22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1416 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling oprichting Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 1412)

Fiche 2: Mededeling afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten (Kamerstuk 22 112, nr. 1413)

Fiche 3: Besluiten EU standpunt coördinatie sociale zekerheid Turkije, Montenegro, San Marino en Albanië (Kamerstuk 22 112, nr. 1414)

Fiche 4: Mededeling Externe dimensie coördinatie sociale zekerheid (Kamerstuk 22 112, nr. 1415)

Fiche 5: Verordening beheerplan kabeljauw in de Oostzee

Fiche 6: Verordening vereenvoudiging registratie van motorvoertuigen uit een andere lidstaat (Kamerstuk 22 112, nr. 1417)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche: Verordening beheerplan kabeljauw in de Oostzee

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren.

Datum Commissiedocument: 2 april 2012

Nr. Commissiedocument: COM (2012) 155

Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201490

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board: n.v.t.

Behandelingstraject Raad: Landbouw en Visserij Raad

Eerstverantwoordelijk ministerie: Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen:

  • a) Rechtsbasis: Artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement:

    Gewone wetgevingsprocedure: de Raad stemt met gekwalificeerde meerderheid en het EP heeft medebeslissingsrecht

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen: Gedelegeerde handelingen (artikel 26) voor:

    • Artikel 27: wijziging van de biologische referentie punten1, indien de noodzaak blijkt uit wetenschappelijke gegevens.

    Uitvoeringshandelingen voor:

    • artikel 29, leden 2–3, om vrijstelling van technische maatregelen te verlenen voor de visserij in de centrale Oostzee, indien de vangsten lager zijn 3 % (westelijke centrale Oostzee) of

    • 1,5 % (oostelijke centrale Oostzee) van het totaal.

2. Samenvatting BNC-fiche

Korte inhoud voorstel: De bestaande verordening uit 2007 voor het lange termijn beheer van de visserij op kabeljauw in de Oostzee wordt consistent gemaakt met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dat houdt in dat de rechtsbasis wordt aangepast. Tevens krijgt de Commissie via gedelegeerde handelingen de bevoegdheid om indien nodig de biologische referentiepunten aan te passen. De uitvoeringsprocedure wordt gevolgd om te bepalen of aan de voorwaarden onder artikel 29 (ten aanzien van vangstpercentages en technische maatregelen) is voldaan. Inhoudelijk worden er twee wijzigingen aangebracht. Eerst wordt de doelstelling van het plan veranderd naar MSY2. Verder zal de evaluatie vijf- in plaats van driejaarlijks worden.

  • Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:

    Bevoegdheid: artikel 3, lid 1, onder d, van het VWEU, het visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie.

    Subsidiariteit: N.v.t.: het visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie.

    Proportionaliteit: positief, het betreft wijzigingen van een bestaande verordening.

    Implicaties/risico’s/kansen: geen.

Nederlandse positie en eventuele acties: Nederland heeft geen directe visserijbelangen in de Oostzee. Het gaat hier evenwel om horizontale aspecten van het GVB, zowel ten aanzien van het in lijn brengen van bestaande regelgeving met het Verdrag over de Werking van de EU, als ten aanzien van ecosysteemoverwegingen die ook voor Nederland relevant zijn. Het kabinet is het eens met de rechtsbasis, maar kan zich niet vinden in de gedelegeerde handelingen in artikel 27, voor het wijzigen van de referentiepunten. Deze vormen een essentieel onderdeel van het beheerplan en zouden via de gewone wetgevingsprocedure moeten worden aangepast. Het moment van publicatie van dit voorstel stemt niet overeen met de eerdere aankondiging. In 2011 werd nog een heel nieuw beheerplan aangekondigd dat meerdere soorten zou omvatten. Nederland steunt het voorstel van de Commissie om de doelstelling van het plan te veranderen naar maximale duurzame opbrengst (MSY) op basis van visserijsterfte. Het is wel van belang dat de niveaus gesteund worden door de betrokken lidstaten.

3. Samenvatting voorstel

De bestaande verordening uit 2007 voor het lange termijn beheer van de visserij op kabeljauw in de Oostzee wordt consistent gemaakt met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dat houdt in dat de rechtsbasis wordt aangepast. Tevens krijgt de Commissie via gedelegeerde handelingen de bevoegdheid om indien nodig de biologische referentiepunten aan te passen. De uitvoeringsprocedure wordt gevolgd om te bepalen of aan de voorwaarden onder artikel 29 (ten aanzien van vangstpercentages en technische maatregelen) is voldaan. Inhoudelijk worden er twee wijzigingen aangebracht. Eerst wordt de doelstelling van het plan veranderd naar MSY. Verder zal de evaluatie vijf- in plaats van driejaarlijks worden.

  • Impact assessment Commissie: n.v.t.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • a) Bevoegdheid: Rechtsgrondslag is artikel 43 lid 2 VWEU. Het kabinet kan instemmen met deze rechtsbasis. Het Gemeenschappelijke Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie.

  • b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:

    Subsidiariteit: Niet van toepassing. Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d, van het VWEU.

    Proportionaliteit: Positief. De te wijzigen verordening past binnen het streven van de Unie naar een op het ecosysteem gebaseerde aanpak van het visserijbeheer en het bijdragen tot doelmatige visserijactiviteiten binnen een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector. In dat licht zijn de voorgestelde wijzigingen, in het bijzonder een aanpak gebaseerd op MSY, proportioneel.

  • c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen: Het kabinet kan zich niet vinden in de gedelegeerde handelingen in artikel 27 voor het wijzigen van de referentiepunten. Deze vormen een essentieel onderdeel van het beheerplan en zouden – net als voor het kabeljauwherstelplan in de Noordzee – via de gewone wetgevingsprocedure moeten worden aangepast.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting: geen.

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden: geen.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger: geen.

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger: Geen. Nederland heeft geen visserij in de Oostzee.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo): geen.

  • b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: 7 dagen na publicatie in het publicatieblad van de Europese Unie.

  • c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: is reeds voorzien in voorstel.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

  • a) Uitvoerbaarheid: geen additionele consequenties.

  • b) Handhaafbaarheid: geen bijzonderheden.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Er zijn geen consequenties voor ontwikkelingslanden.

9. Nederlandse positie

Het kabinet hecht groot belang aan beheerplannen gericht op het bereiken van een duurzame exploitatie van visbestanden. Nederland heeft geen directe visserijbelangen in de Oostzee. Het gaat hier evenwel om horizontale aspecten van het GVB, zowel ten aanzien van het in lijn brengen van bestaande regelgeving met het Verdrag over de Werking van de EU, als ten aanzien van ecosysteemoverwegingen die ook voor Nederland relevant zijn. Het kabinet kan instemmen met de aanpassing van de rechtsbasis, maar niet met het mandateren van de Europese Commissie middels gedelegeerde handelingen voor het aanpassen van de biologische referentie punten. Het betreft hier essentiële onderdelen waarvoor een eventuele aanpassing via de gewone wetgevingsprocedure dient te gebeuren. Wat betreft de voorstellen voor inhoudelijke wijzigingen kan het kabinet het veranderen van de doelstelling naar het niveau van maximale duurzame opbrengst (MSY) op basis van visserijsterfte accepteren. Wel is steun van de betrokken lidstaten belangrijk voor de keuze van de niveaus. Tot slot zet het kabinet vraagtekens bij het moment van publicatie van dit voorstel, aangezien vorig jaar nog een heel nieuw beheerplan werd aangekondigd dat meerdere soorten zou omvatten.


X Noot
1

Drempelwaarden waaraan de omvang van het bestand of de visserijdruk kan worden afgemeten.

X Noot
2

Maximun Sustainable Yield.

Naar boven