23 490
Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag

nr. 551
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2009

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Rijkswet houdende goedkeuring van het Verdrag van Nice (Stb. 2001, 677) bieden wij u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bijgaand aan de aangevulde geannoteerde agenda en de thans beschikbare documenten voor de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 6 april a.s. te Luxemburg.1

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Aangevulde geannoteerde agenda voor de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 6 april 2009 te Luxemburg

Zoals gebruikelijk ontvangt u bij deze annotaties de laatst beschikbare versie van een document dat betrekking heeft op het genoemde onderwerp. Dit hoeft niet de documentversie te zijn die daadwerkelijk ter bespreking aan de Raad zal voorliggen. Alleen als in het document zelf expliciet in de aanhef staat dat het document gericht is aan de Raad, betreft het een document dat in de Raad zal worden besproken.

Hetgeen is aangegeven over de openbaarheid van de onder de agendapunten opgenomen documenten, geeft de stand van zaken weer van 26 maart 2009. Een actuele weergave is te vinden in het documentregister van de Raad.1

I Raad

1. Goedkeuring van de voorlopige agenda

A-punten

2. Goedkeuring van de lijst van A-punten

Vermoedelijk zullen onderstaande punten als A-punt worden geagendeerd. De regering kan instemmen met deze onderwerpen.

2a. Besluit tot oprichting van de Europese Politiedienst (EUROPOL)

document:8706/3/08 EUROPOL 47 REV 3(NL)
status document:openbaar 
rechtsgrondslag:artikel 30, eerste lid, onder b, artikel 30, tweede lid, en artikel 34, tweede lid onder c, Unie-Verdrag 
instemmingsrecht:van toepassing, formele vaststelling van het ontwerp-besluit Uw Kamer heeft reeds ingestemd met het ontwerp-besluit 

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 17 en 18 april 20082 heeft de Raad politieke overeenstemming bereikt over het voorstel voor een besluit van de Raad voor de oprichting van Europol. Het ontwerp-besluit ligt nu ter formele goedkeuring voor aan de Raad.

2b. Goedkeuring van het verslag over de uitvoering van de Aanbeveling van de Raad van 27 april 2006 over het opstellen van overeenkomsten tussen politie, douane en andere speciale handhavingsdiensten in verband met het voorkomen en bestrijden van criminaliteit

documenten:5827/2/09 ENFOPOL 27 ENFOCUSTOM 20 REV 2(EN)
 5827/2/09 ENFOPOL 27 ENFOCUSTOM 20 REV 2 COR 1(EN)
status documenten:niet openbaar 
rechtsgrondslag:artikelen 29 en 30, eerste lid, EU-Verdrag 
instemmingsrecht:niet van toepassing 

Naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 27 april 20061 om tot betere samenwerking te komen tussen politie en douanediensten is in 2008 een enquête gehouden onder de lidstaten naar bestaande vormen, thema’s en manieren van samenwerking tussen deze diensten. De resultaten ervan zijn neergelegd in een rapport met conclusies en aanbevelingen, dat thans aan de Raad wordt aangeboden.

Het rapport bevat een beschrijving van de formele afspraken die op dit terrein binnen de lidstaten bestaan. Deze afspraken regelen veelal de toegang tot elkaars gegevensbestanden, de ontwikkeling van «best practices», maar ook gezamenlijke operationele acties. Ook het opzetten van gezamenlijke onderzoeksteams, beoordelingsanalyses en het delen van apparatuur e.d. zijn als fenomenen van samenwerking genoemd. Behalve de constatering dat vrijwel alle lidstaten een formele overeenkomst tussen de diensten kennen, is het beeld over de 27 lidstaten nogal geschakeerd en divers (Nederland kent één samenwerkingsconvenant tussen het Douane Informatie Centrum en de KLPD, dat zich beperkt tot informatie-uitwisseling, aangezien de douane als zodanig geen opsporingsbevoegdheden heeft).

De conclusies komen er dan ook op neer dat vrijwel alle lidstaten voldoen aan de aanbeveling van de Raad uit 2006 en voldoende multidisciplinaire acties aanwenden ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit. Nog onvoldoende echter, zo wordt geconstateerd, is door de lidstaten gebruik gemaakt van gezamenlijke «intelligence teams» en praktische samenwerkingsplatforms. Deze laatste constatering bevat tegelijkertijd de aanbeveling om dergelijke vormen in de toekomst beter aan te pakken en de samenwerking tussen politie en douanediensten verder nauwgezet te monitoren.

2c. Voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het Protocol van Luxemburg bij het Verdrag inzake Internationale Belangen in Mobiel Spoorwegmaterieel en roerende goederen

documenten:17103/08 JUSTCIV 263 TRANS 469(NL)
 COM(2009) 94 definitief(NL)
status documenten:openbaar  
rechtsgrondslag:artikel 61, onder c, juncto artikel 300, tweede lid, eerste alinea, en artikel 300, derde lid, eerste alinea, EG-Verdrag 

In 2001 zijn in Kaapstad totstandgekomen het Verdrag inzake internationale zekerheden op mobiel materieel en het Protocol betreffende luchtvaartmaterieel. In 2007 is in Luxemburg totstandgekomen het Protocol betreffende spoorwegmaterieel. Het voorstel betreft de ondertekening door de Gemeenschap van het Protocol van Luxemburg en sluit aan bij het voorstel uit 2008 voor de sluiting door de Gemeenschap van het Verdrag van Kaapstad en het Protocol van Kaapstad voor luchtvaartmaterieel. De bevoegdheid van de Gemeenschap is beperkt tot het terrein waarop de EG exclusief bevoegd is, te weten jurisdictie, insolventie en internationaal privaatrecht, alsmede de richtlijn interoperabiliteit en de verordening Europees Spoorwegbureau. Voor zover er geen exclusieve bevoegdheid is, behouden de lidstaten hun bevoegdheid en onderhandelen zij individueel. Als de EG gebruik maakt van de toetredingsmogelijkheid, gaan de gedeelten waarvoor zij bevoegd is, automatisch gelden in alle lidstaten, ongeacht of die lidstaten partij zijn. Materieel heeft dit weinig om het lijf, nu het beperkt is tot het terrein waarop de EG exclusief bevoegd is. Tegen de ondertekening door de Gemeenschap bestaat dus geen bezwaar.

Nederland zal vooralsnog niet tot ratificatie van het hele verdrag en de protocollen overgaan. Het verdrag en de protocollen zijn in belangrijke mate afgestemd op de situatie van ontwikkelingslanden die moeilijkheden hebben met het aantrekken van financiering, omdat zij de belangen van de financier niet voldoende kunnen waarborgen. Met het oog daarop voorziet het verdrag in een vergaande versterking van de positie van de financier, die gemakkelijk een onereus karakter jegens de geldlener kan aannemen.

Ratificatie is beperkt gebleven tot ontwikkelingslanden en twee industrielanden op het terrein van luchtvaartmaterieel (Ierland en de Verenigde Staten) en Luxemburg waar het Spoorwegprotocol tot stand is gekomen.

Aanvulling:

documenten:15013/08 JUSTCIV 232 TRANS 369(NL)
 15013/08 JUSTCIV 232 TRANS 369 COR 1(NL)
 15013/08 JUSTCIV 232 TRANS 369 COR 2(NL)
status documenten:openbaar 

Het betreft hier documenten die aan het Comité van Permanente Vertegenwoordigers zijn voorgelegd.

2d. Ontwerp-besluit tot aanpassing van basissalarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol

document:14479/08 EUROPOL 69(NL)
status document:openbaar 
rechtsgrondslag:artikel 44 Statuut voor de personeelsleden van Europol 
instemmingsrecht:niet van toepassing 

Dit betreft de jaarlijkse aanpassing van de salarissen voor de personeelsleden van Europol. Voor de periode van juli 2007 tot 30 juni 2008 wordt een aanpassing voorgesteld van 1,7%. Deze aanpassing is conform de afgesproken methode en wordt uit de bestaande begroting betaald. De Raad van Bestuur van Europol heeft het voorstel goedgekeurd en het Europees Parlement heeft inmiddels een positief advies uitgebracht over het voorstel. Nederland kan instemmen met de salarisaanpassing.

2e. Machtiging aan de directeur van Europol om onderhandelingen aan te gaan met Israël met het oog op het sluiten van een operationele samenwerkingsovereenkomst

documenten:5785/09 EUROPOL 8(EN)
 5785/09 EUROPOL 8 ADD 2(EN)
status documenten:niet openbaar 
rechtsgrondslag:artikel 1, vijfde lid, besluit van 27 maart 2000 inzake machtiging aan de directeur van Europol tot het onderhandelen van overeenkomsten met derde staten en niet-EU gerelateerde instantiesPB C 106 d.d. 13 april 2000. 
instemmingsrecht:niet van toepassing 

Het betreft het verlenen van toestemming aan de directeur van Europol om een operationele samenwerkingsovereenkomst met Israël te sluiten. Deze samenwerkingsovereenkomst behelst de uitwisseling van informatie, inclusief persoonsgegevens. Het Gemeenschappelijk Controle Orgaan (GCO) van Europol ziet geen obstakels om de onderhandelingen met Israël te starten. Bij het opstellen van de overeenkomst worden door het GCO wel aandachtspunten genoemd die in de onderhandelingen dienen te worden meegenomen, te weten de garantie door Israël inzake de volledige implementatie van de overeenkomst, rechtstreekse toepassing van het «recht op kennisneming», versterking van de onafhankelijkheid van de toezichthouder en het toezicht dient betrekking te hebben op alle gegevens-verwerkingsactiviteiten die het gevolg zijn van de gegevensuitwisseling met Europol. Deze punten zullen onderwerp van bespreking zijn tijdens de onderhandelingen. Nederland kan instemmen met het geven van mandaat aan de directeur van Europol tot het starten van onderhandelingen met Israël.

B-punten

1. Ontwerp-Raadsbesluit betreffende de benoeming van de directeur van Europol

document:niet beschikbaar
rechtsgrondslag:artikel 29, tweede lid, Europol-overeenkomst
instemmingsrecht:niet van toepassing

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 26 en 27 februari jl. kon er geen overeenstemming worden bereikt over de benoeming van de directeur van Europol.

Het streven is erop gericht om tijdens deze bijeenkomst van de Raad een akkoord te bereiken over dit besluit.

2. (Eventueel) Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven

documenten:14491/07 MIGR 105 SOC 414(NL)
 14491/07 MIGR 105 SOC 414 ADD 1(EN)
 14491/07 MIGR 105 SOC 414 ADD 2(NL)
status documenten:openbaar  
rechtsgrondslag:artikel 63, derde lid, onder a, EG-Verdrag 
instemmingsrecht:in het algemeen van toepassing, thans mogelijk enkel discussie over knelpunten 

Met dit voorstel beoogt de Europese Commissie respectievelijk de bestaande toelatingsprocedures voor arbeidsmigranten te vereenvoudigen door een «one-stop-shop» (één loket) in het leven te roepen voor onderdanen afkomstig van derde landen die willen werken in een lidstaat; de bestaande toelatingsprocedures voor arbeidsmigranten en de controle op illegale tewerkstelling te vereenvoudigen door afgifte aan de arbeidsmigrant van één vergunning, voor zowel verblijf als tewerkstelling en informatie over de toegang tot op de arbeidsmarkt toe te voegen aan de vergunning. Voorts beoogt het voorstel de toekenning van sociaal-economische rechten voor arbeidsmigranten, gelijk aan de rechten die gelden voor onderdanen van de betreffende lidstaat.

Het voorzitterschap is meegegaan met de Nederlandse wensen met betrekking tot de mogelijkheid om een apart document als bijlage bij de gecombineerde verblijfstewerkstellingsvergunning te voegen. Op dit document zal de informatie worden opgenomen die van belang is voor de voorwaarden waaronder gewerkt mag worden. Hiermee is de handhaafbaarheid van de gecombineerde vergunning gewaarborgd. Naar aanleiding van een advies van de Juridische Dienst van het Raadssecretariaat is er een discussie ontstaan over de reikwijdte van artikel 12 (gelijke behandeling) van de ontwerp-kaderrichtlijn. Volgens dit advies zou de reikwijdte van artikel 12 beperkt moeten worden tot houders van een gecombineerde vergunning (dit zijn de arbeidsmigranten voor wie nu de tewerkstellingsvergunningsplicht geldt). Voor een ruimere werkingssfeer zou het EG-verdrag (artikel 63) geen basis bieden. De Europese Commissie bestrijdt dit en wil alle vreemdelingen die rechtmatig in een EU-lidstaat verblijven en mogen werken (dus ook bijvoorbeeld vreemdelingen die in het kader van gezinsmigratie zijn toegelaten), onder de werkingssfeer van dit artikel houden. Nederland beraadt zich ten aanzien van deze kwestie.

3. Eindrapport van het «European Security Research and Innovation Forum» (ESRIF)

document:niet beschikbaar 
rechtsgrondslag:niet van toepassing 
instemmingsrecht:niet van toepassing 

Op 11 september 2007 is het European Security Research and Innovation Forum (ESRIF) geïnstalleerd. Dit is een overlegorgaan waarbij publieke en private organisaties uit de Europese lidstaten een Gemeenschappelijke Veiligheids Onderzoeks Agenda formuleren voor het technologisch onderzoek op het gebied van Veiligheid. Deze onderzoeksagenda vormt de lange termijn visie om te komen tot een veiliger Europa. De werkzaamheden zijn erop gericht om uiteindelijk de basis te vormen voor een werkprogramma van het Zevende Kaderprogramma. In 2007 ging het Zevende Kaderprogramma (kortweg KP7) voor onderzoek en technologische ontwikkeling van start. Tot en met 2013 trekt de Europese Commissie ruim 50 miljard euro uit voor het stimuleren van innovatie.

Het forum heeft een tijdelijk karakter en zal eind 2009 worden ontbonden. De finale versie van de onderzoeksagenda staat gepland voor 2 juli 2009, maar een eerste presentatie door de voorzitter zal tijdens deze Raad gegeven worden. Nederland neemt deel aan ESRIF en ondersteunt de aanpak. De voortrekkersrol voor KP7 ligt bij het ministerie van Economische Zaken. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties speelt alleen een rol als het over veiligheid gaat.

4. (Eventueel) Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een procedure voor de onderhandelingen over en de sluiting van overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen en betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken, inzake ouderlijke verantwoordelijkheid en inzake onderhoudsverplichtingen en betreffende het recht dat van toepassing is inzake onderhoudsverplichtingen

document:7515/09 JUSTCIV 60(EN)
status document:niet openbaar  
rechtsgrondslag:artikel 61 onder c, artikel 65 en artikel 67, tweede en vijfde lid, EG-Verdrag 
instemmingsrecht:van toepassing, mogelijk politiek akkoord voorzien 

Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie heeft tot doel een procedure vast te stellen waarmee de Gemeenschap kan beoordelen of er een voldoende communautair belang is voor het sluiten van bilaterale overeenkomsten met derde landen op in de overeenkomst specifiek te bepalen gebieden die verband houden met justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen en bij gebrek daaraan, de lidstaten kan machtigen om die overeenkomsten met derde landen te sluiten. Het huidige document van het voorzitterschap beoogt de procedure daarnaast open te stellen voor het sluiten van regionale overeenkomsten tussen een beperkt aantal lidstaten en derde landen. Het voorstel van de Commissie gaat uit van 31 december 2014 als einddatum van de verordening (de zogeheten horizonbepaling). De voorzitter zal tijdens deze bijeenkomst van de Raad proberen overeenstemming te bereiken over de verdere aanpak van dit voorstel.

Nederland heeft op het gebied van internationaal privaatrecht geen traditie van bilaterale verdragen. Het is standaard Nederlands beleid om bij voorkeur aansluiting te zoeken bij multilaterale verdragen en om andere lidstaten en derde landen aan te moedigen dat ook te doen. Nederland heeft dan ook geen bijzonder belang bij de totstandkoming van dit instrument. De belangrijkste nog openstaande punten in de onderhandelingen zijn het toepassingsbereik en de horizonbepaling van de verordening. Nederland stelt voor de horizonbepaling te schrappen.

Nederland kan instemmen met de tekst zoals die thans voorligt.

Het voorstel wordt thans nog besproken in de betreffende Raadswerkgroep. Naar verwachting zal het voorzitterschap met een nieuw document komen.

Aanvulling:

Dit agendapunt is vervallen.

5. (Eventueel) Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een procedure voor de onderhandelingen over en de sluiting van overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen en betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst en op niet-contractuele verbintenissen

document:7517/09 JUSTCIV 61 CODEC 351(EN)
status document:niet openbaar 
rechtsgrondslag:artikel 61 onder c, artikel 65, artikel 67, tweede lid en artikel 251 EG-Verdrag  
instemmingsrecht:niet van toepassing 

Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie heeft, net als het voorstel onder agendapunt B4, tot doel een procedure vast te stellen waarmee de Gemeenschap kan beoordelen of er een voldoende communautair belang is voor het sluiten van bilaterale overeenkomsten met derde landen op in de overeenkomst specifiek te bepalen gebieden die verband houden met justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen en bij gebrek daaraan, de lidstaten kan machtigen om die overeenkomsten met derde landen te sluiten. Het huidige document van het voorzitterschap beoogt de procedure daarnaast open te stellen voor het sluiten van regionale overeenkomsten tussen een beperkt aantal lidstaten en derde landen. Het voorstel van de Commissie gaat uit van 31 december 2014 als einddatum van de verordening (de zogeheten horizonbepaling). De voorzitter zal tijdens de bijeenkomst van deze Raad proberen overeenstemming te bereiken over de verdere aanpak van dit voorstel.

Nederland heeft op het gebied van internationaal privaatrecht geen traditie van bilaterale verdragen. Het is standaard Nederlands beleid om bij voorkeur aansluiting te zoeken bij multilaterale verdragen en om andere lidstaten en derde landen aan te moedigen dat ook te doen. Nederland heeft dan ook geen bijzonder belang bij de totstandkoming van dit instrument. De belangrijkste nog openstaande punten in de onderhandelingen zijn het toepassingsbereik en de horizonbepaling van de verordening. Nederland stelt voor de horizonbepaling te schrappen.

Nederland kan instemmen met de tekst zoals die thans voorligt.

Het voorstel wordt thans nog besproken in de betreffende Raadswerkgroep. Naar verwachting zal het voorzitterschap binnenkort met een nieuw document komen.

Aanvulling:

Dit agendapunt is vervallen.

6. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en deRaad over het recht dat van toepassing is, jurisdictie en erkenning van beslissingen en administratieve maatregelen met betrekking tot erfenissen en testamenten

– Presentatie van het voorstel

document:niet beschikbaar
rechtsgrondslag:niet van toepassing
instemmingsrecht:in het algemeen van toepassing, thans enkel presentatie van het voorstel

Het voorstel heeft tot doel om uniforme regels vast te stellen voor het toepasselijk recht voor diverse aspecten van de afwikkeling van erfopvolging en nalatenschap. Nederland heeft zich tijdens het Nederlands voorzitterschap in 2004 sterk gemaakt voor opneming van het internationaal erfrecht in het Haags programma. De Commissie heeft in 2006 een Groenboek gepubliceerd. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft daarop positief gereageerd. Nederland is momenteel partij bij het Haags verdrag van 1989 inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging. Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal de Commissie het voorstel presenteren en toelichten.

7. Voorstel voor een kaderbesluit over het voorkomen en oplossen van jurisdictiegeschillen in strafzaken

– stand van zaken

document:niet beschikbaar
rechtsgrondslag:artikel 31, eerste lid, onder c en d en artikel 34, tweede lid, onder b, EU-Verdrag
instemmingsrecht:van toepassing, mogelijk politiek akkoord voorzien

Dit dossier werd voor de eerste keer besproken tijdens de bijeenkomst van de Raad van 26 en 27 februari jl.1

Het voorzitterschap heeft aangekondigd naar een politiek akkoord te streven tijdens deze bijeenkomst van de Raad. De inspanningen van Nederland, Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en sommige andere lidstaten tijdens de onderhandelingen zijn erop gericht het zeer omvangrijke voorstel terug te brengen tot de kern. Dat is het voorkomen van een dubbele bestraffing van een persoon voor dezelfde feiten, nadat is komen vast te staan dat in twee lidstaten een strafvervolging is ingesteld. Het doel van Nederland en de genoemde lidstaten is om een voor de praktijk eenvoudig uitvoerbare regeling te treffen, waarmee hetbeoogde doel kan worden bereikt en waarbij ook rekening wordt gehouden met de bevoegdheden van Eurojust. Het voorzitterschap heeft nog enige moeite met deze vereenvoudigingsdrang, maar verwacht wordt dat in de komende weken tijdens de besprekingen in de Raadswerkgroep en het Comité van Artikel 36 (CATS) een bevredigend resultaat kan worden bereikt. In de aangevulde geannoteerde agenda zult u nader over de stand van zaken van de besprekingen worden geïnformeerd.

Aanvulling:

document:7683/09 COPEN 51(EN)
status document:openbaar 

Inmiddels is komen vast te staan dat het voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord over de artikelen van het kaderbesluit. De onderhandelingen hebben sedert de vorige brief tot verdere vereenvoudigingen in het kaderbesluit geleid. De regeling komt er nu op neer dat in gevallen waarin tijdens een opsporingsonderzoek of een verdere fase van de strafvervolging in lidstaat A de officier van justitie het redelijk vermoeden krijgt dat in lidstaat B dezelfde verdachte voor het zelfde feit wordt vervolgd, hij contact op moet nemen met de bevoegde autoriteit in lidstaat B en met hem moet overleggen hoe een dubbele vervolging wordt voorkomen. Die verplichting vormt de kern van het kaderbesluit, dat verder alleen nog maar de hoogst noodzakelijke voorschiften bevat over de wijze waarop contact moet worden opgenomen en overleg moet worden gevoerd. Aldus is het kaderbesluit zodanig vereenvoudigd, dat het aan zijn doel beantwoordt en tegelijkertijd geen onnodige werklast voor het OM oplevert. De laatste ontwikkelingen zijn van zeer recente datum en zullen in een document voor het Comité van Permanente Vertegenwoordigers en de Raad, dat thans nog niet beschikbaar is, worden vastgelegd. Nederland acht de verplichting tot overleg een goede zaak, omdat deze bijdraagt aan een goede rechtsbedeling. De verdachte wordt behoed voor een dubbele vervolging en de opsporingsinstanties kunnen er onnodig dubbel werk door voorkomen. Dit leidt tot een positief oordeel van de Nederlandse regering over het kaderbesluit zoals het nu voorligt. Dit eindoordeel vervangt ook het in het BNC-fiche, dat u dezer dagen ontvangt, aangegeven vooralsnog negatieve oordeel over de proportionaliteit van het voorgestelde kaderbesluit.

8. Voorstel tot wijziging van het kaderbesluit 2004/68/JBZ betreffende seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie

– Presentatie van het voorstel

document:niet beschikbaar
rechtsgrondslag:artikel 29, 31, eerste lid en artikel 34, tweede lid, onder b, EU-Verdrag
instemmingsrecht:in het algemeen van toepassing; thans enkel presentatie van het voorstel

De Europese Commissie presenteert tijdens deze bijeenkomst van de Raad een voorstel tot wijziging van het kaderbesluit tot bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie van 22 december 2003 (2004/68/JBZ)1. De verwachting is dat de Commissie zal voorstellen om het beschermingsniveau van het kaderbesluit te brengen naar het niveau van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. Nederland verwelkomt het voorstel en wacht het document af.

9. Voorstel tot wijziging van kaderbesluit 2002/629/JBZ betreffende bestrijding van mensenhandel

– Presentatie van het voorstel

document:niet beschikbaar
rechtsgrondslag:artikel 29, artikel 31, onder e en 34, tweede lid, onder b, EU-Verdrag
instemmingsrecht:in het algemeen van toepassing, thans enkel presentatie van het voorstel

De Europese Commissie zal aan de Raad een voorstel tot wijziging van het kaderbesluit 2002/329/JBZ1 betreffende bestrijding van mensenhandel presenteren. De voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op definities, rechtsmacht, het sanctiemechanisme, preventie en bescherming van slachtoffers van mensenhandel. Nederland verwelkomt het wijzigingsvoorstel en wacht het document af.

10. (Eventueel) Uitkomsten van de Conferentie over de positie van kwetsbare slachtoffers in het strafproces

document:niet beschikbaar
rechtsgrondslag:niet van toepassing
instemmingsrecht:niet van toepassing

De conferentie over de positie van slachtoffers in het strafproces heeft op 16 en 17 maart jl. plaatsgevonden in Praag. Thans is er nog geen informatie beschikbaar over de uitkomsten van deze conferentie. Mogelijk zal hier in de aangevulde geannoteerde agenda op worden teruggekomen.

Aanvulling:

Aan deze conferentie werd – naast vertegenwoordigers van de lidstaten, het voorzitterschap, de Commissie en de Raad van Europa – deelgenomen door vertegenwoordigers uit de rechtspraktijk, de wetenschap en non-gouvernementele organisaties. Doel van de conferentie was het bezien van het huidige juridisch kader in de Europese Unie en het uitwisselen van «best practices», in het bijzonder wat betreft het voorkomen van secundaire victimisatie van het slachtoffer in het strafproces. Het voorzitterschap zal conclusies over de uitkomsten van deze conferentie aan de Raad voorleggen. In de ontwerp-conclusies wordt onder meer gemeld dat de Europese Commissie voornemens is te komen tot wijziging van het kaderbesluit betreffende de positie van het slachtoffer in het strafproces (2001/220/JHA). Naar verwachting zal de Commissie in het najaar van 2009 een voorstel tot wijziging van voornoemd kaderbesluit presenteren.

11. Diversen

– Guantánamo

Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal een terugkoppeling plaatsvinden van de reis van het voorzitterschap, Commissaris Barrot en de Contra-Terrorisme Coördinator De Kerchove naar de Verenigde Staten, die op 16 en 17 maart jl. heeft plaatsgevonden. In dit verband zal de discussie over een mogelijke gecoördineerde benadering van dit thema in verband met het Schengen-acquis worden voortgezet. De afwikkeling van de voorgenomen sluiting van de detentiefaciliteit te Guantánamo Bay is slechts één van de onderwerpen die tijdens bovengenoemd bezoek besproken werden. De drie hebben geen mandaat voor onderhandelingen. Het doel van het bezoek, voor wat betreft Guantánamo, is enkel het verkrijgen van informatie. Er zouden geen afspraken gemaakt worden die vooruit lopen op mogelijke beslissingen van lidstaten om ex-gevangenen over te nemen.

Aanvulling:

Het bezoek van het voorzitterschap, Commissaris Barrot en de Contra-Terrorisme Coördinator De Kerchove aan de VS heeft inmiddels plaatsgevonden. Wat betreft de sluiting van Guantánamo, heeft het voorzitterschap namens de EU onder andere een lijst met vragen aan de VS overhandigd. De VS zal trachten hier binnenkort gedetailleerde antwoorden op te formuleren. Deze antwoorden zullen de basis vormen voor verdere gesprekken.

– Terug- en overnameovereenkomst met Marokko; stand van zaken onderhandelingen

De laatste ronde van de onderhandelingen tussen de EG en Marokko over een terug-en overnameovereenkomst vond plaats in januari 2009. Naar aanleiding daarvan is een ontwerp-overeenkomst (samen met een protocol als bijlage) opgesteld. Beide partijen waren het op het niveau van de onderhandelaars eens over de aanvaardbaarheid van de ontwerp-tekst, alhoewel geen formele overeenstemming werd bereikt. De Commissie onderhandelt namens de EG. De lidstaten hebben nog niet ingestemd met het onderhandelingsresultaat. De ontwerp-tekst is sindsdien door Marokko nader bestudeerd. Begin maart liet Marokko aan de Europese Commissie weten nog een aantal opmerkingen te hebben. Deze zien onder meer op de termijnen waarbinnen een terug- en overnameverzoek moet zijn beantwoord. De door Marokko voorgestelde termijnen worden door een aantal lidstaten, waaronder Nederland, te lang geacht.

De tekst van de ontwerp-bijeenkomst wordt in de laatste week van maart in het Strategisch Comité voor Immigratie, Grenzen en Asiel (SCIFA) besproken.

– E-Justice; overzicht van beschikbare EU-fondsen

De Europese Commissie zal een overzicht geven van de beschikbare EU-fondsen ten behoeve van e-Justice projecten. Om Europese e-Justice te bevorderen, zijn meer financiële middelen nodig. Daarmee kan e-Justice op nationaal niveau worden bevorderd, om op die manier de weg te effenen voor Europese e-Justice. Ook kunnen daarmee op Europees niveau meer projecten worden gestart die tot doel hebben het grensoverschrijdend gebruik van moderne technologie te bevorderen. Voor 2008 en 2009 was in totaal 45 miljoen beschikbaar. Dit bedrag zal de komende jaren significant hoger moeten worden. Nederland neemt thans deel aan drie internationale projecten die voor 80% zijn gesubsidieerd door de Europese Commissie: een project ter bevordering van het verbinden van insolventieregisters, het project «Role and Rights Based Access» en een project dat tot doel heeft te onderzoeken of tolken en vertalen met behulp van videoconferentie mogelijk is.

Aanvullingen:

– Onderhandelingen over opneming van strafbepalingen in vrijhandelsakkoorden (FTA’s) tussen de EU en de lidstaten en Zuid-Korea

De voorzitter zal informatie geven over de stand van zaken in de onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord (FTA) tussen de EU en de lidstaten en Zuid-Korea met betrekking tot het onderdeel strafrechtelijke handhaving van intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten).

Deze onderhandelingen lopen sinds 2007. Gedurende de onderhandelingen is gebleken dat het wenselijk is om in de FTA enige strafrechtelijke bepalingen op te nemen ter verzekering van een effectieve handhaving van IE-rechten. Daartoe dient het onderhandelingsmandaat te worden aangevuld. Daarin wordt opgenomen dat het voorzitterschap namens de lidstaten onderhandelt over onderdelen die tot de competentie van de lidstaten behoren.

– Overeenkomsten tussen de EU en de VS betreffende uitlevering en wederzijdse rechtshulp in strafzaken

De voorzitter zal kort een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie van de overeenkomsten tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten betreffende uitlevering en wederzijdse rechtshulp in strafzaken aan de orde stellen. Er zijn twee lidstaten die de ratificatieprocedure nog niet hebben afgerond. Voor wat Nederland betreft is de goedkeuringsprocedure voor beide overeenkomsten op 1 juli 2008 afgerond.

– Financiële crisis; gevolgen op het gebied van justitie

Het voorzitterschap is voornemens om te bespreken wat er op het gebied van Justitie gedaan kan worden om de financiële crisis te bestrijden. Er zullen tijdens de bespreking nationale ervaringen worden uitgewisseld. Nederland is van mening dat juridische instrumenten kunnen bijdragen aan het herstel van het vertrouwen van de burger in het financiële (en economische) systeem. Dit kan zowel met behulp van civielrechtelijke als strafrechtelijke instrumenten.

– Informatie over de Ministeriële bijeenkomst van de G8 met betrekking tot Justitie en Binnenlandse Zaken (Rome 28–30 mei 2009)

De voorzitter zal mondeling informatie geven over de agenda van de bijeenkomst van de G8 met betrekking tot Justitie en Binnenlandse Zaken die van 28 tot en met 30 mei a.s. in Rome zal plaatsvinden.

– Derde Global Forum betreffende Migratie en Ontwikkeling

Griekenland zal tijdens deze bijeenkomst van de Raad informatie geven over het derde Global Forum on Migration and Development (GFMD), dat plaats zal hebben in Athene van 2 tot en met 5 november 2009. Het Global Forum heeft als thema «Integrating migration policies into development strategies». Nederland hecht veel belang aan de wereldwijde, informele dialoog op het terrein van migratie en ontwikkeling, zoals die de afgelopen jaren vorm heeft gekregen in het GFMD. Nederland is zowel inhoudelijk als financieel actief betrokken bij het GFMD en neemt deel in de Stuurgroep van het Global Forum.

Aanvulling:

nieuw agendapunt

12. Machtiging aan de directeur van Europol om onderhandelingen aan te gaan met de Russische Federatie met het oog op het sluiten van een operationele samenwerkingsovereenkomst

documenten:5785/09 EUROPOL 8(EN)
 5785/09 EUROPOL 8 ADD 1(EN)
status documenten:niet openbaar 
rechtsgrondslag:artikel 1, vijfde lid, besluit van 27 maart 2000 inzake machtiging aan de directeur van Europol tot het onderhandelen van overeenkomsten met derde staten en niet-EU gerelateerde instantiesPB C 106 d.d. 13 april 2000. 
instemmingsrecht:niet van toepassing 

Het betreft het verlenen van toestemming aan de directeur van Europol om een operationele samenwerkingsovereenkomst met de Russische Federatie te sluiten. Deze samenwerkingsovereenkomst behelst de uitwisseling van informatie, inclusief persoonsgegevens. Het Gemeenschappelijk Controle Orgaan (GCO) van Europol heeft geconstateerd dat er mogelijk obstakels zijn voor operationele samenwerking tussen Europol en de Russische Federatie, o.a. gezien het feit dat niet alle wetgeving op het gebied van gegevensbescherming openbaar is. Het GCO adviseert allereerst antwoorden te verkrijgen op de openstaande vragen. Nederland is er voorstander van dat dit advies wordt opgevolgd en eerst opheldering over de gesignaleerde obstakels komt, voordat onderhandeld wordt over de inhoudelijke afspraken.

Gemengd Comité

1. SIS II

– stand van zaken

document:niet beschikbaar
rechtsgrondslag:niet van toepassing
instemmingsrecht:niet van toepassing

De voorzitter en de Commissie zullen de ministers informeren over de voortgang van het Schengen Informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II). Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 26–27 februari jl.1 heeft Commissaris Barrot gemeld dat er geen structurele problemen zijn met de ontwikkeling van SIS II. De Commissie en de lidstaten trekken gezamenlijk op bij het afwerken van de testen en het onderzoeken van een alternatief scenario. Beide scenario’s – doorgaan met SIS II of het aanpassen van SIS I – dienen vergeleken te worden.

Aan de precieze invulling van de criteria, waaraan de beide scenario’s getoetst zullen worden, wordt op dit moment gewerkt. De planning is om uiterlijk tijdens de bijeenkomst van de Raad van 4–5 juni a.s. een definitieve keuze te maken. Eerdere besluitvorming lijkt niet reëel: pas wanneer de voor besluitvorming relevante gegevens beschikbaar zijn, kan men op basis van gedegen informatie een gefundeerde keuze maken. Nederland houdt vast aan SIS II, tenzij op basis van de vergelijking blijkt dat het alternatieve scenario het meest geschikt is.

– Ontwerp-Raadsconclusies over de ontwikkeling van de Sirene-bureaus in het kader van het SIS

document:7112/09 JAI 127 SIRIS 34 COMIX 191 (EN)
status document:niet openbaar 
rechtsgrondslag:niet van toepassing 
instemmingsrecht:niet van toepassing 

Door de uitbreiding van het aantal lidstaten en een intensiever gebruik van het SIS, is het aantal signaleringen de afgelopen jaren nagenoeg verdrievoudigd (van 9,7 miljoen in 2000 naar 27,9 miljoen in 2008. Het aantal hits is meer dan evenredig gestegen. In dit verband onderschrijven de ontwerp-Raadsconclusies de waarde van het SIS, in het bijzonder in het licht van de uitbreiding van het Schengengebied. Voorts onderschrijven de ontwerp-Raadsconclusies de waarde van jaarlijkse statistische informatie over signaleringen en hits en bemoedigen een verdergaande verbetering van het gebruik van het SIS. De Raad signaleert vervolgens een groeiende werklast voor de SIRENE-bureaus en vraagt de lidstaten daar maatregelen voor te nemen en de samenwerking op een hoog kwaliteitsniveau na te streven en vragen voorts in dat verband om gemeenschappelijke training voor SIRENE-personeel te organiseren, teneinde een hoog professioneel niveau te behouden.

Nederland onderkent de situatie dat ondanks de verdere uitvoeringspraktijk van het SIS, de bemensing van de SIRENE-bureaus geen gelijke tred heeft gehouden met het gegroeide aantal signaleringen en hits in SIS en de extra taken. Nederland erkent dat dit een negatieve invloed kan hebben op het operationele vermogen van de SIRENE-bureaus en dat maatregelen genomen moeten worden. Nederland onderschrijft de ontwerp-Raadsconclusies, maar tekent daarbij aan dat de te nemen maatregelen afgezet moeten worden tegen de ontwikkeling van SIS II, danwel een eventuele doorontwikkeling van SIS I+ en andere innovatieve ICT-ontwikkelingen, die het mogelijk maken om het operationele vermogen van de SIRENE-bureaus te verhogen en tegelijkertijd de personele inzet te ontlasten.

2. VIS

– stand van zaken

document:niet beschikbaar
rechtsgrondslag:niet van toepassing
instemmingsrecht:niet van toepassing

De voorzitter zal mondeling verslag doen over de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het VIS.

De VIS-verordening regelt de opslag en het gebruik van de gegevens, waaronder biometrische kenmerken (gelaatscan en vingerafdrukken) van visumaanvragers. Nu er een politiek akkoord is over de ontwerp-verordening, die biometrie-afname (en samenwerkingsvormen/«outsourcing») regelt1, is de weg vrij om het VIS daadwerkelijk te implementeren en biometrische gegevens van visumaanvragers af te nemen en op te slaan. De start van de uitrol is voorzien vanaf eind 2009. Voor het coördineren van activiteiten welke met deze uitrol gepaard gaan, is een groep «Vrienden van het VIS» opgericht.

Aanvulling:

nieuwe punten

3. Schengen-evaluatie Zwitserland

document:niet beschikbaar
rechtsgrondslag:niet van toepassing
instemmingsrecht:niet van toepassing

De voorzitter zal de Raad informeren over de opheffing van de controles aan de luchtgrenzen van Zwitserland, welk is voorzien op 29 maart 2009, gelijktijdig met het zomerrooster van de luchtvaartmaatschappijen. Met ingang van genoemde datum zal het Schengen-acquis voor Zwitserland definitief in werking worden gesteld.

4. Diversen

– Informatie over het bezoek van de vice-president van de Commissie Barrot en de Tsjechische Minister van Binnenlandse Zaken Langer aan de VS (16–17 maart 2009)

Op 16 en 17 maart jl. hebben vice-president van de Commissie Barrot, de Tsjechische Minister van Binnenlandse Zaken Langer en de Contra-Terrorisme Coördinator

De Kerchove een informeel bezoek gebracht aan de VS. Gesproken is onder meer met Attorney General Eric Holder, Secretary of Homeland Security Janet Napolitano en de Assistant to the President for Counterterrorism and Homeland Security John Brennan. Diverse JBZ-onderwerpen zijn tijdens dit bezoek met de nieuwe regering van de VS besproken, waaronder het Visa Waiver Programma, 100% container controles, gegevensbescherming en PNR. Ook is de sluiting van Guantánamo aan bod gekomen (zie agendapunt 11). Het voorzitterschap zal een mondelinge terugkoppeling van dit bezoek verzorgen. Het bezoek was tevens bedoeld als voorbereiding op de halfjaarlijkse ministeriële JBZ-Trojka van de Europese Unie met de Verenigde Staten, die eind april a.s. te Praag zal plaatsvinden.


XNoot
1

De beschikbare documenten met als status «openbaar» zijn ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. De documenten met als status «niet openbaar» zijn ter inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

http://www.consilium.europa.eu/cms3_fo/showPage.asp?id=549&lang=nl&mode=g

XNoot
2

Zie voor de geannoteerde agenda, de aanvullende geannoteerde agenda en het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490, nrs. 497, 498 en 501.

XNoot
1

PB C 124, 2006.

XNoot
1

Zie voor de geannoteerde agenda en het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490 nrs. 544 en 547.

XNoot
1

PB L13 d.d. 20 januari 2004.

XNoot
1

PB L203 d.d. 1 augustus 2002.

XNoot
1

Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490, nr. 547.

XNoot
1

A-punt aangenomen in de Raad Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek) van 5 en 6 maart jl.

Naar boven