22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1726 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2013

Tijdens het AO van 6 februari jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 1582) over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Landen en Gebieden Overzee (LGO), heb ik toegezegd uw Kamer op de hoogte te houden van de voortgang in de onderhandelingen over het nieuwe LGO besluit.

Op 16 juli 2012 presenteerde de Commissie een herzien LGO besluit. Na ruim een jaar zijn de besprekingen hierover nagenoeg afgerond: besluitvorming door de Raad wordt nog voor eind 2013 voorzien.

Het voorstel van de Commissie richtte zich op het tot stand brengen van een partnerschap tussen EU en de LGO op basis van wederzijdse belangen en het versterken van de LGO. Meer dan in het verleden besteedde het voorstel aandacht aan economische diversificatie, biodiversiteit en vergroening van de economie van de LGO.

De Nederlandse positie ten aanzien van het besluit is vastgelegd in het BNC fiche dat uw Kamer op 21 september 2012 toeging1. De Nederlandse inzet in Brussel was gebaseerd op een door de Rijksministerraad op 12 oktober 2012 vastgestelde kaderinstructie. Tijdens de besprekingen heeft Nederland nauw voeling gehouden met de andere drie lidstaten met LGO (Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Denemarken). Deze lidstaten hebben hun inzet afgestemd. Gedurende het proces is goed samengewerkt met de LGO. Voor wat betreft de autonome landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten geschiedde dat via het reguliere Koninkrijksoverleg dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met deze landen voeren. Voor wat betreft de BES-eilanden geschiedde dit het Ministerie van BZK. Er is gedurende de onderhandelingen rekening gehouden met de punten die Nederlandse LGO aandroegen, onder andere met betrekking tot hun beperkte administratieve capaciteit en hun specifieke wensen en kenmerken.

De uitkomst van de besprekingen is als volgt:

  • Er is meer aandacht gekomen in het besluit voor de rol van de LGO als regionale hubs en zogenaamde «centres of excellence», bijvoorbeeld op het gebied van duurzame energie.

  • Toerisme – een cruciale sector voor veel LGO – is toegevoegd als gebied van samenwerking tussen de Commissie en de LGO.

  • Er is rekening gehouden met de status van LGO, die niet verplicht zijn het EU acquis over te nemen. Waar het voorstel van de Commissie «convergentie» met het acquis suggereerde, is de tekst verhelderd.

  • Op het gebied van handel zijn er afspraken gemaakt met de Commissie om de administratieve lasten voor LGO zo laag mogelijk te houden en de verantwoordelijkheden tussen LGO en Commissie af te bakenen.

  • In het besluit zijn – met het oog op de beperkte capaciteit van de LGO – vereenvoudigde regels opgenomen met betrekking tot programmering van EU-middelen uit het elfde Europees Ontwikkelingsfonds. Nederland zal de Commissie blijven aanspreken op eenvoudige regels voor programmering van EU hulp. In de periode 2014–2020 wordt overigens Euro 364,5 mln. uitgetrokken voor hulp aan 27 LGO; Euro 58,8 mln. meer dan door de Commissie werd voorzien.

  • LGO worden op basis van het LGO-besluit toegang verleend tot horizontale EU-programma’s – zoals het 7e kaderprogramma, Erasmus en LIFE. Of zij die toegang vervolgens ook kunnen omzetten in het binnenhalen van financiering voor specifieke voorstellen zal mede afhangen van de criteria van de afzonderlijke programma’s en de kwaliteit van de projectvoorstellen.

  • Over het voorstel van de Commissie om de financiële verantwoordelijkheid voor administratieve fouten bij de uitvoering van het LGO-besluit bij lidstaten te leggen kon geen overeenstemming worden bereikt – met als gevolg dat de bestaande praktijk blijft gehandhaafd. Nederland heeft gedurende het proces steeds aangegeven geen verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor administratieve fouten van de autonome landen in het Koninkrijk.

Tot slot voorziet het LGO-besluit op verschillende onderdelen in technische assistentie voor LGO om het besluit op een juiste manier te implementeren. Nederland zal naast deze technische assistentie eventueel zelf assistentie verlenen op verzoek van de Nederlandse LGO om een voorspoedige uitvoering van het besluit, bijvoorbeeld op het gebied van handel, te bevorderen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 1470.

Naar boven