Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 22112 nr. 2500 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 22112 nr. 2500 |
Vastgesteld 5 maart 2017
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 12 december 2017 over de reactie op verzoek commissie over het fiche: Aanpassing verordening statuut en financiering Europese politieke partijen (Kamerstuk 22 112, nr. 2416) (Kamerstuk 22 112, nr. 2441).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 januari 2018 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 2 maart 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Roovers
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de aanpassing van de verordening inzake het statuut en financiering Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. Graag willen zij enkele opmerkingen maken en de regering een aantal vragen stellen.
Allereerst merken de leden van de VVD-fractie op dat zij principiële bezwaren hebben tegen de huidige verordening. In algemene overleggen die hebben plaatsgevonden is dat ook naar voren gebracht. Het is dan ook goed dat de Nederlandse regering in 2014 tegen de verordening heeft gestemd. Thans ligt er een wijziging van het statuut voor. Hoe is het mogelijk dat er nu een voorstel tot wijziging van de verordening ligt, terwijl deze nog moet worden geëvalueerd? Kan de regering nader ingaan op de tekortkomingen van de verordening? Hoe groot is de omvang van de geconstateerde fraude? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering. Hoewel deze leden tegen de huidige verordening blijven, zijn zij uiteraard wel voor het verbeteren van de bestrijding van het misbruik van subsidies.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche over de Aanpassing verordening statuut en financiering Europese politieke partijen. Deze leden onderschrijven de doelstelling van de wijziging van de huidige verordening, voor zover die ertoe strekt de transparantie te versterken en mogelijke fraude met Europese subsidies tegen te gaan.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche aangaande de aanpassing van de verordening statuut en financiering Europese politieke partijen. Zij steunen het doel onrechtmatig gebruik van financiering te voorkomen en transparantie te versterken. Ook vinden zij het van belang dat kleine partijen kunnen deelnemen aan het Europese politieke proces om zo de pluriformiteit van het stelsel te waarborgen, zonder dat er misbruik van datzelfde stelsel gemaakt wordt. De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet hun standpunt deelt. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie merken op dat het onderhavige voorstel in de Raadswerkgroep AZ op 13 oktober besproken is, en dat er een eerste gedachtewisseling geweest is tussen de lidstaten. Kan de Minister uiteenzetten wat de positie is van andere lidstaten op dit voorstel? Is het voorstel inmiddels opnieuw besproken in de raadswerkgroep, en is daarbij ook het standpunt van het Europees Parlement (EP) in de vorm van het in commissieverband aangenomen rapport van Rainer Wieland en Mercedes Bresso meegenomen? Hoe is er in de Raad gereageerd op het rapport van de Europarlementariërs? Hoe kijkt het kabinet aan tegen de verschillende amendementen aangenomen door het EP, zoals het voorstel om het Europees OM uit te nodigen fraude met subsidies te onderzoeken? Hoe duidt de Minister het voorstel van de financieringsverdeelsleutel die het EP voorstelt, namelijk 10% evenredig voor alle partijen en 90% naar grootte?
De leden van de D66-fractie staan positief tegenover de aspecten die zien op bestrijding van fraude met EU subsidies. Zij vinden het belangrijk oneigenlijk gebruik van gelden te bestrijden, zoals de mogelijkheid voor leden van het Europees Parlement lid te zijn van meerdere partijen waardoor deze partijen meer subsidie ontvangen. Wel vragen zij zich af of herziening van de verordening op dit moment al aan de orde moet zijn, voordat de eerdere verordening geëvalueerd is. Deze leden merken op dat in het BNC-fiche vermeld staat dat Nederland om verduidelijking van de Europese Commissie zal vragen waarom voor deze vorm gekozen is en wat de te verwachten effecten zijn van de maatregelen. Wanneer is de Minister van plan dit te gaan doen? Heeft dit in de tussentijd al plaatsgevonden? Wat was de uitkomst hiervan?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennis genomen van het BNC-fiche Aanpassing verordening statuut en financiering Europese politieke partijen. Deze leden hebben nog een aantal vragen aan de regering.
De leden van de fractie van de SP hebben met verbazing kennisgenomen van het voorstel voor aanpassing van het Statuut Europese politieke partijen. Deze leden zien dit als een verregaande en ongeoorloofde ingreep van de Europese Commissie in onze nationale democratie. Graag horen zij van de regering hoe zij zich heeft verzet tegen de komst van dit Statuut. De genoemde reden voor de aanpassing van het Statuut is dat subsidie niet bedoeld is om «de zakken van de anti-Europese extremisten te vullen». Erkent de regering dat deze reden ronduit wanstaltig is? Zo nee, waarom niet? De zogenoemde «waardentoets» is volgens deze leden altijd een politieke overweging. Is de regering dat met deze leden eens? De leden van de SP-fractie gaan niet akkoord met de voorwaarden aan kieslijst of logo.
De leden van de fractie van de SP zijn van mening dat de inrichting van onze democratie een aangelegenheid is van ons eigen land. De leden van het Europees Parlement vertegenwoordigen de kiezers van hun land. Zij vinden het vreemd dat er gesproken wordt over het bestaan van «Europese politieke partijen» terwijl die helemaal niet bestaan. De gedachte gaat uit van de idee van één Europees volk en één Europese staat, wat geen recht doet aan de politieke werkelijkheid. Erkent de regering dit?
De leden van de SP-fractie vragen waarom deze voorstellen nu weer voor liggen, hoewel Nederland eerder al tegen de verordening heeft gestemd. Waarom legt de regering zich neer bij dit voorstel? Kan de regering aangeven wanneer ons land de zeggenschap over de eigen democratie heeft opgegeven? Welk Europees verdrag geeft de Commissie het recht om op basis van meerderheidsbesluitvorming een land op te leggen kieslijsten toe te staan in haar nationale kiesproces? Kan de regering dat uitgebreid uitleggen?
Welke mogelijkheden ziet de regering om als land niet mee te doen aan deze Europese kieslijsten? Welke rol kan in dit verband de Kiesraad spelen, die bepaalt welke partijen wel of niet op het stembiljet komen? Erkent de regering dat het toelaten van partijen of lijsten een nationale competentie is? Welke mogelijkheden heeft de Tweede Kamer om Nederlanders die via een Europese kieslijst – en daarmee gekozen in ándere lidstaten dan de onze – via het onderzoek naar de geloofsbrieven niet toe te laten tot het Europees Parlement? Op welke wijze kan de Nederlandse Kiesraad, die bepaalt welke Nederlanders gekozen zijn op basis van de uitslag in Nederland, goed onderzoeken of een Nederlander die gekozen wordt met stemmen uit andere lidstaten rechtmatig gekozen is? De leden van de SP-fractie horen graag hoe de Kiesraad moet bepalen of leden op een Europese lijst voldoen aan de voorwaarden om deel te kunnen nemen aan het democratisch proces.
De leden van de Tweede Kamerfracties van de ChristenUnie en de SGP hebben met belangstelling kennis genomen van de brief van de Minister van Buitenlandse zaken en het door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen opgestelde fiche «Aanpassing verordening statuur en financiering Europese politieke partijen». Deze leden hebben op een aantal punten behoefte aan een nadere toelichting.
De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP hechten evenals het kabinet grote waarde aan de onafhankelijke positie van politieke partijen, een pluriforme democratie en participatie van burgers in de democratie. Terecht stelt het kabinet dat er binnen een goed democratisch stelstel aandacht is voor de positie van minderheden en er ruimte is voor afwijkende geluiden. Deze leden onderschrijven dan ook het uitgangspunt dat eventuele aanpassingen van het statuut voor Europese politieke partijen moeten worden getoetst aan deze kaders.
De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP onderschrijven de kritiek van het kabinet op de wijze waarop de Commissie de wijzigingen in de verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen uitwerkt. Kan voor elk van de zes bij «Beoordeling» genoemde punten aangegeven worden wat de huidige stand van zaken is en of er, bijvoorbeeld door het Europees Parlement wijzigingen in het voorstel zijn aangebracht? Kan de regering aangeven wat er precies gewijzigd is in het voorstel?
Deze fracties zijn met het kabinet van mening dat deze voorgestelde aanpassing prematuur is. Is de constatering juist dat volgens de regering de plannen van de Commissie zijn gepresenteerd, voordat de eerste effecten van de huidige verordening zichtbaar werden? Is dat wel logisch? Waarom is niet eerst voorzien in een evaluatie van de huidige verordening, voordat er nieuwe plannen worden gepresenteerd?
Ziet de Minister ook alternatieven voor de voorstellen van de Commissie om transparantie te vergroten en rechtmatige besteding van de middelen te bevorderen, die minder rigoureus zijn, zo vragen de leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP. Welke wegen staan nog open om dit voorstel van de Commissie aan te passen?
Verlaging medefinancieringsdrempel
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader in te gaan op de achtergrond van het voorstel om de medefinancieringsdrempel te verlagen. In hoeverre zijn er problemen bij de huidige drempel?
Voorgesteld wordt nationale partijen te verplichten om op hun website een logo van een Europese partij en informatie over genderverdeling te plaatsen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering er zich maximaal voor in te zetten dat deze verplichtingen niet in de verordening worden opgenomen. Hoe schat de regering die kansen in? Hoe zijn die voorstellen door de verschillende lidstaten ontvangen?
De leden van de D66-fractie merken op dat het kabinet voorstander is van voorstellen die de transparantie verhogen. In verordening 1141/2014 zijn hieromtrent regels opgenomen als het gaat om transparantie van donaties aan Europese politieke partijen, zie bijvoorbeeld artikel 20 van die verordening. Zijn er hieromtrent wijzigingen aan de orde in de nieuwe verordening? Is de Minister van mening dat het huidige systeem voldoet als het gaat om transparantie van donaties?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af waarom er in het voorstel gekozen is om de medefinancieringsdrempel te verlagen van 15 procent naar 10 procent. De regering stelt in haar brief positief tegenover dit voorstel te staan. De aan het woord zijnde leden zouden graag een nadere toelichting op dit standpunt van de regering ontvangen en ook zijn zij benieuwd naar de concrete effecten voor Europese politieke partijen van dit voorstel.
Aanpassing verdeelsleutel
De leden van de VVD-fractie vragen wat de achtergrond is van het voorstel om de verdeelsleutel van de subsidie aan te passen. Welke problemen zijn er? In het kader van de verdeelsleutel vragen de leden van de VVD-fractie de regering in te gaan op het krachtenveld. Hoe wordt dat voorstel door de verschillende lidstaten ontvangen?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe een wijziging van de verdeelsleutel mogelijke fraude met Europese subsidies tegengaat.
Deze leden onderschrijven het standpunt van de regering dat het Nederlandse politieke stelsel zich kenmerkt door laagdrempeligheid om deel te kunnen nemen aan het politiek proces. Met de regering vinden de leden van de CDA-fractie het van groot belang dat zowel kleinere als grotere fracties op een zo laagdrempelig mogelijke wijze en onder dezelfde condities kunnen deelnemen aan het Europese politiek proces. Deelt de regering de opvatting van deze leden dat voor subsidiëring van Europese politieke partijen objectieve criteria behoren te gelden, zodat niet de schijn wordt gewekt dat het subsidie-instrument wordt gebruikt om onwelgevallige standpunten te bestrijden?
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet graag zou zien dat subsidie verdeeld zou worden op basis van het aantal natuurlijke personen dat lid is van de nationale partijen die (op hun beurt weer) lid zijn van de Europese politieke partijen. De aan het woord zijnde leden vragen de Minister of zij dit voorstel inmiddels geagendeerd heeft bij Europese collega’s en of zij verwacht dat dit enige kans van slagen heeft?
De fractie van GroenLinks hecht veel waarde aan het feit dat ook kleinere politieke partijen die in een parlement vertegenwoordigd zijn voldoende financiële middelen hebben om hun volksvertegenwoordigende taak zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren. Deze leden vragen hoe de regering aankijkt tegen de aanpassing van de 15/85 verdeling naar een 5/95 verdeling en wat de effecten voor kleinere politieke partijen zijn.
De leden van deze fracties van de ChristenUnie en de SGP constateren dat de verdeelsleutel fors is veranderd. Kan de regering inzicht geven in de precieze gevolgen van deze wijziging van de verdeelsleutel voor de verschillende politieke partijen? Klopt het dat dit voor een aantal Europese politieke partijen zou kunnen leiden tot een daling van de subsidie van tientallen procenten?
De Commissie stelt onder andere voor dat alleen politieke partijen nog mee tellen voor de registratie van een Europese politieke partij. Onafhankelijke volksvertegenwoordigers worden derhalve uitgezonderd. De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP vinden dit voorstel zeer problematisch. Zij vinden het begrijpelijk als financiering op basis van dubbellidmaatschappen, waarbij individuele politici waarvan de partij al is aangesloten bij een Europese partij meewerken aan de oprichting van een andere Europese partij, wordt uitgesloten. Dit voorstel strekt echter veel verder en maakt het voor onafhankelijke volksvertegenwoordigers onmogelijk om een nieuwe Europese partij te beginnen. Dit terwijl het uitgangspunt is dat Europese partijen electorale aanhang kunnen tonen en dat partijstructuren op zichzelf dat niet aantonen. Vindt de regering dit met onze fracties een te vergaande inperking van de laagdrempelige toegang van het Europese politieke bestel?
Klopt het dat de Commissie lidmaatschap van onafhankelijke Europarlementariërs wel meerekent voor de financiering van Europese partijen, maar niet voor de registratie van een Europese partijen, zo vragen deze leden. Is de Minister met de fracties van ChristenUnie en SGP van mening dat het onwenselijk is dat op deze wijze de registratie van nieuwe Europese partijen door onafhankelijke Europarlementariërs onmogelijk wordt gemaakt? Wat kan Nederland doen om dit te voorkomen, zo vragen de leden van de fracties van ChristenUnie en SGP. Is de Minister met deze leden van mening dat Europarlementariërs een eigen mandaat hebben en dat dit electorale mandaat moet gelden voor zowel de registratie als de financiering van Europese partijen? Is de Minister bereid om alternatieve voorstellen aan de Raad voor te leggen, waarbij de mogelijkheid van misbruik van financiering wordt uitgesloten, zonder de pluriformiteit van de Europese democratie te schaden, zo vragen deze leden.
De Minister stelt dat Nederland het van groot belang vindt dat zowel kleinere als grotere partijen op een zo laagdrempelig mogelijke wijze en onder dezelfde condities kunnen deelnemen aan het Europese politieke proces. De leden van de fracties van de ChristenUnie en SGP onderschrijven dit en verzoeken de Minister nader toe te lichten wat dit betekent voor de houding van Nederland ten opzichte van dit voorstel van de Commissie. Begrijpen deze leden het goed, dat de Minister van mening is dat ook onafhankelijke volksvertegenwoordigers mee moeten blijven tellen voor de registratie van een Europese politieke partij? Is het niet mogelijk – in plaats van onafhankelijke vertegenwoordigers automatisch uit te sluiten – te komen tot een regel dat elke parlementariër maximaal één keer mee kan tellen bij de steun voor de registratie van een politieke partij, ongeacht of hij of zij aangesloten is bij een politieke partij? Is er anders geen sprake van strijd met het principe van gelijke behandeling van politici?
Klopt het dat het voorstel van de Commissie ook automatisch betekent dat op EU-niveau door de Authority beslist gaat worden welke nationale/regionale partijen in de lidstaten op Europees niveau erkend worden als politieke partij, nu nationale en of regionale partijstructuren een vereiste zijn voor het oprichten van een Europese partij? Is de Minister met de leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP van mening dat het onwenselijk is dat de Authority zich op deze wijze mengt in nationale politieke structuren?
Inzet van de regering
De leden van de VVD-fractie naar de inzet van de Nederlandse regering in de Europese Raad ten aanzien van onderhavige voorstel om de verordening statuut en financiering Europese politieke partijen aan te passen.
Tijdpad
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie nog naar het tijdpad aangaande deze verordening. Is de Minister van mening dat de herziening van deze verordening nog voor de Europese parlementsverkiezingen van 2019 rond kan zijn?
Inleiding
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de inbreng van de leden van de fracties van de VVD, CDA, D66, GroenLinks, SP, ChristenUnie en SGP. Ik beantwoord de vragen zoveel mogelijk op volgorde van het verslag.
Algemeen
Vragen
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het mogelijk is dat er nu een voorstel tot wijziging van de verordening ligt, terwijl deze nog moet worden geëvalueerd. In het verlengde hiervan vragen zij of de regering kan ingaan op de tekortkomingen van de verordening en naar de omvang van de geconstateerde fraude. De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP vragen in dit kader of de constatering juist is dat de plannen van de Commissie zijn gepresenteerd, voordat de eerste effecten van de huidige verordening zichtbaar werden. Zij vragen zich af of dit wel logisch is en waarom niet eerst is voorzien in een evaluatie van de huidige verordening, voordat nieuwe plannen zijn gepresenteerd. Ook de leden van de D66-fractie vragen zich af of herziening van de verordening op dit moment al aan de orde moet zijn, voordat de eerdere verordening geëvalueerd is. De leden van de SP-fractie vragen waarom deze voorstellen nu voor liggen, hoewel Nederland eerder al tegen de verordening heeft gestemd. Waarom legt de regering zich neer bij dit voorstel?
Beantwoording
In de Verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (verder: de verordening) is bepaald dat het Europees Parlement, na raadpleging van de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (verder: de Autoriteit), uiterlijk halverwege 2018 een verslag over de toepassing van deze verordening en over de gefinancierde activiteiten publiceert. De Commissie heeft in haar verslag over de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2014 geconcludeerd dat «er meer moest worden gedaan om de deelname van de burgers aan de verkiezingen en de inclusiviteit van de verkiezingen te bevorderen, de Europese dimensie van het politieke debat te versterken, de trend van lage opkomsten te keren, de democratische legitimiteit van het besluitvormingsproces in de EU verder te versterken, de banden tussen nationale en Europese partijen te verduidelijken en de politieke verantwoording te stimuleren». De Commissie stelt dat er mazen in de huidige regels zijn en het Europees Parlement en enkele Europese politieke partijen hebben daarom aangedrongen op «verbetering en aanpassing van de regels». Dit gaat volgens de Commissie primair om het gegeven dat de huidige regels vatbaar zijn voor misbruik waar het gaat om de vraag wie de registratie van een Europese politieke partij kan steunen. Waar in de eerste jaren na de introductie van de subsidiëring voor Europese politieke partijen de meeste gesubsidieerde partijen bestonden uit nationale partijen uit dezelfde fractie, zijn er de laatste jaren diverse verschillende Europese politieke partijen opgericht die vooral uit afzonderlijke politici bestaan en/of worden gedomineerd door één of twee nationale politieke partijen. Zo kan het voorkomen dat verschillende leden van dezelfde nationale partij steun verlenen aan meer dan één Europese politieke partij.
Het kabinet is met de leden van de fracties van de VVD, D66, de ChristenUnie en de SGP van mening dat idealiter de evaluatie van de verordening in 2018 zou zijn afgewacht, alvorens wijziging van de verordening aan de orde zou zijn. In het kabinetsstandpunt heeft het kabinet daarom de positie ingenomen dat de voorgestelde aanpassing van de verdeelsleutel prematuur is.1 Het kabinet heeft dit tijdens de besprekingen in raadsverband kenbaar gemaakt. Tijdens deze besprekingen is echter gebleken dat een meerderheid van de raad geen zwaarwegende bezwaren tegen het behandelen van een voorstel tot wijziging van de verordening heeft voordat deze geëvalueerd is. Dit betekent echter niet, zoals de leden van de SP-fractie veronderstellen, dat het kabinet zich heeft neergelegd bij het door de Commissie gedane voorstel.
Vragen
De leden van de SP-fractie hebben aangegeven met verbazing kennis te hebben genomen van het voorstel voor aanpassing van het Statuut Europese politieke partijen. Zij vernemen graag van de regering hoe zij zich heeft verzet tegen de komst van dit statuut. De leden van de SP-fractie merken tevens op dat zij de genoemde reden dat de subsidie niet bedoeld is om de «zakken van de anti-Europese extremisten te vullen» wanstaltig vinden. Zij vragen of de regering dit wil erkennen. Voorts vragen de leden van de SP-fractie of de regering het met hen eens is dat de zogenoemde waardentoets volgens deze leden altijd een politieke overweging is. Ook merken de leden van de SP-fractie in dit kader op dat zij het vreemd vinden dat er wordt gesproken over het bestaan van «Europese politieke partijen» terwijl die naar hun mening helemaal niet bestaan. Zij stellen dat deze gedachte uitgaat van de idee van één Europees volk en één Europese staat, hetgeen geen recht zou doen aan de politieke werkelijkheid en zij vragen of de regering dit erkent.
Beantwoording
Het statuut voor een verordening voor Europese politieke partijen is in 2014 in werking getreden. Het toenmalige kabinet heeft het Nederlandse standpunt over het toenmalige voorstel uitvoerig over het voetlicht gebracht, zowel bij de Commissie, als in het Europees Parlement, als bij de andere lidstaten. Vanwege de principiële bezwaren tegen de toetsing van de Europese waarden heeft Nederland destijds tegen het oorspronkelijke voorstel voor de verordening gestemd. Voor een meer uitgebreide beschrijving van de destijds gehanteerde werkwijze verwijs ik naar de Kamerbrieven en de verslagen van een tweetal Algemene Overleggen in deze periode, waar deze werkwijze uitvoerig is toegelicht. Dat geldt ook voor de zogeheten waardentoets. Gelet op het feit dat een aanpassing van deze toets geen deel uitmaakt van het nu voorliggende wijzigingsvoorstel acht ik het niet opportuun om hier nu nader op in te gaan.
De term Europese politieke partij wordt in de verordening gebruikt om te definiëren wat op basis van deze verordening een Europese politieke partij is die voor registratie in aanmerking komt. Naar het oordeel van het kabinet moet dit worden gezien als een technische definitie, die noodzakelijk is om tot een afbakening van het begrip Europese politieke partij te komen.
Kiesakte en transnationale lijsten
Vragen
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen gesteld die niet direct over het voorstel tot wijziging van de verordening voor Europese politieke partijen gaan, maar die betrekking hebben op de vigerende besprekingen over de Kiesakte voor het Europees Parlement en de transnationale lijsten. Dit gaat om de volgende vragen:
– Kan de regering aangeven wanneer ons land de zeggenschap over de eigen democratie heeft opgegeven?
– Welk verdrag geeft de Commissie het recht om op basis van meerderheidsbesluitvorming een land op te leggen kieslijsten toe te staan in haar nationale kiesproces?
– Kan de regering dat uitgebreid uitleggen?
– Welke mogelijkheden ziet de regering om als land niet mee te doen aan deze Europese kieslijsten?
– Welke rol kan in dit verband de Kiesraad spelen, die bepaalt welke partijen wel of niet op het stembiljet komen?
– Erkent de regering dat het toelaten van partijen of lijsten een nationale competentie is?
– Welke mogelijkheden heeft de Tweede Kamer om Nederlanders die via een Europese kieslijst – en daarmee gekozen in ándere lidstaten dan de onze – via het onderzoek naar de geloofsbrieven niet toe te laten tot het Europees Parlement?
– Op welke wijze kan de Nederlandse Kiesraad, die bepaalt welke Nederlanders gekozen zijn op basis van de uitslag in Nederland, goed onderzoeken of een Nederlander die gekozen wordt met stemmen uit andere lidstaten rechtmatig gekozen is?
– De leden van de SP-fractie horen graag hoe de Kiesraad moet bepalen of leden op een Europese lijst voldoen aan de voorwaarden om deel te kunnen nemen aan het democratisch proces.
Beantwoording
Er is thans geen sprake van dat aan de verkiezingen voor de leden van het Europees Parlement deel kan worden genomen met Europese kieslijsten. Het toelaten van partijen – meer precies: de registratie van de aanduiding van een politieke groepering – alsmede het beoordelen of de ingeleverde kandidatenlijsten aan de vereisten voldoen is een taak van de Kiesraad, in zijn hoedanigheid als centraal stembureau voor de EP-verkiezingen. Wel is het zo dat er door Frankrijk voorstellen zijn gedaan voor de introductie van zogenaamd transnationale lijsten. Voorzien was dat deze besproken zouden worden tijdens de informele Europese Raad van 23 februari a.s. Op 7 februari j.l. is echter in het Europees Parlement een voorstel voor het introduceren van transnationale lijsten verworpen. Wat dit betekent voor het Franse voorstel is op dit moment niet bekend.
Indien een Nederlander zijn passieve kiesrecht voor het Europese Parlement heeft uitgeoefend in een andere lidstaat en aldaar is verkozen, dan heeft de Kiesraad noch de Tweede Kamer betrokkenheid bij het onderzoek van de geloofsbrieven van die Nederlander en of hij of zij rechtmatig is verkozen. Er wordt alleen gekeken naar de personen die in Nederland zijn verkozen. Dat kunnen Nederlanders zijn, maar ook personen met de nationaliteit van een ander EU-lidstaat die in Nederland op een kandidatenlijst stonden.
Vragen
De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP onderschrijven de kritiek van het kabinet op de wijze waarop de Commissie de wijzigingen in de verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen uitwerkt. Kan voor elk van de zes bij «Beoordeling» genoemde punten aangegeven worden wat de huidige stand van zaken is en of er, bijvoorbeeld door het Europees Parlement wijzigingen in het voorstel zijn aangebracht? Kan de regering aangeven wat er precies gewijzigd is in het voorstel?
Beantwoording.
Het gaat om de volgende zes punten. Bij ieder punt geef ik kort weer wat het voorstel van de Commissie was, waarna ik vermeld of het Europees Parlement het voorstel van de Commissie nog heeft geamendeerd. Overigens is de specifieke bewoording van amendementen van het Europees Parlement te vinden op de site van het Europees Parlement.2
1. Alleen politieke partijen tellen nog mee voor de registratie van een Europese politieke partij. Onafhankelijke volksvertegenwoordigers worden derhalve uitgezonderd. Hierin zijn door het Europees Parlement geen wijzigingen ingebracht.
2. De medefinancieringsdrempel wordt verlaagd van 15% naar 10% voor Europese politieke partijen en 5% voor Europese politieke stichtingen.
Hierin zijn door het Europees Parlement geen wijzigingen ingebracht.
3. Nationale politieke partijen moeten om in aanmerking te komen voor Europese subsidies voor de Europese politieke partij verplicht het logo van de Europese partij op hun website hebben geplaatst gedurende ten minste 12 maanden voorafgaand aan hun aanvraag. Daarnaast dienen zij op hun website informatie betreffende de genderverdeling op te nemen van de kandidaten voor de meest recente verkiezingen van het Europees Parlement en de gekozen leden van het Europees Parlement. Na een amendement van het Europees Parlement heeft de Commissie het oorspronkelijke voorstel aangepast en de vereiste inzake de genderverdeling geschrapt.
4. De verdeelsleutel van de subsidie wordt aangepast. Momenteel wordt 15% van het beschikbare totaalbedrag verdeeld onder alle partijen met ten minste één zetel en ontvangt elk van deze partijen een evenredig deel hiervan. De overige 85% wordt verdeeld op basis van het aantal Europarlementariërs dat bij een partij is aangesloten. De Europese Commissie stelt voor om deze verdeelsleutel te veranderen van 15/85 in 5/95. Na een amendement van het Europees Parlement is het oorspronkelijke voorstel aangepast en is de verdeelsleutel veranderd in 10/90.
5. De registratie van een Europese politieke partij of Europese politieke stichting moet worden verbeterd en de registratie van een Europese politieke partij of Europese stichting die niet langer voldoet aan een of meerdere criteria moet ongedaan kunnen worden gemaakt. Hierin zijn door het Europees Parlement geen wijzigingen in aangebracht.
6. Het moet makkelijker worden om subsidie terug te vorderen indien deze onrechtmatig is besteed.
Verlaging medefinancieringsdrempel en transparantie giften
Vragen
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader in te gaan op de achtergrond van het voorstel om de medefinancieringsdrempel te verlagen. In hoeverre zijn er problemen bij de huidige drempel? De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af waarom er in het voorstel gekozen is om de medefinancieringsdrempel te verlagen van 15 procent naar 10 procent. De regering stelt in haar brief positief tegenover dit voorstel te staan. De aan het woord zijnde leden zouden graag een nadere toelichting op dit standpunt van de regering ontvangen en ook zijn zij benieuwd naar de concrete effecten voor Europese politieke partijen van dit voorstel.
Beantwoording
De Commissie heeft de volgende motivering voor de verlaging van de medefinancieringsdrempel aangedragen. Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen hebben moeite met het halen van de huidige medefinancieringsdrempel van 15%. De diensten van het Europees Parlement hebben in dit verband ook een aantal bedenkelijke praktijken geconstateerd: zo trachten sommige partijen naar de letter aan het medefinancieringscriterium te voldoen door het rondpompen van financiële middelen. Ten aanzien van de financiële capaciteit heeft de externe auditor van het parlement in het begrotingsjaar 2015 kanttekeningen geplaatst bij 8 van de 28 verslagen. Daaruit blijkt dat de eigen middelen van de begunstigden onvoldoende waren.
Het kabinet steunt de verlaging van de medefinancieringsdrempel omdat kleinere politieke partijen hiermee eenvoudiger toegang krijgen tot de financiële middelen die de verordening biedt. Naar het oordeel van het kabinet wordt de pluriformiteit van de Europese democratie zo versterkt. Bovendien zal verlaging van de medefinancieringsdrempel naar verwachting tot een daling van de administratieve lasten voor de politieke partijen leiden.
Vragen
De leden van de D66-fractie merken op dat het kabinet voorstander is van voorstellen die de transparantie verhogen. Zij vragen of er in het voorliggende voorstel wijzigingen zijn als het gaat om de regels over transparantie van donaties aan Europese politieke partijen. Voorts vragen zij of ik van mening ben dat het huidige systeem voldoet waar het gaat om transparantie van giften.
Beantwoording
In het voorliggende voorstel worden geen wijzigingen voorgesteld aangaande de regels over transparantie van donaties aan Europese politieke partijen. Bij de evaluatie van de verordening zal ook worden gekeken naar deze regelgeving, ik acht het niet opportuun om vooruitlopend op deze evaluatie hier een oordeel over te geven.
Aanpassing verdeelsleutel
Vragen
De leden van de VVD-fractie vragen wat de achtergrond is van het voorstel om de verdeelsleutel van de subsidie aan te passen. Welke problemen zijn er? In het kader van de verdeelsleutel vragen de leden van de VVD-fractie de regering in te gaan op het krachtenveld. Hoe wordt dat voorstel door de verschillende lidstaten ontvangen? De leden van de CDA-fractie vragen hoe een wijziging van de verdeelsleutel mogelijke fraude met Europese subsidies tegengaat. Daarnaast vragen deze leden of de regering hun opvatting deelt dat voor subsidiëring van Europese politieke partijen objectieve criteria behoren te gelden, zodat niet de schijn wordt gewekt dat het subsidie-instrument wordt gebruikt om onwelgevallige standpunten te bestrijden? De leden van de D66-fractie vragen of de Minister het voorstel om de subsidie ook te verdelen op basis van het aantal natuurlijke personen dat lid is van een Europese partij inmiddels heeft geagendeerd en of dit voorstel enige kans van slagen heeft. De fractie van GroenLinks vraagt hoe de regering aankijkt tegen de aanpassing van de 15/85 verdeling naar een 5/95 verdeling en wat de effecten voor kleinere politieke partijen zijn. De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP vragen of de regering inzicht kan geven in de precieze gevolgen van de voorgestelde wijziging van de verdeelsleutel voor de verschillende politieke partijen en of het klopt dat dit voor een aantal Europese politieke partijen zou kunnen leiden tot een daling van de subsidie van tientallen procenten.
Beantwoording
De Commissie geeft in haar voorstel aan dat zij een probleem met de evenredigheid van de ontvangen EU-financiering in relatie tot de vertegenwoordiging in het Europees Parlement heeft gesignaleerd. Op dit moment kan een Europese politieke partij een subsidieverzoek indienen indien zij ten minste één zetel in het Europees Parlement heeft. De administratieve diensten van het Europees Parlement en een aantal Europese politieke partijen hebben verzocht om deze drempel te verhogen naar drie zetels. Op deze manier zou misbruik van publieke middelen via eenmanspartijen kunnen worden voorkomen. De Commissie heeft in reactie op dit verzoek geconcludeerd dat dit voorstel juridische bezwaren in relatie tot de vrijheid van vereniging en gelijke kansen voor politieke partijen op zou roepen. Dit zou het pluralistische karakter van de Europese democratie aantasten. De Commissie heeft daarom een andere maatregel voorgesteld, die het gesignaleerde probleem naar haar oordeel aan zou kunnen pakken, namelijk het aanpassen van de verdeelsleutel van de subsidie. De voorgestelde verlaging van het vaste deel van de subsidie tot 5% zou bij moeten dragen aan een beter evenwicht en zo «een eerlijkere en betere afspiegeling van de electorale vertegenwoordiging in het parlement tot stand brengen». Op 21 november jl. heeft de Commissie Constitutionele Zaken van het Europees Parlement een amendement op het voorstel aangenomen waarin de verdeelsleutel wordt aangepast in een verhouding 90/10. Dit betekent dat het oorspronkelijke voorstel van 95/5 van tafel is. In onderstaande tabel wordt weergegeven welke gevolgen de aanpassing van de verdeelsleutel in zowel de verhouding 95/5 als de verhouding 90/10 zullen hebben.
Politieke partij |
Huidige subsidie |
95/5 |
% |
90/10 |
% |
---|---|---|---|---|---|
EVP |
8.893.000 |
8.893.000 |
100,00% |
8.893.000 |
100,00% |
PES |
6.941.145 |
6.941.145 |
100,00% |
6.941.145 |
100,00% |
ALDE |
2.468.649 |
2.506.086 |
101,52% |
2.496.566 |
101,13% |
Groenen |
1.865.999 |
1.850.933 |
99,19% |
1.858.466 |
99,60% |
ACRE |
2.468.649 |
2.524.483 |
102,26% |
2.496.566 |
101,13% |
European Left |
1.624.939 |
1.581.513 |
97,33% |
1.603.226 |
98,66% |
European Democratic Party |
552.500 |
552.500 |
100,00% |
552.500 |
100,00% |
European Free Alliance |
781.229 |
638.543 |
81,74% |
709.886 |
90,87% |
Europeans United for Democracy |
419.639 |
234.413 |
55,86% |
327.026 |
77,93% |
ECPM |
499.993 |
324.220 |
64,84% |
412.106 |
82,42% |
European Alliance for freedom |
419.639 |
234.413 |
55,86% |
327.026 |
77,93% |
AEMN |
419.639 |
234.413 |
55,86% |
327.026 |
77,93% |
MENL |
1.696.660 |
1.671.320 |
98,51% |
1.688.306 |
99,51% |
APF |
419.639 |
234.413 |
55,86% |
327.026 |
77,93% |
ADDE |
1.102.643 |
997.770 |
90,49% |
1.050.206 |
95,24% |
CVF |
299.109 |
99.703 |
33,33% |
199.406 |
66,67% |
Totaal |
30.873.071 |
29.518.868 |
95,61% |
30.209.483 |
97,85% |
Bron: Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, pagina 6.
Het kabinet hecht, zoals in het kabinetsstandpunt al is opgemerkt, grote waarde aan de onafhankelijke positie van politieke partijen, een pluriforme democratie en de participatie van burgers in de democratie. Het kabinet is van mening dat de waarden in het statuut voor Europese politieke partijen nadrukkelijk naar voren moeten komen. Vanzelfsprekend houdt dit ook in dat voor subsidiëring van (Europese) politieke partijen objectieve criteria moeten gelden. Het kabinet heeft het voorstel tot wijziging van de verdeelsleutel getoetst aan deze criteria en is, zoals kenbaar gemaakt in het kabinetsstandpunt, tot de conclusie gekomen dat het voorstel risico’s voor de pluriformiteit van de Europese democratie met zich meebracht. Dit voorstel zou er immers toe kunnen leiden dat de subsidie van een aantal middelgrote en kleine Europese politieke partijen zou dalen. Vanuit dat oogpunt is destijds het standpunt ingenomen dat ook andere manieren om de verdeelsleutel aan te passen in overweging zouden worden genomen, waaronder de mogelijkheid om de subsidie deels te verdelen op basis van het aantal natuurlijke personen dat lid is van (de nationale partijen die lid zijn van) de Europese politieke partijen. Vanzelfsprekend heeft het kabinet dit standpunt ingebracht tijdens de besprekingen in raadsverband. Ook heeft het kabinet hier opgemerkt dat het van mening is dat er alternatieve voorstellen denkbaar zijn, die een positieve bijdrage aan zowel het versterken van de rechtmatige besteding van de subsidies, als aan het versterken van de pluriformiteit van de Europese democratie. Het subsidiëren op basis van het aantal leden van een Europese partij is hier een voorbeeld van. Dit zou echter een rigoureuze wijziging van de systematiek achter de verdeelsleutel van de subsidie betekenen en het kabinet heeft geen indicaties dat er op dit moment voldoende draagvlak is om dit daadwerkelijk in overweging te nemen.
Positie onafhankelijke volksvertegenwoordigers en dubbellidmaatschap
Vragen
De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP vragen aandacht voor het voorstel dat alleen politieke partijen nog mee tellen voor de registratie van een Europese politieke partij, als gevolg waarvan onafhankelijke volksvertegenwoordigers worden uitgezonderd. Zij ervaren dit voorstel als zeer problematisch. Volgens hen zou namelijk het uitgangspunt moeten zijn dat Europese partijen electorale aanhang kunnen tonen en dat partijstructuren dit op zichzelf niet aantonen. Zij vragen of de regering met hun fracties van mening is dat dit een vergaande inperking van de laagdrempelige toegang van het Europese politieke bestel betekent. Voorts vragen zij of het klopt dat de Commissie het lidmaatschap van onafhankelijke Europarlementariërs wel meerekent voor de financiering van Europese partijen, maar niet voor de registratie. De beide fracties vragen of ik met hen van mening ben dat het onwenselijk is dat op deze wijze de registratie van nieuwe Europese partijen door onafhankelijke Europarlementariërs onmogelijk wordt gemaakt. Zij willen weten wat Nederland kan doen om dit te voorkomen. In het verlengde hiervan vragen zij of het kabinet van mening is dat onafhankelijke volksvertegenwoordigers mee moeten blijven tellen voor de registratie van een Europese politieke partij en of het niet mogelijk is om te komen tot een regel dat elke parlementariër maximaal één keer mee kan tellen bij de steun voor de registratie van een politieke partij, ongeacht of hij of zij is aangesloten bij een politieke partij. Ook vragen zij of er geen sprake is van strijd met het principe van gelijke behandeling van politici en of ik het met hen eens ben dat Europarlementariërs een eigen mandaat hebben, dat zowel voor de registratie als de financiering van Europese partijen moet gelden. Ten slotte vragen de leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP of het voorstel betekent dat op EU-niveau door de Authority beslist gaat worden welke nationale/regionale partijen in de lidstaten op Europees niveau erkend worden als politieke partij, nu nationale en of regionale partijstructuren volgens deze leden een vereiste zijn voor het oprichten van een Europese partij.
Beantwoording
Het kabinet vindt dat er genuanceerd moet worden gekeken naar de vraag of onafhankelijke Europarlementariërs mee moeten tellen bij de registratie. Enerzijds kan het kabinet begrip opbrengen voor de overwegingen van de Commissie om onafhankelijke volksvertegenwoordigers niet langer mee te laten tellen bij de registratie van een Europese politieke partij. De subsidie voor de Europese politieke partijen is immers bedoeld voor activiteiten van politieke partijen en niet als ondersteuning van volksvertegenwoordigers, waar andere middelen voor beschikbaar zijn. Het kabinet merkt hierbij op dat het onafhankelijke Europarlementariërs te allen tijde vrij staat om een (nationale of regionale) politieke partij op te richten, of zich bij een bestaande partij aan te sluiten en op deze wijze te voldoen aan deze eis voor de registratie van een Europese politieke partij. Het onafhankelijke mandaat van de Europarlementariërs is naar het oordeel van het kabinet hier dan ook niet in het geding, aangezien dit los staat van de subsidiëring van politieke partijen. Het beeld dat de Authority zou gaan bepalen welke nationale/regionale partijen in de lidstaten op Europees niveau worden erkend herkent het kabinet evenmin. Dit blijft een bevoegdheid van de lidstaten. De Authority toetst enkel of Europese politieke partijen voldoen aan de eis dat zij in ten minste 25% van de lidstaten vertegenwoordigd zijn door politieke partijen in het Europees Parlement en nationale en/of regionale parlementen. Het kabinet wijst er in dit kader bovendien op dat de subsidiëring van politieke partijen in Nederland op vergelijkbare wijze is geregeld: onafhankelijke Kamerleden ontvangen wel een vergoeding voor fractiekosten, maar komen niet in aanmerking voor subsidie op basis van de Wet financiering politieke partijen. Om hiervoor in aanmerking te komen moeten fracties namelijk niet alleen een zetel in de Eerste- of Tweede Kamer hebben, maar zich ook verbonden hebben met een bij de Kiesraad geregistreerde vereniging, die over ten minste 1.000 leden die jaarlijks minimaal 12 euro aan contributie betalen moet beschikken. Gelet hierop heeft het kabinet in het kabinetsstandpunt geen afstand genomen van het voorstel om onafhankelijke Europarlementariërs niet langer mee te laten tellen bij de registratie van een Europese politieke partij. Ook in Europees verband is hier vooralsnog geen uitvoerige discussie over gevoerd en het lijkt er derhalve op dat er weinig weerstand tegen dit voorstel van de Commissie bestaat.
Anderzijds begrijpt het kabinet de bij de fracties van ChristenUnie en SGP levende zorgen over de gevolgen van dit voorstel voor de pluriformiteit van de Europese democratie. Het kabinet erkent dat het in bepaalde gevallen moeilijker kan worden om als Europese politieke partij te worden geregistreerd. Dit mag er niet toe leiden dat de Europese democratie minder pluriform wordt. Het kabinet heeft ervoor gepleit dat bij de evaluatie van de verordening expliciet naar de positie van kleine Europese politieke partijen zal worden gekeken. Dit voorstel is overgenomen. In de evaluatie wordt ook aandacht besteed aan de gevolgen van de gewijzigde regels voor de registratie van Europese politieke partijen en de vraag of het in de praktijk voorkomt dat onafhankelijke Europarlementariërs die niet meetellen voor de registratie van een Europese politieke partij wel meetellen bij de bepaling van de hoogte van de subsidie van een partij.
Loop van de besprekingen
Vragen
De leden van de D66-fractie vragen of het voorstel inmiddels opnieuw besproken is in de raadswerkgroep, en of daarbij ook het standpunt van het Europees Parlement (EP) in de vorm van het in commissieverband aangenomen rapport van Rainer Wieland en Mercedes Bresso is meegenomen? Ook vragen zij hoe er in de Raad is gereageerd op het rapport van de Europarlementariërs.
Beantwoording
Het voorstel is tijdens meerdere bijeenkomsten van de Raadswerkgroep Algemene Zaken besproken. Tijdens deze besprekingen hebben vertegenwoordigers van de Commissie een aantal presentaties gegeven om hun voorstel nader toe te lichten. Ook de financiële dienst van het Europees Parlement en de Autoriteit Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen hebben presentaties verzorgd. Hierbij is het standpunt van het Europees Parlement meegenomen. Zo is de voorgestelde wijziging van de verdeelsleutel (90/10) uit het rapport van Rainer Wieland en Mercedes Bresso door veel lidstaten als een acceptabel compromisvoorstel aanvaard.
Vragen
De leden van de VVD-fractie vragen naar de inzet van de Nederlandse regering in de Europese Raad ten aanzien van onderhavige voorstel om de verordening statuut en financiering Europese politieke partijen aan te passen. De leden van de fracties van de Christenunie en de SGP vragen wat Nederland kan doen om te voorkomen dat Europarlementariërs wel worden meegerekend voor de financiering van Europese politieke partijen, maar niet voor hun registratie.
Beantwoording
Het kabinet steunt de doelstelling van de aanpassingen voor zover, die naar het oordeel van het kabinet helpen bij het bestrijden van misbruik van subsidies, het verbeteren van transparantie en het vergroten van de participatie van burgers, en in het bijzonder jongeren. Nederland heeft echter ook tijdens een van de eerste besprekingen in de Raadswerkgroep Algemene Zaken zijn zorgen geuit over het voorstel, in lijn met het BNC-fiche. Nederland is onder andere kritisch geweest over de wijze waarop de verdeelsleutel wordt aangepast omdat het risico’s voor de pluriformiteit van de Europese democratie met zich meebrengt. Naar het oordeel van Nederland moeten voorstellen voor aanpassing van de verdeelsleutel juist een bijdrage leveren aan het doel van het verbeteren van de democratische participatie van burgers in de Europese Unie. Nederland heeft aangegeven dat er van de zijde van de Tweede Kamer voorbehouden zijn ten aanzien van het voorstel.
Krachtenveld
Vragen
In het kader van de verdeelsleutel vragen de leden van de VVD-fractie de regering in te gaan op het krachtenveld: hoe wordt dat voorstel door de verschillende lidstaten ontvangen? Voorts vragen zij of ik uiteen kan zetten wat de positie is van andere lidstaten op dit voorstel?
Beantwoording
Tot nu toe is het voorstel in Raadsverband en op werkgroepniveau en in Coreper besproken. Waar een aantal lidstaten eerst nog bezwaren had tegen het Commissievoorstel met een verdeelsleutel van 95/5, hebben veel lidstaten aangegeven dat ze het in de commissie constitutionele zaken van het Europees Parlement (AFCO) overeengekomen voorstel van 90/10 kunnen steunen, het voorstel van de Commissie werd als een te grote afwijking gezien met de bestaande verdeling van 85/15. Ten aanzien van het krachtenveld geldt dat lidstaten m.n. vragen hadden naar aanleiding van het opnemen van gender in het voorstel en de verdeelsleutel. Momenteel geldt dat zich mogelijk een meerderheid voor het voorstel aftekent, waarbij t.a.v. gender geen steun is en ten aanzien van de verdeelsleutel de verhouding 90/10 wordt. Een minderheid van lidstaten heeft aangegeven een studievoorbehoud te hebben, van een aantal lidstaten is de definitieve positie nog niet voldoende bekend.
Tijdpad
Vragen
De leden van de D66-fractie vragen naar het tijdpad aangaande deze verordening. Is de Minister van mening dat de herziening van deze verordening nog voor de Europese parlementsverkiezingen van 2019 rond kan zijn?
Beantwoording
Een akkoord dient voor april 2018 bereikt te worden, teneinde de in het voorstel genoemde bepalingen van toepassing te kunnen laten zijn op Europese Politieke Partijen in 2019, het jaar van de Europese verkiezingen. Het voorzitterschap heeft ondanks de voorbehouden van een aantal lidstaten, waaronder Nederland, het voorstel geagendeerd op Coreper van 21 februari jl. (delegates portal 6177/18 ADD1). Ondanks deze voorbehouden heeft het voorzitterschap tijdens deze bespreking een mandaat van de Raad ontvangen om de triloog met het EP te starten. In deze triloog is inmiddels een akkoord bereikt. Op korte termijn zal AFCO hierover gaan stemmen. Indien AFCO instemt dan zal het voorstel worden voorgelegd aan het Europees Parlement als geheel en de raad van Ministers. Ik zal uw Kamer zo snel mogelijk over de voortgang van de besprekingen informeren.
Meerderheidsbesluitvorming/ kieslijsten
Vragen
De leden van de SP-fractie hebben gevraagd of de regering aan kan geven wanneer ons land de zeggenschap over de eigen democratie heeft opgegeven. Zij vragen ook welk Europees verdrag de Commissie het recht geeft om op basis van meerderheidsbesluitvorming een land op te leggen kieslijsten toe te staan in haar nationale kiesproces? Kan de regering dat uitgebreid uitleggen?
Beantwoording
Het voorstel van de Commissie heeft betrekking op Europese politieke partijen. In het betreffende BNC-fiche is het kabinet ook ingegaan op de wijze waarop het voorstel van de Commissie wordt gezien als te ver tredend in de mogelijkheid van nationale politieke partijen om zich op Europees niveau te verenigen. Dit punt is door verschillende lidstaten waaronder Nederland opgebracht. Op grond van Artikel 224 VwEU stelt de Raad het statuut van de Europese politieke partijen en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vast. Artikel 294 EU-werkingsverdrag voorziet in de gewone wetgevingsprocedure, waarbij het Europees Parlement medewetgever is en de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. In mijn brief d.d. 12 december 2017,3 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de totstandkoming van meerderheidsbesluitvorming voor Artikel 224 VwEU. Artikel 191 EG-Verdrag, waarop Artikel 224 VwEU is gebaseerd, volgt uit de onderhandelingen over het Verdrag van Nice. Tijdens deze onderhandelingen stond de besluitvorming door de Raad ter discussie in de Intergouvernementele Conferentie (IGC). Binnen de IGC werd voorgesteld dat de Raad op meer beleidsterreinen met een gekwalificeerde meerderheid zou moeten beslissen. Nederland behoorde daarbij tot de lidstaten die bereid waren om de gekwalificeerde meerderheidsregel vaker toe te passen. In de IGC bestond consensus dat bij besluitvorming van wetgevende aard, de gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in de Raad gepaard diende te gaan met codecisie door het Europees Parlement. De keuze in Artikel 191 EG-verdrag (nu Artikel 224 VwEU) sluit hierbij aan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-2500.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.