |
120.683 |
|
Terugkeerfonds |
|||||
2008 |
442.082 |
n.b. |
n.b. |
0 |
|
2009 |
1.703.157 |
n.b. |
n.b. |
266.828 |
|
Buitengrenzenfonds |
|||||
2007 |
469.745 |
n.b. |
n.b. |
732.749 |
|
2008 |
1.030.748 |
n.b. |
n.b. |
0 |
|
2009 |
n.b. |
n.b. |
n.b. |
n.b. |
|
Integratiefonds |
|||||
2007 |
254.773 |
n.b. |
n.b. |
204.486 |
|
2008 |
1.335.666 |
n.b. |
n.b. |
200.051 |
|
2009 |
1.876.796 |
n.b. |
n.b. |
77.126 |
|
Landbouw Tabel 2.5 ELGF |
Door de lidstaat geïnde terugvorderingen |
Door de lidstaat gecorrigeerd op de voorlopige declaratie |
|||
2007 |
1.014.534.455 |
<2% |
n.b. |
10.393.632 |
– 1.458.470 |
2008 |
856.334.575 |
<2% |
n.b. |
8.280.970 |
– 1.533.761 |
2009 |
1.046.370.035 |
<2% |
n.b. |
8.405.416 |
613.690 |
2010 |
894.473.110 |
<2% |
n.b. |
5.649.954 |
714.045 |
2011 |
876.800.062 |
<2% |
n.b. |
4.505.592 |
351.874 |
Tabel 2.6 ELFPO |
|||||
2007 |
18.232.811 |
<2% |
n.b. |
85.684 |
– 124.279 |
2008 |
23.265.345 |
<2% |
n.b. |
360.078 |
– 61.550 |
2009 |
36.133.524 |
<2% |
n.b. |
644.521 |
– 531.383 |
2010 |
65.941.777 |
<2% |
n.b. |
1.289.504 |
– 3.210.697 |
2011 |
71.431.716 |
<2% |
n.b. |
409.447 |
4.971.801 |
Pagina 76 van genoemd rapport meldt de hier geciteerde percentages. Het volledige rapport is te raadplegen via http://ec.europa.eu/atwork/synthesis/aar/doc/empl_aar_2011.pdf
Zie bijlage 1.1, pagina 36–39 van het Jaarverslag 2011; deze is beschikbaar via http://eca.europa.eu/portal/pls/portal/docs/1/18320778.PDF
Te vinden via: http://eca.europa.eu/portal/page/portal/Organisation/Rulesofprocedure/Workprogramme
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24202-28.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.