Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 22112 nr. 1580 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 22112 nr. 1580 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2013
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche 1: Mededeling Europees actieplan detailhandel (Kamerstuk 22 112, nr. 1579)
Fiche 2: Richtlijn ter implementatie van nauwere samenwerking op het gebied van een financiële transactiebelasting
De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans
Titel voorstel
Richtlijn ter implementatie van nauwere samenwerking op het gebied van een financiële transactiebelasting
Datum ontvangst Commissiedocument
14 februari 20131
Nr. Commissiedocument
COM(2013) 71
Nr. Effectbeoordeling Commissie en Opinie Effectbeoordeling Board
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52013SC0028:NL:NOT
Behandelingstraject Raad
Ecofin Raad
Eerstverantwoordelijk ministerie:
Ministerie van Financiën
Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
a) Rechtsbasis
Art 113 jo art 326 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(VwEU).
b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement
Unanimiteit (alleen de participerende lidstaten hebben stemrecht) in de Raad. Het EP wordt geraadpleegd.
c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
In overeenstemming met artikel 290 VwEU kan de Commissie gedelegeerde handelingen opstellen t.a.v. registratie, accounting, rapportageverplichtingen en methoden van inning.
• Korte inhoud voorstel
Het voorstel van de Europese Commissie voor een financiële transactietaks (hierna: FTT) heeft tot doel de financiële sector een bijdrage te laten leveren voor de kosten van de recente financiële crisis, dubbele belastingheffing op financiële transacties te voorkomen en «risicovolle transacties» op financiële markten te ontmoedigen. Inhoudelijk komt het voorstel van de Commissie grotendeels overeen met het originele voorstel uit 2011. In grote lijnen worden financiële instellingen die een financiële transactie aangaan belast met 0,1% van de waarde van de verhandelde effecten (aandelen en obligaties) en met 0,01% van de onderliggende waarde van de verhandelde derivaten. De Commissie schat in dat dit voorstel een opbrengst van € 30 à 35 miljard per jaar voor de FTT zone zal opleveren. Tot slot is de Commissie van mening dat de inkomsten die voortvloeien uit de FTT gedeeltelijk gebruikt kunnen worden als eigen middel voor de EU-begroting, ter gedeeltelijke vervanging van bestaande eigen middelen.
• Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
De Europese Unie heeft de bevoegdheid om wetgeving van de lidstaten met betrekking tot indirecte belastingen te harmoniseren. Aan het subsidiariteitscriterium is voldaan. Het proportionaliteitscriterium wordt negatief beoordeeld.
• Implicaties/risico’s/kansen
Nederland neemt niet deel aan de nauwere samenwerking die tot stand is gekomen voor het huidige FTT-voorstel zolang niet voldaan is aan de voorwaarden in het regeerakkoord. Toch zullen ook Nederlandse bedrijven en de financiële sector, die veel activa in de landen van de FTT-zone bezitten en veel zaken doen met financiële instellingen in die zone, geraakt worden als de belasting conform het voorstel van de Commissie in de nieuwe «FTT-zone» wordt geïmplementeerd. De belangrijkste oorzaak hiervan is de uitgebreide grondslag van het FTT-voorstel op basis van het vestigingsplaatsprincipe en het uitgifteprincipe. DNB heeft in een grove schatting becijferd dat de Nederlandse financiële sector minimaal zo’n € 500 miljoen (op handel van aandelen en obligaties) aan FTT zou moeten afdragen. Hiervan wordt iets minder dan de helft afgedragen door pensioenfondsen.
De Commissie meent dat de effectbeoordeling die gebruikt is voor het originele voorstel in 2011 ook kan worden toegepast op dit voorstel. Er is echter geen effectbeoordeling voor de niet-participerende lidstaten uitgevoerd.
Ook zijn er vraagtekens of de extraterritoriale werking van dit voorstel de interne markt niet verstoort, waarmee dit voorstel niet zou voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld aan nauwere samenwerking.
• Nederlandse positie
In het regeerakkoord staat dat Nederland zich zal aansluiten bij de nauwere samenwerking indien een heffing op de financiële sector aan de Nederlandse voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden zijn dat Nederlandse pensioenfondsen hiervan gevrijwaard blijven, dat er geen disproportionele samenloop is met de huidige bankenbelasting en dat de inkomsten terugvloeien naar de lidstaten.
In het voorstel worden pensioenfondsen belast met de FTT. Hierdoor voldoet dit voorstel niet aan de voorwaarden van het regeerakkoord. Verder stelt de Commissie voor dat inkomsten die voortvloeien uit de FTT gedeeltelijk gebruikt kunnen worden als eigen middel voor de EU-begroting, ter gedeeltelijke vervanging van bestaande eigen middelen.
Nederland zal daarom op dit moment niet toetreden tot de nauwere samenwerking. Op basis van dit Commissievoorstel zal verder worden onderhandeld. De regering zal de Nederlandse voorwaarden onder de aandacht blijven brengen van de Commissie en de overige lidstaten. Mochten de Commissie en de andere lidstaten gedurende het onderhandelingsproces aan de Nederlandse voorwaarden tegemoet komen, dan kan Nederland alsnog besluiten toe te treden tot de versterkte samenwerking.
Het voorstel van de Europese Commissie voor een FTT heeft tot doel de financiële sector een bijdrage te laten leveren aan de kosten van de recente financiële crisis, dubbele belastingheffing op financiële transacties te voorkomen en «risicovolle transacties» op financiële markten te ontmoedigen.
De FTT belast transacties van financiële instrumenten (zoals aandelen, obligaties en derivaten). Uitgezonderd zijn transacties met de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken, valutatransacties op de contante markt, waar valuta binnen twee werkdagen na de transactie worden geleverd en transacties op de primaire markt zoals de uitgifte van aandelen of obligaties. De FTT heeft niet het oogmerk om leenactiviteiten buiten de financiële markten met niet-financiële actoren zoals personen en ondernemingen te belasten. Hypotheken, bancaire leningen en vergelijkbare activiteiten vallen dan ook niet onder de reikwijdte van de FTT.
De FTT wordt geheven op basis van twee principes:
1. Het vestigingsplaatsprincipe. Elke financiële instelling die direct of indirect optreedt als partij bij een financiële transactie, waarvan tenminste één van de betrokken partijen gevestigd is in de FTT-zone, wordt belast. Dit bekent dat als zowel de koper als de verkoper financiële instellingen zijn dat dan de transactiebelasting bij beide partijen wordt geheven. Wanneer een financiële instelling een financiële transactie aangaat met een niet-financiële actor, bijvoorbeeld een natuurlijke persoon, dan wordt alleen de zijde van de financiële instelling belast. Mocht één van de financiële instellingen die partij is bij een financiële transactie gevestigd zijn buiten de FTT zone dan dient deze instelling de FTT af te dragen aan het FTT-land waar de andere financiële instelling is gevestigd.
2. Het uitgifteprincipe. Dit principe vult het vestigingsprincipe aan. Mochten de financiële instellingen op basis van het vestigingsprincipe niet door de FTT belast kunnen worden dan wordt er gekeken naar de herkomst van het financiële product. Alle transacties in financiële producten (zoals aandelen en obligaties) die oorspronkelijk zijn uitgegeven in de FTT-zone worden hierdoor belast. Een voorbeeld is een transactie tussen twee Amerikaanse partijen die een Duits aandeel verhandelen op de beurs van New York. Hierbij zullen zowel de kopende als de verkopende partij worden belast (ondanks dat de Verenigde Staten niet binnen de FTT-zone valt).
Het begrip financiële instelling is zeer ruim gedefinieerd. Zo vallen ook pensioenfondsen en ondernemingen die op aanzienlijke basis financiële activiteiten verrichten onder de reikwijdte (hierbij kan gedacht worden aan bedrijven met een treasury-functie binnen een onderneming, zoals multinationals vaak hebben). Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat de definitie die de Commissie hanteert voor een «financiële instelling» niet dezelfde is als de definitie van «financiële instelling» en «financiële onderneming» in de Wet op het financieel toezicht (Wft). De tarieven worden door lidstaten vastgesteld maar mogen voor derivaten niet lager zijn dan 0,01% van de onderliggende waarde. Voor andere financiële transacties mogen de tarieven niet lager zijn dan 0,1% van de marktprijs.
Verder stelt de Commissie antimisbruik maatregelen voor om belastingontwijking te voorkomen. Met gestructureerde producten kunnen financiële instrumenten, waarop de FTT wordt geheven, worden gerepliceerd door andere financiële instrumenten waarop geen FTT rust. Hierdoor wordt FTT ontweken. De Commissie stelt dat ook dit soort producten onder de reikwijdte van de FTT valt. Daarnaast worden de lidstaten verplicht de nodige nationale maatregelen te treffen om te garanderen dat de FTT correct en tijdig geheven wordt en dat belastingontwijking wordt voorkomen.
De Commissie stelt tot slot dat de inkomsten die voortvloeien uit de FTT gedeeltelijk gebruikt kunnen worden als eigen middel voor de EU-begroting, ter gedeeltelijke vervanging van bestaande eigen middelen. Als het eigen middel zou worden gebruikt voor de financiering van de Unie begroting, zouden de op het BNP gebaseerde nationale bijdragen van de participerende lidstaten worden verlaagd.
• Effectbeoordeling Commissie
De Commissie meent dat de effectbeoordeling die is opgesteld voor het originele voorstel uit 2011, ook kan worden toegepast op dit nieuwe voorstel. In de effectbeoordeling stelt de Commissie dat de FTT de economische groei op lange termijn met 0,28%-punt verlaagt. De Commissie stelt verder dat als de FTT-inkomsten kunnen worden teruggesluisd naar de bevolking door het gebruik van belastingverlagingen een positief effect op de groei kan ontstaan van 0,2%.
De effectbeoordeling kent wel een verdeling van de FTT inkomsten van de participerende lidstaten maar de Commissie heeft geen berekeningen gedaan voor de niet participerende lidstaten en ook niet van de (lange termijn) effecten van de FTT op de vermogensposities van financiële instellingen zoals pensioenfondsen. Wel wijst de Commissie erop dat door invoering van uiteenlopende heffingen op financiële transacties (in de vorm van uiteenlopende aandelenbeursbelastingen) door verschillende lidstaten de administratieve lasten voor de belastingbetaler uit de niet participerende lidstaten zal toenemen. Eén geharmoniseerde belasting kan zorgen voor een verlaging van deze administratieve lasten. De Commissie zet dit voordeel af tegen de te betalen FTT en veronderstelt dat het voordeel en het nadeel ongeveer even groot zullen zijn.
a) Bevoegdheid:
De EU kent op het gebied van de interne markt een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten (artikel 4, lid 2 onder a VwEU). Artikel 113 VwEU dat een bevoegdheid geeft voor de harmonisatie van indirecte belastingen van de lidstaten, dient als rechtsgrondslag, aangevuld door de artikelen 326 VwEU e.v. over nauwere samenwerking. Besluitvorming in de Raad vindt met eenparigheid van stemmen plaats waarbij alleen de participerende lidstaten stemrecht hebben. Nederland deelt deze inschatting van de bevoegdheid van de EU op dit terrein.
Aangezien het hier gaat om een voorstel waarvoor door een aantal lidstaten nauwere samenwerking is aangegaan, is het belang te toetsen of aan de verdragsrechtelijke voorwaarden voor nauwere samenwerking is voldaan (artikel 326 VwEU e.v.). Het is in dit kader van belang dat het voorstel geen afbreuk doet aan de interne markt (vrij verkeer), noch aan de economische samenhang. De nauwere samenwerking mag geen belemmering in de handel tussen de lidstaten vormen en de mededinging tussen de lidstaten niet verstoren. Nederland acht het van belang dat deze aspecten goed onderzocht worden, met name wat betreft de extra territoriale effecten van de richtlijn op financiële instellingen die gevestigd zijn in niet-deelnemende lidstaten.
b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:
Subsidiariteit: positief
Proportionaliteit: negatief
Het voorstel voldoet volgens de regering aan het subsidiariteitsprincipe. Sommige lidstaten van de EU passen op dit moment al een heffing op financiële transacties (in de vorm van uiteenlopende aandelenbeursbelastingen) op nationaal niveau toe. Deze heffingen verschillen onderling in hoogte, opzet en reikwijdte wat kan leiden tot marktverstoringen, mogelijkheden tot ontwijking en toenemende administratieve lasten en regeldruk in de Europese interne markt voor financiële diensten. Indien deze nationale belastingen worden vervangen door een voor 11 lidstaten geharmoniseerde heffing, kan dit onder omstandigheden marktverstoringen en de administratieve lasten beperken. Daarmee wordt er voldaan aan het subsidiairiteitsvereiste.
De regering is van mening dat het ontwerp van de Commissie voor een FTT niet aan de eisen voor proportionaliteit voldoet. Het voorstel heeft tot doel de financiële sector een bijdrage te laten leveren voor de kosten van de recente financiële crisis, dubbele belastingheffing op financiële transacties te voorkomen en «risicovolle transacties» op financiële markten te ontmoedigen.
Het ontwerp van de Commissie is, volgens Nederland, geen proportionele maatregel om een bijdrage voor de kosten van de recente crisis te verkrijgen van de financiële sector. Ten eerste heeft het voorstel grote effecten op opgebouwde vermogens. Uit een grove schatting van DNB blijkt dat de Nederlandse financiële sector minimaal zo’n € 500 miljoen (op handel van -aandelen en obligaties) aan FTT zal afdragen. Hiervan wordt iets minder dan de helft afgedragen door pensioenfondsen. Voor Nederland is het essentieel dat pensioenfondsen niet geraakt worden. Volgens schattingen beheren Nederlandse pensioenfondsen namelijk circa € 850 miljard van de € 1500 miljard aan opgebouwd pensioenvermogen in de Eurozone. Dit voorstel heeft daar een significante impact op.
Een belangrijke oorzaak van de grote impact op (pensioen)vermogens is het «sneeuwbaleffect». Op de financiële markten vindt er vaak een keten van elkaar opvolgende financiële transacties plaats waarbij de FTT elk van de transacties twee keer belast (zie figuur 1). Hierdoor zal het effectieve tarief van de door de Commissie voorgestelde FTT voor de eindgebruiker al snel vele malen hoger uitvallen dan 0,1% voor aandelen en obligaties en 0,01% voor derivaten. Dit terwijl de FTT niet verrekend kan worden. De omvang van dit sneeuwbaleffect hangt af van de mate waarin financiële partijen de heffing kunnen doorberekenen aan klanten dan wel ten laste brengen van hun marges. Nadeel van het sneeuwbaleffect is dat tarieven kunnen oplopen en voor de eindgebruiker mogelijk onvoorspelbaar worden. Daar staat tegenover dat de FTT op deze manier ook de tussenhandel belast.
Figuur 1: Het sneeuwbaleffect van de FTT (Bron:DNB)
Het voorstel maakt bovendien geen uitzondering voor pensioenfondsen, terwijl deze niet hebben bijgedragen aan het ontstaan van de crisis. Het is dan ook moeilijk te beredeneren waarom fondsen hier dan een bijdrage aan zouden moeten leveren. De aard van de activiteiten van pensioenfondsen op financiële markten verschilt van die van commerciële partijen door hun risicoprofiel (pensioenfondsen zijn onafhankelijke, kredietwaardige non-profit organisaties bestuurd door werkgevers en werknemers gezamenlijk), het lange termijn karakter van hun verplichtingen en de wettelijke verplichting om de premies van de deelnemers prudent te investeren. Pensioenfondsen voegen dan ook geen risico’s toe aan het financiële systeem; in plaats daarvan dragen zij bij aan stabilisering van financiële markten door het bieden van lange termijn financiering en marktliquiditeit. Als gevolg van het sneeuwbaleffect heeft de FTT een negatief effect op het door pensioenfondsen opgebouwde vermogen. Als financiële partijen in staat blijken de heffing door te berekenen aan klanten, zal het effectieve tarief dat pensioenfondsen betalen oplopen. Dit leidt tot extra kosten voor pensioenfondsen, waardoor het rendement van investeringen afneemt. Dat kan leiden tot lagere pensioenuitkeringen en afnemende kapitaalbuffers. Het belasten van pensioenfondsen met een FTT wordt door de regering dan ook als disproportioneel gezien. In relatie met de voorwaarde in het regeerakkoord dat pensioenfondsen dienen te worden gevrijwaard, dient te worden opgemerkt dat vrijwaring van alleen de directe financiële transactie met een pensioenfonds het sneeuwbaleffect niet adequaat neutraliseert omdat het pensioenfonds indirect nog geraakt wordt door de FTT heffingen op de voorafgaande transacties. Om deze reden dienen ook de financiële transacties voorafgaand aan de koop van een pensioenfonds gevrijwaard te zijn van FTT.
Ten tweede heeft de FTT in het ontwerp van de Commissie een sterke extraterritoriale werking. Dit betekent dat financiële instellingen die buiten de FTT-zone gevestigd zijn op basis van het vestigingsplaatsprincipe belast wordt met FTT. Naast de administratieve lasten die met de afdracht zijn gemoeid, dient het bedrijf belasting te betalen aan een ander land. Dit is een vergaande extraterritoriale werking omdat het land buiten de FTT zone ervoor gekozen heeft geen heffing in te voeren en lijkt op gespannen voet te staan met het principe van fiscale soevereiniteit. Verder is, zoals al eerder in deze beoordeling aan de orde is gekomen, het de vraag of aan de verdragsrechtelijke voorwaarden voor nauwere samenwerking is voldaan.
Ten derde stimuleert een FTT de ontwikkeling van nieuwe financiële producten die zo zijn vormgegeven dat zij niet of minder geraakt worden door de FTT. Het is de vraag of de door de Commissie voorgestelde maatregelen tegen FTT-ontwijking via nieuwe financiële producten of handelspraktijken effectief zullen zijn. Financiële innovatie en marktgedrag met als doel om de FTT te ontwijken, voegt complexiteit toe aan het financiële systeem en is zodoende onwenselijk, omdat dit het systeemrisico kan vergroten.
c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen:
De Commissie wenst gedelegeerde handelingen te introduceren met het oog op uniforme registratie-, administratie-, rapportage- en andere verplichtingen die moeten garanderen dat de FTT correct en tijdig wordt geheven en daadwerkelijk aan de belastingautoriteiten wordt betaald. Ook wenst de Commissie de inningsmethoden van de FTT te harmoniseren. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de maatregelen geharmoniseerd zijn, wat de nalevingskosten voor de marktdeelnemers verlaagt, en dat technische aanpassingen snel kunnen worden doorgevoerd wanneer zij vereist zijn.
In deze context moeten de deelnemende lidstaten gebruik maken van de reeds bestaande en aankomende EU-wetgeving inzake financiële markten, die verplichtingen bevat op het gebied van rapportage en het bijhouden van gegevens met betrekking tot financiële transacties.
De regering onderkent dat uniformering een voorwaarde is voor een efficiënte afdracht van de FTT met de opmerking dat de nadere regelgeving alleen ziet op de technische uitwerking en niet op beleidkeuzes die aan de Raad toebehoren. Daarbij steunt de regering de mening van de Commissie dat de nadere regelgeving zoveel mogelijk aansluit bij de bestaande regelgeving en verplichtingen van de financiële sector om de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden.
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie dient extra werknemers in te zetten om de technische details van de FTT uit te werken en toe te zien op de uitvoering van de richtlijn. De Commissie rekent hiervoor aan uitgaven € 294.000 voor het jaar 2013 en € 798.000 voor de daarop volgende jaren. Dit zal worden opgevangen door herschikking van medewerkers binnen de Commissie.
Verder is de Commissie van mening dat de inkomsten die voortvloeien uit de FTT gedeeltelijk gebruikt kunnen worden als eigen middel voor de EU-begroting, ter gedeeltelijke vervanging van bestaande eigen middelen. Als het eigen middel wordt gebruikt voor de financiering van de EU begroting, zouden de op het BNP gebaseerde nationale bijdragen van de participerende lidstaten worden verlaagd. Nederland is geen voorstander van het gebruik van de FTT als eigen middel voor de EU begroting. Tijdens de ER van 7 en 8 februari 2013 is afgesproken dat de deelnemende lidstaten worden uitgenodigd te onderzoeken of de inkomsten uit een FTT de basis kunnen vormen voor een nieuw eigen middel. Vooralsnog lijkt daarmee een verplichte afdracht van de inkomsten van een FTT aan de Europese begroting van de baan. Voor Nederland is het terugvloeien van de inkomsten uit een FTT naar de lidstaten een voorwaarde voor deelname.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
Hoewel er door Nederland, als het niet deelneemt in de FTT-zone, geen heffingssysteem hoeft te worden opgezet, kunnen er wel kosten voortvloeien uit beroepen van FTT-landen op de administratieve samenwerkingsrichtlijn en invorderingsrichtlijn. Hierbij moet gedacht worden aan het leveren van informatie over door FTT belaste financiële transacties die zich in Nederland hebben voltrokken. Als er om informatie gevraagd wordt die bij de Belastingdienst niet bekend is dan kunnen de uitvoeringskosten fors zijn. Verder kan gedacht worden aan verzoeken van FTT landen om bepaalde bedragen in te vorderen bij Nederlandse financiële instellingen die leiden tot een stijging van de uitvoeringskosten. Op dit moment bevat het Commissievoorstel onvoldoende aanknopingspunten om een berekening van de uitvoeringskosten uit te kunnen voeren.
Budgettaire gevolgen zullen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Ook als Nederland niet participeert in de versterkte samenwerking zullen Nederlandse bedrijven en de financiële sector, die veel activa in de landen van de FTT-zone bezitten, FTT moeten betalen. Verder worden ook transacties van aandelen en obligaties die uitgegeven zijn in de FTT zone belast met FTT.
De FTT zal worden geheven op transacties van Nederlandse partijen die lopen via, of gesloten worden met een tegenpartij uit de FTT-zone. Ook handel buiten de zone in financiële producten die oorspronkelijk zijn uitgegeven in de FTT-zone, zal worden belast. Op aandelen en schuldpapier zal een heffing van 0,1% gelden en op derivatentransacties zal een tarief van 0,01% van de onderliggende waarde worden toegepast. Hierbij geldt wel dat door het eerder genoemde sneeuwbaleffect het effectieve tarief hoger zal zijn omdat een transactie op financiële markten meerdere stadia kent (via zogeheten brokers, clearing members en een clearing platform) die in het voorstel van de Commissie allemaal worden belast. Alleen clearing- en settlementplatformen wordt ontheven in het voorstel.
De FTT kan ertoe leiden dat Nederlandse partijen derivaten voortaan in grote mate met partijen buiten de FTT-zone zullen afsluiten. Deze instrumenten zijn niet gebonden aan een vestigingsplaats en dus eenvoudig te substitueren voor producten van een andere tegenpartij. Wat de derivaten betreft zullen de kosten van een FTT voor Nederlandse partijen waarschijnlijk beperkt zijn.
Dat geldt veel minder voor aandelen en obligaties, die wel gebonden zijn aan de vestigingsplaats van de uitgever. Uit een grove schatting van DNB blijkt dat de Nederlandse financiële sector minimaal zo’n € 500 miljoen (op handel van -aandelen en obligaties) aan FTT zal afdragen. Hiervan wordt iets minder dan de helft afgedragen door pensioenfondsen. De te betalen FTT door de bedrijven met een treasury functie is niet meegenomen.
De kosten van de FTT zullen uiteindelijk ook de klanten van financiële instellingen raken. De mate waarin de lasten verdeeld worden tussen klanten enerzijds en aandeelhouders van financiële instellingen anderzijds is echter vooraf moeilijk in te schatten.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger
Als gevolg van de heffingsgrondlagen zullen Nederlandse partijen, waaronder de overheid, financiële instellingen en andere bedrijven, waarschijnlijk geconfronteerd worden met administratieve lasten.
Hoewel er door Nederland, als het niet deelneemt in de FTT-zone, geen heffingssysteem hoeft te worden opgezet, kan er door FTT-landen wel een beroep worden gedaan op de administratieve samenwerkingsrichtlijn en invorderingsrichtlijn.
Het bedrijfsleven in Nederland zal de FTT via bepaalde procedures moeten afdragen. Deze procedures worden bepaald in de gedelegeerde bevoegdheden. Op dit moment bevat het Commissievoorstel onvoldoende aanknopingspunten om een berekening van de administratieve lasten uit te voeren. Wel kan gesteld worden dat de mate waarin administratieve lasten toenemen, afhangt van wat er besloten wordt in de gedelegeerde bevoegdheden.
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Geen gevolgen
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Op 30 september 2013 dienen de participerende lidstaten de wetgeving te hebben geïmplementeerd zodat de richtlijn per 1 januari 2014 inwerking zal treden. Gezien de complexiteit van het voorstel lijkt deze termijn zeer ambitieus. Daarbij gaat de Commissie ervan uit dat het bedrijfsleven aan 3 maanden genoeg heeft om zijn computer- en handel- systemen aan te passen. Vanuit de financiële sector is begrepen dat een dergelijke termijn niet reëel is.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De Commissie stelt voor om drie jaar na invoering de eerste evaluatie te houden. Daarna volgen evaluaties om de vijf jaar. Een evaluatie is wenselijk. Gezien de economische gevolgen van dit voorstel is het beter om de eerste evaluatie sneller te houden.
a) Uitvoerbaarheid
Dit voorstel belast elke financiële transactie die verbonden is met de FTT zone. Een dergelijke belasting impliceert dat de financiële markten van de lidstaten uit de FTT zone dezelfde administratieve eisen aan de transacties stellen. De regels t.a.v. financiële markten zijn echter niet geharmoniseerd. Het is daarom goed denkbaar dat ondanks een geharmoniseerde belasting de onderliggende administratieve verplichtingen per lidstaat uiteen zullen lopen. Hoewel de Commissie aangeeft via delegatie zoveel mogelijk een geharmoniseerde set regels en verplichtingen voor alle lidstaten vast te stellen, wordt dit voornemen beperkt tot wat er binnen een lidstaat op basis van de financiële regelgeving überhaupt mogelijk is.
De FTT ziet op vele financiële producten die op verschillende manieren verhandeld worden. Al deze handelssystemen dienen aangepast te worden. Naast de inschatting dat hier hoge kosten mee gemoeid zijn, is de inschatting dat de nodige tijd aan het bedrijfsleven moet worden gegeven om de belasting op te nemen in de handelssystemen.
b) Handhaafbaarheid
Gezien de uitgebreide extraterritoriale werking van het voorstel is de FTT erg afhankelijk van informatie (en wellicht inning) van landen buiten de FTT zone. De handhaafbaarheid wordt kwetsbaarder naarmate de link met de FTT zone minder wordt. Hierbij is met name het uitgifte beginsel kwetsbaar. Denk hierbij aan een Amerikaans bank die een Duits aandeel op de NY beurs verkoopt aan een Mexicaanse investeringmaatschappij. Verder is de handhaafbaarheid binnen de EU beter omdat participerende lidstaten op basis van de administratieve samenwerkingsrichtlijn en de invorderingsrichtlijn de niet participerende lidstaten om assistentie kunnen vragen.
Geen
In het regeerakkoord is afgesproken dat Nederland zich zal kunnen aansluiten bij de nauwere samenwerking met het oog op een mogelijke heffing op de financiële sector wanneer het voorstel aan de volgende voorwaarden voldoet: de Nederlandse pensioenfondsen blijven hiervan gevrijwaard, er is geen disproportionele samenloop met de huidige bankenbelasting en de inkomsten vloeien terug naar de lidstaten.
Dit voorstel voldoet niet aan de voorwaarden van het regeerakkoord. Zo worden pensioenfondsen belast door de FTT. Nederland zal daarom op dit moment niet toetreden tot de nauwere samenwerking. Verder stelt de Commissie dat de FTT inkomsten geheel of gedeeltelijk gebruikt kunnen worden als eigen middel voor de EU-begroting, ter gedeeltelijke vervanging van bestaande eigen middelen.
Daarnaast is er onduidelijkheid over de economische effecten van dit voorstel voor Nederland. Hetzelfde geldt voor de uitvoeringskosten voor de overheid en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Ook zijn er vraagtekens of met name de extraterritoriale werking van dit voorstel de interne markt niet verstoort en dat daarmee het voorstel niet voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld aan nauwere samenwerking. Verder lijkt dit voorstel op gespannen voet te staan met het principe van fiscale soevereiniteit. Tot slot blijft de zorg dat de invoering van een FTT de stabiliteit van de financiële markten onder druk zet.
Op basis van het nieuwe Commissievoorstel zal verder worden onderhandeld. Nederland zal zich er voor blijven inzetten om de Nederlandse wensen onder de aandacht te brengen bij de Commissie en de overige lidstaten. Mochten de Commissie en de andere lidstaten gedurende het onderhandelingsproces aan de Nederlandse voorwaarden tegemoet komen, dan kan Nederland alsnog besluiten toe te treden tot de versterkte samenwerking.
Met de griffie van de Vaste commissie voor Financiën is afgesproken dat het fiche op de vrijdag na de driewekentermijn aan de Kamer zal worden gezonden en als tijdig verzonden zal worden beschouwd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1580.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.