22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3080 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2021

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Verordening statistieken over landbouwinput en -output

Fiche: Wijziging Verordening landbouwrekeningen (Kamerstuk 22 112, nr. 3078)

Fiche: Mededeling versterken bijdrage EU aan op regels gebaseerd multilateralisme (Kamerstuk 22 112, nr. 3079)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Verordening statistieken over landbouwinput en -output

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over de landbouwinput en -output en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1165/2008, (EG) nr. 543/2009, (EG) nr. 1185/2009 en Richtlijn 96/16/EG van de Raad

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    2 februari 2021

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM (2021)37

  • d) EUR-lex

    https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2021%3A37%3AFIN&qid=1612355751054

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    SWD (2016) 430 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52016SC0430&qid=1609512786491

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Algemene Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 338, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Het voorstel maakt onderdeel uit van de strategie voor landbouwstatistieken en het programma van de Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT) en is gericht op stroomlijning en verbetering van het Europees systeem van landbouwstatistieken. Het onderhavige voorstel is de tweede stap in het proces voor de modernisering van de landbouwstatistieken. De eerste stap was de kaderverordening voor geïntegreerde landbouwstatistieken die inmiddels van kracht is.1 Het voorstel voor een wijziging betreffende de landbouwrekeningen is de laatste stap. Over dit voorstel informeert het kabinet de Kamer gelijktijdig met een apart BNC-fiche.

Het eerste doel van de verordening is om de bestaande verordeningen en een richtlijn met betrekking tot de Europese landbouwstatistieken2 zoals bijvoorbeeld over de veestapel, akkerbouwgewassen, melk- en zuivelproducten alsmede gewasbeschermingsmiddelen te integreren en te stroomlijnen in één nieuwe kaderverordening voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van vergelijkbare landbouwstatistieken. Volgens de Commissie is deze voorgestelde integratie en stroomlijning nodig, omdat de huidige structuur niet zorgt voor een goede samenhang tussen de verschillende statistische gebieden en bevordert evenmin een geïntegreerde aanpak van de ontwikkeling, productie en verspreiding van landbouwstatistieken.

Op basis van de verordening moeten de lidstaten gegevens verzamelen over dierlijke en plantaardige productie, landbouwprijzen, voedingsstoffen en gewasbeschermingsmiddelen, teneinde in de huidige en toekomstige behoefte aan landbouwstatistieken te kunnen voorzien. Dit hangt onder meer samen met het gebruik van de statistieken voor de beleidsvorming rond de «van boer tot bord»-strategie en het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Daarnaast regelt de verordening de frequentie van de verzameling van de gegevens door de lidstaten en de termijnen voor de indiening van de statistische gegevens aan de Commissie (Eurostat). Dit is uitgewerkt in de bijlage. Verder schrijft de verordening voor dat de lidstaten op ad-hoc basis gegevens moeten verzamelen, wanneer de Commissie het verzamelen van aanvullende informatie noodzakelijk acht.

Het tweede doel is het integreren van de statistieken over de productie van biologische landbouw, met aangescherpte leveringseisen, in het Europees systeem van landbouwstatistieken, omdat deze thans hiervan geen onderdeel uitmaken.

Het derde doel is het vastleggen van de ontwikkeling, productie en levering van verschillende landbouwstatistieken3 aan de Commissie (Eurostat) die op dit moment niet verplicht zijn, zoals onder andere statistieken over dierlijke mest, de mineralenbalans en consumptie-eieren. Dit betreft een uitbreiding van het toepassingsgebied van Europese landbouwstatistieken met nieuwe informatieverplichtingen voor de lidstaten.

Bovendien bevat de verordening voorschriften ten aanzien van de kwaliteit van de gegevens, de bronnen en de methoden waarop de lidstaten de gegevens kunnen verzamelen. Tevens bevat de verordening bepalingen om op basis van cofinanciering een financiële bijdrage aan de lidstaten te verlenen voor de kosten van ad-hoc gegevensverzamelingen. De verordening regelt eveneens de mogelijkheid voor de lidstaten om in aanmerking te kunnen komen voor afwijkingsbepalingen, indien voor de toepassing van de verordening grote aanpassingen van het nationaal statistisch systeem van een lidstaat nodig zijn.

b) Impact assessment Commissie

De Commissie heeft voor dit voorstel geen apart impact assessment opgesteld. In 2016 heeft de Commissie een impact assessment opgesteld ten aanzien van de algemene strategie voor landbouwstatistieken in 2020 en de daaruit voortvloeiende potentiële wetgevingsscenario’s. Deze algemene strategie maakt deel uit van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT), en heeft tot doel het stroomlijnen en verminderen van wetgeving op het terrein van landbouwstatistieken, maar ook het verbeteren van het Europees systeem van landbouwstatistieken.

De Commissie heeft in het impact assessment van 2016 vier verschillende opties onderzocht. Het onderhavige voorstel geeft nadere uitvoering aan de gekozen «de voorkeursoptie», waarin de integratie van de landbouwstatistieken in stappen4 wordt uitgevoerd en garandeert volgens de Commissie de voortzetting en modernisering van de landbouwstatistieken.

Deze optie vergt weliswaar investeringen, voor onder meer de nationale statistische instituten in de lidstaten als gevolg van herzieningen van hun operationele processen en voor de productie van statistieken, maar voldoet volgens de Commissie tevens aan de doelstellingen van het REFIT-initiatief om de wetgeving van de Unie te actualiseren.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Op dit moment levert het CBS op basis van bindende rechtshandelingen al statistieken aan de Commissie (Eurostat) over vee, vlees, gewassen, melk, melkproducten, gewasbeschermingsmiddelen en biologische landbouw. Daarnaast zijn er statistieken die op dit moment niet verplicht zijn, maar die op basis van afzonderlijke herrenakkoorden aan de Commissie (Eurostat) worden geleverd, zoals onder andere statistieken over dierlijke mest, de mineralenbalans en consumptie eieren. Het kabinet verwelkomt de integratie van deze statistieken in de verordening omdat hierdoor deze statistieken dan volgens eenvormige voorwaarden in de gehele EU kunnen worden samengesteld.

Het kabinet erkent de noodzaak van vergelijkbare, relevante, coherente en betrouwbare statistische gegevens en informatie voor de beleidsvorming en evalueren van de voortgang van het GLB en de statistische behoeften die nodig zijn voor de uitvoering van de taken van de Unie die voortkomen uit de «van boer tot bord»- strategie en het GLB. Geharmoniseerde statistische gegevens van hoge kwaliteit zijn van belang om de toestand en trends van de landbouwinput en -output in de EU, de werking van de markten en de voedselzekerheid te beoordelen en om de duurzaamheid en de ecologische, economische en sociale gevolgen van EU- en nationaal beleid te kunnen beoordelen. In dat kader zijn volgens het kabinet kwalitatief hoogwaardige Europese landbouwstatistieken in de EU essentieel.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Ten algemene steunt het kabinet het doel van dit voorstel. Het kabinet onderschrijft het belang van het verzamelen van vergelijkbare en betrouwbare statistieken op EU-niveau, die nodig zijn voor de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het GLB en de «van boer tot bord»- strategie.

Het kabinet steunt eveneens het voorstel om de bestaande verordeningen en een richtlijn met betrekking tot de Europese landbouwstatistieken, zoals bijvoorbeeld over de veestapel, akkerbouwgewassen, melk- en zuivelproducten alsmede gewasbeschermingsmiddelen te integreren en te stroomlijnen in één nieuwe kaderverordening.

Tevens staat het kabinet positief tegenover het voorstel om de bestaande, maar nog niet in EU-regelgeving verankerde, statistieken te integreren in de nieuwe verordening. Dit doet volgens het kabinet recht aan de reeds bestaande praktijk en levert hiermee verder een bijdrage aan een verordening die de lidstaten en de Unie in staat stelt kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare statistische gegevens samen te stellen. Het kabinet constateert dat er op EU-niveau behoefte is aan een verhoging van de leveringsfrequentie van de statistiek over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw, van vijfjaarlijks naar jaarlijks. Dit sluit aan bij de toezegging van kabinet aan de Tweede Kamer om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen beter te monitoren5.

Het kabinet is echter kritisch over de wijze waarop de Commissie invulling wenst te geven aan de verordening. Het voorstel laat volgens het kabinet te veel ruimte aan de Commissie bij het vaststellen van verplichtingen voor de lidstaten voor het verzamelen van het daadwerkelijk aantal statistische gegevens en nieuwe statistische gegevens. Dit is met name het gevolg van de ongeclausuleerde bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie tot het vaststellen van gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen. Het kabinet is van mening dat deze bevoegdheid zowel wat de inhoud en de duur betreft moet worden ingekaderd.

De huidige voorstellen inzake bevoegdheidsdelegatie bieden de nationale statistische instituten van de lidstaten onvoldoende waarborgen tegen de hoeveelheid en de mate van detaillering van de door het CBS daadwerkelijk te verzamelen gegevens en de daarmee verbonden omvang van de uitvoeringskosten.

Daarnaast is het kabinet bezorgd over een mogelijke verzwaring van de administratieve lastendruk. Het voorstel is onderdeel van het REFIT-initiatief, waarbij de verwachting is gewekt dat er met dit voorstel sprake zou zijn van een vermindering van de informatieverplichtingen, ten opzichte van de huidige situatie. Het kabinet constateert dat het onderhavige voorstel niet leidt tot het verminderen van de informatieverplichtingen voor de lidstaten. Het onderhavige voorstel leidt ten opzichte van de huidige juridische kaders op een aantal onderdelen zelfs tot een uitbreiding van informatieverplichtingen aan de Commissie, inclusief een aanscherping van de leveringseisen, omdat een aantal statistieken, zoals bijvoorbeeld statistieken over consumptie-eieren, op dit moment niet wettelijk verplicht is. Als gevolg hiervan veroorzaakt het voorstel extra uitvoeringskosten voor de overheid.

Afhankelijk van hoe de Commissie invulling geeft aan de gedelegeerde handelingen van het voorstel, kan er sprake zijn van stijgende administratieve lasten. Zo is het mogelijk dat de door de Commissie gevraagde informatie niet uit reeds beschikbare administratieve databronnen gehaald kan worden, maar moet worden ingewonnen op basis van enquêtes. Dit zal het geval zijn bij onder meer de samenhangende keten van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector, aangeduid als agrocomplex.

Het kabinet zal daarom in de onderhandelingen kritisch zijn ten aanzien van de reikwijdte van de overdracht van bevoegdheden om nadere regelgeving vast te stellen. Het kabinet zal per geval een afweging maken op basis van het gegeven juridisch kader, de Nederlandse belangen, beleidsmatige standpunten, het voorziene krachtenveld en haalbaarheid. Voor een toelichting wordt verwezen naar onderdeel 6b van dit document. Voor het kabinet is van belang dat er sprake is van gedegen landbouwstatistieken wanneer deze noodzakelijk zijn voor de beleidsdoelen, maar tegelijkertijd acht het kabinet het van groot belang dat daarbij sprake is van zo min mogelijk aanvullende administratieve lasten.

Omdat uit het voorstel niet duidelijk blijkt hoeveel middelen de Commissie op de EU-begroting heeft gereserveerd voor de cofinanciering is er dienaangaande onvoldoende waarborg voor de lidstaten. Het kabinet zal de Commissie vragen alsnog meer duidelijkheid te geven over de omvang van de cofinanciering voor de lidstaten. Ook is het kabinet kritisch over de voorgestelde uitbreiding van het aantal FTE bij de Commissie.

Voor de bovengenoemde onderdelen geldt dat Nederland zich in Brussel in samenwerking met verschillende coalities van lidstaten ervoor zal inzetten dat de verordening op die onderdelen wordt aangepast.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Op basis van de eerste behandeling van het voorstel in de Raadswerkgroep lijkt een meerderheid van de lidstaten het doel van het voorstel te kunnen steunen. Op dit moment maakt Nederland onderdeel uit van een groep van lidstaten die evenals Nederland kritisch staan tegenover een aantal voorstellen waarop de Commissie invulling wenst te geven aan haar bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen, alsmede het voorstel om voor onbepaalde tijd de Commissie de bevoegdheid te verlenen voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen. Deze groep van lidstaten staat eveneens kritisch tegenover de voorstellen die leiden tot extra uitvoeringskosten, maar ook ten aanzien van de verzwaring van de administratieve lasten voor de agrarische sector.

Het Europees Parlement heeft nog geen formeel standpunt ingenomen over dit voorstel. Petros Kokkalis van de fractie GUE/NGL is namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling rapporteur over het voorstel.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid positief. De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU op artikel 338, lid 1 VWEU. Op grond van dit artikel nemen de Raad en het Europees Parlement volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aan voor de opstelling van statistieken wanneer dat voor de vervulling van de taken van de Europese Unie nodig is. Dit is volgens het kabinet de juiste rechtsgrondslag. Er is hierbij sprake van een gedeelde bevoegdheid van de EU en lidstaten (artikel 4, lid 1, VWEU).

b) Subsidiariteit

Het subsidiariteitsoordeel is positief. Het doel van de verordening is het herzien en aanvullen van de bestaande gemeenschappelijke voorschriften over het verzamelen en opstellen van Europese landbouwstatistieken. Omdat het gaat over de productie van geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken voor onder meer het gemeenschappelijk landbouwbeleid, kan dit niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt en kan dit volgens het kabinet beter op EU-niveau worden verwezenlijkt. Bovendien kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving alleen op EU-niveau plaatsvinden. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.

c) Proportionaliteit

Het oordeel ten aanzien van de proportionaliteit is positief, met kanttekeningen. Het kabinet steunt de herziening van het Europees systeem van landbouwstatistieken en het stroomlijnen van de regelgeving op het terrein van landbouwstatistieken, teneinde in de huidige en toekomstige behoeften aan landbouwstatistieken te kunnen voorzien. Het kabinet is van mening dat een verordening het juiste instrument is, aangezien hierdoor in de gehele Europese Unie hetzelfde kader kan gelden, zodat de productie van kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare landbouwstatistieken op EU-niveau kan worden gegarandeerd. Daarnaast is het kabinet van mening dat de voorgestelde maatregelen in algemene zin een nuttige bijdrage leveren aan de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Het kabinet plaatst echter kanttekeningen tegenover de wijze waarop de Commissie uitvoering aan de verordening wenst te geven. De Commissie eigent zich volgens het kabinet met de huidige voorstellen een te ruime bevoegdheid toe om door middel van gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen, zonder een duidelijke afbakening van de reikwijdte, alle op basis van deze verordening daadwerkelijk te verzamelen gegevens te wijzigen, aan te vullen en nader uit te werken, alsmede alle toekomstige voorgestelde adhoc gegevensverzamelingen vast te stellen.

Daarnaast is het kabinet bezorgd over een mogelijke verzwaring van de administratieve lastendruk. Het onderhavige voorstel is onder het REFIT-programma gepresenteerd, waarbij de verwachting is gewekt dat er met dit voorstel sprake zou zijn van een vermindering van de informatieverplichtingen, ten opzichte van de huidige situatie. Op basis van het huidige voorstel lijken de effecten van stroomlijning ongedaan te worden gemaakt, omdat de informatieverplichtingen toenemen. Vanwege bovenstaande vreest het kabinet voor een verzwaring van de administratieve lastendruk die verder gaat dan noodzakelijk.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie heeft voor de periode 2021–2027 een bedrag van 9,5 miljoen euro gereserveerd in rubriek 7 administratie van het meerjarig financieel kader 2021–2027 (MFK) voor personele middelen en andere administratieve uitgaven. Op termijn wil de Commissie het aantal FTE met 14 uitbreiden.

Het voorstel omvat bepalingen dat de Commissie de lidstaten een financiële bijdrage kan verlenen in de vorm van een subsidie, volgens de vigerende EU-regels, in de kosten voor de uitvoering van gegevensverzamelingen op adhoc basis. De Commissie geeft aan dat maximaal 90% van de subsidiabele kosten voor de uitvoering van de ad hoc gegevensverzameling worden betaald uit de EU-begroting. De bedragen voor co-financiering die de lidstaten van de Unie kunnen ontvangen zijn thans niet bekend omdat de Commissie hiervoor nog geen middelen in haar begroting heeft opgenomen.

Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast is Nederland kritisch op de uitbreiding van het aantal FTE. Dit is niet in lijn met de afspraken om efficiënt om te gaan met de beperkte middelen voor administratieve uitgaven en moet dan ook elders worden gecompenseerd.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden

Het onderhavige voorstel is een kaderverordening en beschrijft op hoofdlijnen de doelstellingen. De daadwerkelijk gegevensverzameling van de landbouwstatistieken staan in de kaderverordening slechts summier beschreven. In de verordening worden slechts de onderwerpen en de gedetailleerde onderwerpen aangegeven waarover in de toekomst gegevensverzameling moet plaatsvinden. De concrete invulling hiervan zal plaatsvinden in nadere regelgeving.

Om aan de verplichtingen te voldoen zoals ze in deze versie van het voorstel staan weergegeven is de voorlopige inschatting dat dit voor het CBS in 2023 en 2024 een initiële investering van circa € 1,3 miljoen zou kunnen vergen, en dat vanaf 2023 jaarlijks een structurele investering van € 1,3 miljoen nodig zou kunnen zijn.

De genoemde bedragen zijn exclusief de omvang van de kosten als gevolg van de voorgestelde verhoging van de leveringsfrequentie van de statistieken van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw, van eens in de vijf jaar naar jaarlijks. Het kabinet zal in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 een plan van aanpak opstellen in overleg met de bij het Uitvoeringsprogramma betrokken partijen en andere relevante partijen om de digitalisering van de gewasbeschermingsmonitor ter hand nemen. Hierin wordt ook de toezegging aan de Tweede Kamer meegenomen, namelijk door het opnemen van de reeds verplichte registratie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door de agrarische ondernemer.

Hierbij zal het principe van eenmalige aanlevering/verzameling van gegevens en meervoudig6 gebruik, als uitgangspunt worden gehanteerd en zal gezocht worden naar het creëren van meerwaarde voor de agrarische ondernemer, de agrarische sector, de overheid, e.d. Er zal in dit plan van aanpak een inschatting worden gemaakt van de eenmalige en structurele kosten voor deze digitalisering.

Aan alle toekomstige voorgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen kunnen daarnaast additionele incidentele dan wel structurele uitvoeringskosten voor Nederland verbonden zijn, omdat de Commissie door middel van gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen tot een uitbreiding van de informatieverplichtingen kan besluiten.

De budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting dienen te worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels voor de budgetdiscipline. Bij de onderhandelingen in Brussel zal de Nederlandse inzet erop gericht zijn de kosten zo laag mogelijk te houden om het gestelde doel te bereiken.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Dit voorstel heeft geen financiële consequenties voor bedrijfsleven en de burger.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Hoewel het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) al statistische informatie over Europese landbouwstatistieken produceert en deze aan de Commissie (Eurostat) levert, leiden de onderhavige voorstellen vanwege de voorgestelde toekomstige uitbreidingen tot extra informatieverplichtingen voor het CBS aan de Commissie (Eurostat). De gevolgen van de verordening voor de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven kunnen op basis van het onderhavige voorstel nog niet worden geraamd, omdat dit voor een groot deel afhankelijk zal zijn van de toekomstige uitwerking van de gedelegeerde regelgeving. In dit kader dient wel opgemerkt te worden, dat in het geval de door de Commissie gevraagde informatie niet uit al beschikbare administratieve databronnen gehaald kan worden, maar moet worden ingewonnen op basis van enquêtes, het voorstel leidt tot een verzwaring van de administratieve lastendruk bij onder meer de agrarisch ondernemer en de indirecte activiteiten rond de agrarische sector.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Niet van toepassing

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Niet van toepassing

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

De Commissie stelt voor dat zij de bevoegdheid krijgt om gedelegeerde handelingen vast te stellen en op basis van de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast te stellen.

Op grond van artikel 5, lid 8, en artikel 6, lid 1 en 2, krijgt de Commissie de bevoegdheid om voor onbepaalde tijd gedelegeerde handelingen vast te stellen. De keuze voor gedelegeerde handelingen acht het kabinet voor de hand liggend, omdat deze bevoegdheid er toe strekt niet essentiële onderdelen, zoals de inhoud van bijlage I met name de daarin opgenomen onderwerpen en gedetailleerde onderwerpen te wijzigen en de verordening aan te vullen met andere onderwerpen en nieuwe gedetailleerde onderwerpen voor de toekomst van de landbouwstatistieken. Deze zijn bedoeld om rekening te houden met toekomstige behoeften aan gegevens die hoofdzakelijk voortkomen uit nieuwe ontwikkelingen in de landbouw, herziene wetgeving en veranderende beleidsprioriteiten. Een bevoegdheid voor de Commissie tot wijziging van het basisinstrument, waartoe ook de bijlage behoort, kan alleen via delegatie worden verleend.

De voorgestelde bevoegdheden om gedelegeerde handelingen vast te stellen zijn naar de mening van het kabinet echter onvoldoende afgebakend, zowel met betrekking tot de inhoud van de bevoegdheidsdelegatie als met betrekking tot de duur ervan.

Met betrekking tot de inhoud is het kabinet van mening dat de bevoegdheidsdelegatie, zoals voor het wijzigingen en het aanvullen van het toepassingsgebied en inhoud van de verordening, nog teveel open einden bevat. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat er in een bandbreedte wordt voorzien waarbinnen de Commissie de toegekende bevoegdheden moet uitoefenen. Op deze manier kan bijvoorbeeld beter worden gewaarborgd dat de Commissie bij de concretisering van de informatieverplichtingen eveneens rekening houdt met de noodzaak van de verplichtingen voor adequate beleidsvorming- en evaluatie, de administratieve lasten en de uitvoeringskosten. Met betrekking tot de duur kan het kabinet niet instemmen met de toekenning van de bevoegdheid voor onbepaalde tijd. Het kabinet zal pleiten voor toekenning voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden. Volgens het kabinet eigent de Commissie zich met de bovengenoemde voorstellen te ruime bevoegdheden toe en kan hier vooralsnog niet mee instemmen.

Daarnaast krijgt de Commissie op grond van artikel 5, lid 9 en artikel 6, lid 3 de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen. Deze ruime bevoegdheid om het aantal en de daadwerkelijk te verzamelen gegevens, en de toekomstige voorgestelde adhoc gegevensverzamelingen vast te stellen, beoordeelt het kabinet kritisch en kan hier vooralsnog niet mee instemmen.

Met betrekking tot een aantal onderdelen, bijvoorbeeld als het gaat om de beschrijving van de daadwerkelijk te verzamelen gegevens, vraagt het kabinet zich af of gedelegeerde handelingen niet meer voor de hand zouden liggen, omdat het daarbij lijkt te gaan over de vaststelling van nadere, aanvullende regels die voortbouwen op de inhoud van de basishandeling en niet zozeer op de uitvoering volgens eenvormige voorwaarden.

Daarnaast bevat het voorstel verschillende bevoegdheden voor de Commissie om op grond van uitvoeringshandelingen de frequentie (artikel 7), de referentieperiode (artikel 9) van de leveringsverplichtingen, kwaliteitsnormen (artikel 10), en indien nodig de voor de lidstaten geldende afwijkingsbepalingen (artikel 13) vast te stellen. Het kabinet kan instemmen met de keuze voor deze uitvoeringsbevoegdheden omdat deze erop gericht zijn uniforme voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de verordening.

Ook voor deze voorgestelde uitvoeringshandelingen is de reikwijdte van de toekomstige verplichtingen nog niet bekend en onvoldoende afgebakend. Hierdoor bestaat er onzekerheid en bezorgdheid over de mogelijke gevolgen voor de uitvoeringskosten en administratieve lasten. De bezorgdheid richt zich dan vooral op de hoeveelheid en de mate van detaillering van de toekomstige informatieverplichtingen die via uitvoeringshandelingen worden vastgesteld.

De huidige voorstellen geven de Commissie volgens het kabinet hier te ruime bevoegdheden en biedt onvoldoende waarborg aan het CBS als nationale instantie die met de uitvoering van deze verordening is belast.

De keuze voor de onderzoeksprocedure bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen acht het kabinet daarbij geschikt omdat het onder de artikelen 7, 9 en 10 gaat om handelingen van algemene strekking (zie art. 2, lid 2, onder a van Verordening 182/2011 (de comitologieverordening)). Voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen onder artikel 13 gaat het om afwijkingen voor individuele lidstaten en ligt ook daarvoor de onderzoeksprocedure voor de hand, omdat afwijkingsbepalingen voor individuele lidstaten of een groep van individuele lidstaten mogelijk gevolgen kan hebben voor de uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. Gelet op die eventuele gevolgen van afwijkingen voor individuele lidstaten, is het voor de uniformiteit van de verordening wenselijk dat het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten daarover kan stemmen in het kader van de onderzoeksprocedure.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Deze verordening treedt in werking op de 20e dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Voor Nederland is dat haalbaar.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Geen

e) Constitutionele Toets

Niet van toepassing

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

In artikel 4 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek is bepaald dat het CBS op nationaal niveau belast is met de productie van statistieken ter uitvoering van bindende rechtshandelingen van de Europese Unie. Het CBS dient de statistische resultaten in bij de Commissie (Eurostat). De onderhavige voorstellen leiden vanwege de voorgestelde uitbreidingen tot extra rapportageverplichtingen voor het CBS aan de Commissie (Eurostat). Als gevolg hiervan kan de verordening niet zonder additionele initiële en structurele financiering door het CBS worden uitgevoerd. Het is verder mogelijk dat er voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) uitvoeringsimplicaties kunnen voortkomen als gevolg van de onderhavige voorstellen (incl. toekomstige uitvoeringshandelingen van de Commissie).

Daarnaast dient te worden opgemerkt dat er met betrekking tot een aantal statistieken7 die momenteel door het onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research worden samengesteld, aanvullende werkafspraken moeten worden gemaakt tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.


X Noot
1

Verordening (EU) 2018/1091 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 betreffende geïntegreerde landbouwstatistieken en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1166/2008 en (EU) nr. 1337/2011 (PB L 200 van 7.8.2018, blz. 1–29).

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 1165/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende vee- en vleesstatistieken en houdende intrekking van Richtlijnen 93/23/EEG, 93/24/EEG en 93/25/EEG van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 1–13).

Verordening (EG) nr. 543/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende gewasstatistieken en houdende intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 837/90 en (EEG) nr. 959/93 van de Raad (PB L 167 van 29.6.2009, blz. 1–11).

Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende statistieken over pesticiden (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 1–22).

Richtlijn 96/16/EG van de Raad van 19 maart 1996 betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelprodukten (PB L 78 van 28.3.1996, blz. 27–29).

X Noot
3

Op dit moment zijn de statistieken over dierlijke mest en de mineralenbalans (beiden uit het domein voedingsstoffen voor gewassen en gewasbescherming), de statistieken over consumptie-eieren (domein dierlijke productie), gewas- (ook wel voorzienings-) balansen (domein gewasproductie), het volledige domein prijzen van agrarische input en output én de statistieken over kunstmest (domein voedingsstoffen voor gewassen en gewasbescherming), niet verplicht.

X Noot
4

Zie voor een omschrijving van de stappen onder 2a, inhoud voorstel.

X Noot
5

Zie Kamerstukken over gewasbeschermingsmiddelenbeleid respectievelijk Kamerstuk 27 858, nrs. 429 en 512.

X Noot
6

Burgers en bedrijven worden maar eenmaal verzocht gegevens aan te leveren en deze worden hergebruikt. Daarnaast worden gegevens door de overheid maar één keer in het veld verzameld en meervoudig gebruikt.

X Noot
7

Het betreft de statistieken over bruto binnenlandse productie van runderen (domein dierlijke productie), de voorzieningsbalansen van granen en oliehoudende zaden (domein gewasproductie), het volledige domein prijzen én de statistieken over kunstmest (domein voedingsstoffen en gewasbescherming).

Naar boven