21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 206 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2013

Op 16 en 17 mei vindt in Brussel de Jeugd- en Sportraad plaats, als onderdeel van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS) van de Europese Unie. In deze brief worden de onderwerpen die betrekking hebben op de beleidsterreinen jeugd en sport nader toegelicht en treft u per onderwerp de kabinetsinzet aan. Over de kabinetsinzet op de onderwijs en cultuuronderwerpen wordt u apart geïnformeerd door mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Ten tijde van het versturen van deze geannoteerde agenda is alleen een voorlopige agenda bekend. Er zijn nog geen discussiedocumenten door het Ierse voorzitterschap verspreid ter voorbereiding op deze Raadsbijeenkomst.

Bijgaand doe ik u – mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – de geannoteerde agenda voor deze Raad toekomen.

Ik wijs u erop dat over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de Raad nog afstemming in de Ministerraad zal plaatsvinden.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Geannoteerde agenda formele Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sportraad 16 en 17 mei 2013 te Brussel

Er is op dit moment alleen een voorlopige agenda van de Raad beschikbaar. Hierbij vindt u de inzet van het kabinet op onderstaande agendapunten, die zijn opgesteld aan de hand van concepten die in de voorbereidende raadswerkgroepen zijn besproken:

Jeugdraad (op donderdag 16 mei)

  • 1. Raadsconclusies over het maximaliseren van het potentieel van jeugdbeleid teneinde de doelstellingen van Europe 2020 te bereiken.

    In deze raadsconclusies worden de lidstaten onder meer verzocht de actieve betrokkenheid van de ministeries voor jeugd te bevorderen in de nationale beleidsvorming met betrekking tot de uitvoering van de Europa 2020-beleidsstrategie. Verder worden lidstaten verzocht om ervoor te zorgen dat de mening van jongeren wordt meegenomen bij het uitstippelen van jeugdbeleid.

    Nederland kan zich vinden in deze conclusies. Op verzoek van Nederland en met steun van onder andere Duitsland, België en Tsjechië is in de tekst een verwijzing opgenomen naar de meerwaarde van een positief en zelfstandig jeugdbeleid. Het voorzitterschap heeft een duidelijkere verwijzing opgenomen naar de aangenomen tekst over «Youth Guarantees» en naar de rol van jeugd in het Europees Semester.

  • 2. Raadsconclusies over de bijdrage van kwalitatief jeugdwerk aan de ontwikkeling, het welzijn en de sociale insluiting van jongeren.

    Het Ierse voorzitterschap heeft raadsconclusies geformuleerd om de bijdrage te benadrukken die door kwalitatief goed jeugdwerk kan worden geleverd aan de verbetering van de positie van jongeren in Europa. De huidige generatie jongeren in Europa wordt geconfronteerd met ongekende uitdagingen op het gebied van jeugdwerkloosheid en het risico op armoede. Voor het jeugdbeleid en het jongerenwerk is een rol weggelegd om deze uitdagingen aan te gaan. Activiteiten in het jongerenwerk vullen maatregelen op het gebied van onderwijs en opleiding, werkgelegenheid en sociale inclusie aan en vergroten het effect van het beleid op deze gebieden op het leven van jongeren.

    Nederland kan instemmen met deze raadsconclusies. Het Ierse voorzitterschap zal de gezamenlijke conclusies van de jeugdconferentie, die in maart in Dublin is gehouden, in de tekst te verwerken.

  • 3. Gedachtewisseling jongerenwerk.

    Tijdens de Raad zal tevens een gedachtewisseling gehouden worden over de vraag hoe beter in te zetten op jongerenwerk. Voorafgaand zal een discussiestuk rondgestuurd worden. In de gedachtewisseling zal Nederland het belang benadrukken van de aanpak op lokaal en regionaal niveau. Activiteiten op nationaal en Europees niveau dienen er vooral op gericht te zijn om het lokale en regionale niveau daarbij te faciliteren via de verspreiding van kennis en goede voorbeelden. De actieve betrokkenheid van jongeren zelf, met name op de decentrale niveaus, is daarbij van groot belang.

    Uit de Raadswerkgroep kwam naar voren dat de ministers gevraagd zullen worden te reageren op de volgende vragen:

    • Welke concrete acties ondernomen kunnen worden om jongerenwerk te verbeteren;

    • Hoe kan het jongerenwerk de uitdagingen van de jeugd tegemoet komen;

    • Wat speelt er op het gebied van jongerenwerk in de LS?

Sportraad (op 17 mei)

  • 1. Mandaat van de Europese Commissie om te onderhandelen over een internationale conventie tegen matchfixing.

    Door middel van dit mandaatbesluit geeft de Raad aan de Europese Commissie de bevoegdheid om te onderhandelen over de voorgenomen Conventie van de Raad van Europa ter bestrijding van het manipuleren van sportresultaten (matchfixing). De Europese Commissie mag onderhandelen over de zaken die vallen binnen de competentie van de EU, dus waar de Commissie bevoegd is. De bepalingen van de voorgenomen Conventie van de Raad van Europa inzake matchfixing die de betreffende competentiegebieden van de EU kunnen raken, worden opgesomd in het concept Raadsbesluit («fairness and openness in sporting competitions and cooperation between bodies responsible for sports, and by protecting the physical and moral integrity of sports(wo)men», «internal Market freedoms related to match-fixing and sports betting», «judicial cooperation in criminal matters and police cooperation related to the manipulation of sports results» and «data protection in relation to the mentioned areas»).

    De Juridische dienst van de Raad heeft op verzoek van de Raadswerkgroep een opiniestuk geschreven naar aanleiding van een aantal vragen over het concept Raadsbesluit, dat betrekking heeft op de rechtsgrondslag en de reikwijdte van het mandaat.

    Naar aanleiding van de Raadswerkgroep van 15 april jl. zal het Voorzitterschap de tekst nog op onderdelen aanpassen. De aangepaste tekst zal besproken worden tijdens de laatste Raadswerkgroep onder het Iers voorzitterschap op 29 april a.s.Het voorzitterschap wil dan een besluit nemen over de procedurele en materiële rechtsgrondslag van het Raadsbesluit, in het licht van het opiniestuk van de Juridische dienst van de Raad.

    Inzet Nederland

    Nederland kan instemmen met het Raadsbesluit. Het Raadsbesluit is nodig om te voorkomen dat de toekomstige Conventie van de Raad van Europa inzake matchfixing niet in strijd komt met het EU acquis. Nederland heeft zich er voor ingezet dat in het mandaat voldoende duidelijk naar voren komt dat de Europese Commissie alléén mag onderhandelen over de zaken die vallen binnen de competentie van de EU. De verwachting is dat ook de andere Lidstaten hun akkoord zullen geven.

  • 2. Raadsconclusies over «Dual careers for athletes»

    De voorliggende Raadsconclusies zijn een uitvloeisel van de «EU Guidelines on Dual Careers of Athletes» van de EU Expert Group «Education and Training in Sport» . Deze richtsnoeren bevatten een aantal voorstellen voor beleidsacties met betrekking tot «dual careers in sport». Bij «dual careers» gaat het erom dat (aankomende) topatleten hun sportcarrière op een optimale en flexibele wijze kunnen combineren met onderwijs en/of werk. De voorliggende Raadsconclusies roepen de Lidstaten, sportorganisaties en andere betrokken partijen (bijvoorbeeld onderwijsinstellingen) op om een aantal stimulerende acties en maatregelen te nemen. Onderwerpen die in de Raadsconclusies aan de orde komen zijn onder meer de bevordering van: aangepaste onderwijsprogramma’s voor atleten en een «quality accreditation system», «dual career» programma’s voor atleten in de publieke sector (als voorbeeld voor andere werkgevers), aangepaste zorgverzekeringen voor atleten, en («where appropriate»)«dual career» beurzen voor topsporters in het hoger onderwijs. Sportorganisaties worden opgeroepen om bijvoorbeeld «dual careers athlete ambassadors» aan te wijzen en onderhandelingen te stimuleren tussen bedrijven en atleten om werkervaring op te doen. In de laatste paragraaf van de Raadsconclusies wordt de Europese Commissie gevraagd een aantal acties te ondernemen, bijvoorbeeld de uitwisseling van «best practices», bevordering van samenwerking tussen onderwijsinstellingen en de ontwikkeling van een monitoring systeem, met minimum kwaliteitseisen op Europees niveau die kunnen functioneren als referentiepunt voor instellingen die zich bezighouden met «dual career» ontwikkeling.Het laatste document met de concept Raadsconclusies is van 16 april jl. Het Voorzitterschap tracht nu, in de afrondende fase, tot een compromistekst te komen waarin alle lidstaten zich kunnen vinden.

    Inzet Nederland

    Ook in Nederland is sprake van een actief beleid ten aanzien van dit onderwerp. De Nederlandse overheid ondersteunt de vier Centra voor topsport en Onderwijs (CTO’s), waarbij onderwijs optimaal wordt afgestemd op de topsportcarrière. Door de inzet van onder andere flexibel onderwijs, kunnen topsporters hun studie afmaken wat hun kans op een maatschappelijke carrière vergroot. Daarnaast ondersteunt VWS het programma «Goud op de werkvloer», waarbij topsporters een baan kunnen combineren met hun topsportcarrière. Werkgevers creëren hierbij topsportvriendelijke werkplekken, waardoor topsporters al tijdens hun topsportcarrière werkervaring kunnen opdoen. De overstap naar een maatschappelijke carrière na afloop van de topsportcarrière wordt hiermee vergroot.

    Nederland acht de Raadsconclusies als een ondersteuning van het Nederlandse beleid op dit terrein en is tevens van mening dat de aanbevelingen in de Raadsconclusies een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de samenwerking en stimuleringsmaatregelen in de EU als geheel.

    Nederland kan daarom instemmen met de tekst van de Raadsconclusies. Er zal echter ten aanzien van één punt een voorbehoud worden aangetekend in Coreper. Dat betreft onderdeel 6.1 van de voorliggende Raadsconclusies, inzake het verzoek aan de Europese Commissie om met een voorstel voor een Raadsaanbeveling te komen. Nederland is hier geen voorstander van omdat het moet leiden tot een nieuwe set indicatoren met betrekking tot de implementatie van beleidsacties op het gebied van «dual careers» in de EU, die dan ook gemonitored zullen moeten worden. Nederland vindt dit, net als Denemarken, Zweden en Oostenrijk, niet wenselijk. Nederland denkt dat het te weinig toegevoegde waarde zal hebben in verhouding tot de vereiste extra (administratieve) werkzaamheden ten behoeve van de monitoring.

  • 3. Anti-Doping

    Het agendapunt bestaat uit drie onderdelen waaronder informatie van de voorzitter over de bijeenkomsten van de WADA (World Anti-Doping Agency) in Montreal, in mei 2013. Nederland kan de informatie op dit punt aanhoren. Vervolgens staat de aanwijzing van een EU-vertegenwoordiger in het stichtingenbestuur van WADA op de agenda, voor de periode 2013–2015.

    Inzet Nederland:

    Tijdens de Raad van 27 november 2012 is de heer Alexandre Miguel Mestre (staatssecretaris voor Jeugd en Sport van Portugal) benoemd als EU-vertegenwoordiger in het WADA Foundation Board (2013–2015). Echter aangezien de heer Mestre niet langer beschikbaar is voor deze positie moet er een nieuwe benoemingsprocedure worden gevolgd. Naast de heer Mestre was er bij de vorige benoemingsprocedure nog een kandidaat, de heer Philippe Muyters (de Vlaamse minister van Financien, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport). De heer Muyters heeft nog steeds interesse in de functie en stelt zich opnieuw beschikbaar. Nederland zal (net als tijdens de voorgaande benoemingsprocedure) de benoeming van de heer Muyters steunen.

    Tot slot zal er een gedachtewisseling plaatsvinden over de rol van publieke autoriteiten in de strijd tegen doping in de sport. Er is op dit moment nog geen discussiestuk beschikbaar van het Voorzitterschap met vragen die aan de Lidstaten gesteld zullen worden en waar de ministers zich over kunnen uitspreken. Mocht gevraagd worden naar maatregelen die Lidstaten treffen op het gebied van antidoping, dan zal Nederland de Raad hierover informeren.

Naar boven