23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 397 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2015

Hierbij informeer ik Uw Kamer, als toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 17 juni jl., over de uitkomsten van een gesprek met de aanklager op de Westelijke Jordaanoever over hervormingen die Israël heeft doorgevoerd m.b.t. behandeling van Palestijnse minderjarige gevangen in gevangenschap (Kamerstuk 23 432, nr. 387).

Op 12 november jl. vond een gesprek plaats met Hoofd Militaire Aanklager voor de Westelijke Jordaanoever, Lt. Kolonel Hirsch. Tijdens het gesprek kwamen verschillende aspecten van de behandeling van minderjarigen in Israëlische detentie aan de orde. Zo is er in februari 2014 een pilot gestart in de districten Nablus en Hebron op de Westelijke Jordaanoever waarbij nachtelijke arrestaties waar mogelijk worden vervangen door een schriftelijke of telefonische oproep zich te melden bij de Israëlische militaire autoriteiten. Hiermee werden vaak ook verdere schendingen als blinddoeken en handboeien en niet verstrekken van informatie aan de ouders van het kind voorkomen.

Statistieken over de pilot zijn niet bijgehouden. De afwezigheid van goede statistieken maakt het moeilijk een objectief oordeel te vellen over de resultaten van de pilot, echter NGO’s bevestigen een daling in het aantal nachtelijke arrestaties. De pilot is opgeschort naar aanleiding van de geweldsescalatie van afgelopen zomer. Kolonel Hirsch meldde dat er een intentie is om de pilot door te zetten en uitbreiden.

Een andere recente ontwikkeling is de autorisatie van rechters van militaire jeugdrechtbanken om rapporten van reclasseringsambtenaren mee te nemen in besluitvorming voorafgaand aan een besluit tot detentie in plaats van erna. Zo kunnen persoonlijke omstandigheden vooraf worden meegewogen. Gevraagd naar het Unicef rapport «Children in Israeli military detention» van maart 2013, stelde Kolonel Hirsch dat de Israelische autoriteiten in nauw contact staan met Unicef om verbeteringen te bereiken en enkele misvattingen uit het rapport recht te zetten. Verschillende NGOs laten weten niet onder de indruk te zijn van de verbeteringen die tot nu toe zijn aangebracht. Het kabinet kijkt uit naar de vervolgrapportage van UNICEF waaruit de voortgang in de dialoog moet blijken.

Het is uitermate lastig om heldere informatie te verkrijgen over dit juridisch complexe onderwerp. Israël zet stappen, mede in voortdurende dialoog met UNICEF, om behandeling van minderjarige Palestijnse verdachten/gedetineerden meer in lijn te brengen met het eigen jeugdstrafrecht. Israël geeft hierbij aan dat dit in de context van een gewapend conflict niet op alle punten mogelijk is.

Het kabinet is van mening dat het belangrijk is dat er verbeteringen worden aangebracht. Eerder werd door het kabinet uitvoerig ingegaan op dit onderwerp en werd aangegeven dat het kabinet dit onderwerp blijft agenderen bij de Israëlische autoriteiten. Ook blijft het kabinet dit onderwerp opbrengen in internationale fora als de VN en EU (kamerbrief van 13 mei 2014 met Kamerstuk 32 735, nr. 109). Tijdens een eerstvolgend bezoek van de Mensenrechtenambassadeur zal ook aandacht worden gevraagd voor dit onderwerp.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven