21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 723 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2018

Bijgaand stuur ik uw Kamer het verslag van de informele Energieraad die op 18 september 2018 onder Oostenrijks voorzitterschap plaatsvond in Linz.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

VERSLAG INFORMELE ENERGIERAAD 18 SEPTEMBER 2018

Systeemintegratie van hernieuwbare energie en «The Hydrogen Initiative»

Gedachtewisseling

Het eerste agendapunt van de informele Raad bouwde voort op de high-level conferentie georganiseerd door het voorzitterschap voorafgaand aan de Raad. Deze conferentie had als thema «innovatieve technologieën voor de energie-intensieve industrie».

Tijdens de conferentie lag de nadruk op de rol die waterstof kan spelen, niet alleen voor de industrie, maar ook voor systeemintegratie en andere toepassingen, zoals in de mobiliteit. Vertegenwoordigers van bedrijven, internationale energie-organisaties en kennisinstellingen gaven presentaties over recente ontwikkelingen en projecten. De Europese Commissie onderschreef op de conferentie de rol van duurzame waterstof en benadrukte het belang van kostenverlaging en opschaling en het creëren van prikkels voor investeringen door marktpartijen. Het Oostenrijks voorzitterschap presenteerde de verklaring van «The Hydrogen Initiative», die ter ondertekening werd aangeboden aan zowel bedrijven en organisaties, als aan de lidstaten van de EU1.

In aansluiting hierop had de eerste sessie van de informele energieraad als thema systeemintegratie van hernieuwbare energie en «The Hydrogen Initiative» en werd voornamelijk gebruikt om het onderwerp waterstof te bespreken. Alle lidstaten en de Europese Commissie reageerden positief op de intentie van de waterstofverklaring; 25 lidstaten, waaronder Nederland ondertekenden de verklaring tijdens de informele energieraad.

Een aantal lidstaten gaf aan de potentie van waterstof te verkennen, andere lidstaten waren al actief bezig met dit onderwerp, met name op het gebied van mobiliteit. Veel aandacht ging uit naar de rol van waterstof in het verduurzamen van de energie-intensieve industrie. Ook de mogelijkheid om waterstof te gebruiken als alternatief voor aardgas en de aardgasinfrastructuur te hergebruiken kwam aan de orde. Lidstaten benadrukten dat er ten aanzien van kostenreductie van duurzame waterstof nog grote stappen moeten worden gezet en verwelkomden de inzet van de EU op dit vlak, bijvoorbeeld door middel van innovatieprogramma’s.

Nederland gaf aan dat, naast de inzet op een goed functionerende interne elektriciteitsmarkt en op energiebesparing, het belangrijk is om te werken aan technologieën voor het opslaan en converteren van elektriciteit. Waterstof kan hierin een rol spelen, zoals uitgewerkt in de contouren voor een routekaart die Nederland dit jaar heeft opgesteld. Nederland benadrukte ook het belang van kostenreductie en opschaling en het inzetten op grootschalige toepassing van waterstof in de industrie en het zware transport. Nederland heeft voorts aangegeven internationale samenwerking in EU-verband voor deze onderwerpen te verwelkomen.

Openstaande punten uit het «Clean Energy for all Europeans»-pakket

Gedachtewisseling

Tijdens de informele Energieraad stonden openstaande punten uit het «Clean Energy for all Europeans»-pakket (het zogenaamde «Winterpakket») geagendeerd. Voorafgaand aan de bespreking kondigde het Oostenrijks voorzitterschap aan dat de focus hierbij zou liggen op zogenaamde capaciteitsmechanismen. Deze hebben als doel om back-up capaciteit te garanderen voor momenten waarop het aanbod de vraag niet kan matchen of om een investeringsprikkel te bieden voor bouw van toekomstige productiecapaciteit. De bepalingen over capaciteitsmechanismen maken onderdeel uit van de elektriciteitsverordening en zijn een belangrijk onderwerp in de onderhandelingen met het Europees Parlement en de Europese Commissie.

Tijdens de Energieraad van 18 december jl. heeft Nederland samen met een groep lidstaten tegen de Algemene Oriëntatie op de elektriciteitsverordening gestemd2, die desondanks met een krappe meerderheid werd aangenomen. De verwatering van de bepalingen rondom capaciteitsmechanismen waren voor Nederland onder meer reden om tegen het voorstel te stemmen. Het Europees Parlement is net als Nederland voor striktere criteria bij de toepassing van capaciteitsmechanismen. Dit om te voorkomen dat lidstaten capaciteitsmechanismen onnodig of onjuist inzetten en daarmee de leveringszekerheid en het investeringsklimaat in buurlanden nadelig beïnvloeden.

Om de discussie richting te geven stelde het Oostenrijks voorzitterschap de lidstaten drie vragen. Ten eerste wat volgens de lidstaten de belangrijkste instrumenten en maatregelen zijn in het omgaan met fluctuerend, niet-stuurbaar, vermogen. Het merendeel van de lidstaten is van mening dat een goed werkende elektriciteitsmarkt hier de beste oplossing voor is. Er werd een grote diversiteit aan voorbeelden gegeven zoals markten die de juiste prijssignalen afgeven, een gelijk speelveld voor producenten, het betrekken van consumenten en de juiste marktprikkels voor investeringen in het elektriciteitsnetwerk.

Ten tweede vroeg het voorzitterschap de lidstaten naar hun visie op de legitimiteitscheck voor capaciteitsmechanismen. Specifiek vroeg het voorzitterschap hoe geborgd kan worden dat de nationale en EU-brede analyse naar de noodzaak voor een capaciteitsmechanisme complementair zijn. Op dit onderwerp lopen de meningen uiteen. Hoewel lidstaten het er grotendeels over eens zijn dat het van belang is dat beide analyses een gelijksoortige methodologie en data hanteren, is er discussie over de vraag welke analyse leidend moet zijn bij het al dan niet goedkeuren van een capaciteitsmechanisme. Een kleine groep lidstaten, waaronder Nederland, is van mening dat de EU-brede analyse leidend moet zijn. In een elektriciteitsmarkt met steeds meer grensoverschrijdende handel en transport van elektriciteit is het namelijk noodzakelijk dat dit wordt meegenomen in de analyse. Een grote groep lidstaten is juist van mening dat de keuze of een capaciteitsmechanisme wordt ingevoerd, bij de lidstaten moet liggen en dat de nationale analyse dus leidend moet zijn. Het voornaamste argument dat hiervoor wordt genoemd is dat de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor de leveringszekerheid.

Tenslotte vroeg het Oostenrijks voorzitterschap of er onderscheid gemaakt moet worden tussen strategische reserves en marktbrede capaciteitsmechanismen. Een strategische reserve is een vorm van een capaciteitsmechanisme voor een specifieke groep van installaties die buiten de reguliere markt worden gehouden en hun productiecapaciteit enkel onder strikte condities mogen inzetten (bij tekorten die het marktmechanisme zelf niet meer kan oplossen). Marktbrede capaciteitsmechanismen zijn subsidies voor productie-installaties die actief deelnemen aan de markt en daarmee direct invloed hebben op de gehele productiesector. De werking van deze instrumenten is daarmee marktverstorender dan strategische reserves. De lidstaten waren het er in grote lijnen over eens dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen beide capaciteitsmechanismen. Een kleine groep lidstaten is van mening dat strategische reserves de voorkeur heeft. Verder is een groep lidstaten van mening dat de eisen voor strategische reserves gelijk moeten zijn aan marktbrede capaciteitsmechanismen, bijvoorbeeld wat betreft het opleggen van een «CO2-emissieprestatiestandaard» waaraan de capaciteitsmechanismen moeten voldoen.

Op basis van deze discussie en de discussies in de raadswerkgroepen zal het voorzitterschap een voorstel doen voor een mandaat op dit thema om te onderhandelen met het Europees Parlement.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Zie het verslag van de Energieraad van 18 december 2017 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 691).

Naar boven