21 501-33
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

nr. 260
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2010

Onderstaand doe ik u de geannoteerde agenda toekomen ter voorbereiding van de VTE-Raad over energie, die op 12 maart a.s. bijeen zal komen in Brussel.

Het Spaanse voorzitterschap beoogt tijdens de raad een politiek akkoord te bereiken over de verordening aangaande notificatie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur. Daarnaast zullen Raadsconclusies worden aangenomen over de Commissiemededeling «Investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën». Vervolgens zal er aan de hand van een tweetal discussievragen een beleidsdebat plaatsvinden over de energie-elementen in de Europese Strategie voor groei en banen, die de opvolger vormt van de Lissabon-strategie. Tijdens de lunch zal de nieuwe commissaris Oettinger zijn werkprogramma toelichten.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

GEANNOTEERDE AGENDA VTE-RAAD (ENERGIE) D.D. 12 maart 2010

Agendapunt Behandeling
Verordening aangaande notificatie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuurPolitiek akkoord
Commissiemededeling «Investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën»Raadsconclusies
Energie-elementen in de Europese strategie voor groei en banenGedachtewisseling

Verordening aangaande notificatie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur Politiek akkoord

Het Spaanse voorzitterschap beoogt voorafgaand aan de Energieraad een akkoord te bereiken met de Commissie over de herziening van de Verordening die voorziet in de monitoring en rapportage van investeringsprojecten op het gebied van energie-infrastructuur. De Energieraad zal het akkoord vervolgens formeel kunnen bekrachtigen.

De verordening zal een gemeenschappelijk kader creëren voor een tweejaarlijkse rapportage van lidstaten aan de Commissie over investeringsprojecten op het gebied van energie-infrastructuur in de sectoren elektriciteit, gas, aardolie, biobrandstoffen en vervoer en opslag van kooldioxide. In het voorstel van de Commissie gaat het zowel om investeringenprojecten waarvan de finale investeringsbeslissing reeds is genomen, als om geplande investeringsprojecten die binnen een termijn van vijf jaar zullen aanvangen. Voor plannen met betrekking tot het uit bedrijf nemen van energie-infrastructuur geldt een termijn van drie jaar. Het aangepaste monitorings- en rapporteringsysteem zal de Commissie in staat stellen om een adequate sectoroverschrijdende analyse te maken van de structurele ontwikkelingen in de EU en de vooruitzichten op het gebied van energie-infrastructuur. Tevens kunnen hierdoor mogelijke belemmeringen voor het doen van investeringen worden geïdentificeerd. De Commissie is van mening dat gegevens thans te versnipperd zijn en dat er nog onvoldoende gevalideerde gegevens beschikbaar zijn om de ontwikkelingen op sectoroverschrijdende wijze te kunnen monitoren.

Nederland staat positief tegenover de grondgedachte en doelstelling van de verordening, en hecht waarde aan een spoedig politiek akkoord. Een geïntegreerd Europees monitorings- en rapportagesysteem kent een duidelijke toegevoegde waarde voor zowel marktpartijen als overheden. Naast een vergroting van de transparantie kunnen de verzamelde gegevens en informatie een bijdrage leveren aan de formulering van het Europese en nationale beleid op het gebied van energie-infrastructuur. Nederland heeft zich in de onderhandelingen ingezet voor een betere aansluiting van de nieuwe op de bestaande informatieverplichtingen, om overlap van verplichtingen en daarmee onnodige administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de overheid te voorkomen. Mede op verzoek van Nederland is in de verordening vastgelegd dat lidstaten worden ontheven van hun rapportageverplichtingen indien de gevraagde gegevens reeds via andere Europese rapportageverplichtingen aan de Commissie zijn verstrekt. Het had daarnaast de voorkeur van Nederland, en andere lidstaten, om in de bijlage van de verordening al een sjabloon op te nemen die inzichtelijk maakt welke concrete informatieverplichtingen volgen uit de verordening, en welke gegevens al op grond van bestaande wetgeving moeten worden geleverd. Een sjabloon zorgt er ook voor dat lidstaten vergelijkbare informatie aanleveren, waardoor de kwaliteit van de informatie beter gewaarborgd is. De Commissie hecht er echter aan het sjabloon, dat veel technische details bevat, pas in te vullen nadat het algehele kader is goedgekeurd. Om tegemoet te komen aan de wens van Nederland en andere lidstaten, heeft de Commissie een verklaring opgesteld. Hierin wordt aangegeven dat het nog op te stellen sjabloon zal worden gebaseerd op bestaande voorbeelden, en dat relevante partijen en lidstaten zullen worden geconsulteerd bij de verdere vormgeving en invulling ervan. De inhoud en kwaliteit van het nog op te stellen sjabloon zijn daarmee voor Nederland voldoende gegarandeerd. Nederland heeft in de onderhandelingen ten slotte aandacht gevraagd voor de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie. Mede op verzoek van Nederland is daarom expliciet in de tekst opgenomen dat zowel de Commissie als de lidstaten de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie dienen te waarborgen.

Commissiemededeling «Investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën» (SET-Plan) Raadsconclusies

De Raad zal conclusies aannemen naar aanleiding van de mededeling «Investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën», waarin de Commissie de financiële consequenties uiteenzette van het in 2007 uitgebrachte Strategisch Plan voor Energietechnologie (SET-Plan). Deze mededeling werd ook besproken in de VTE-Raad (energie) van 7 december jl. en de informele energieraad van 15 januari jl.

Voor de periode tot 2020 heeft de Commissie Routekaarten ontwikkeld om de ontwikkeling van koolstofarme technologieën te bevorderen, inclusief een aantal bijbehorende initiatieven. Het betreft de zes Europese Industriële Initiatieven (voor de ontwikkeling van wind-, zonne- en bio-energie, een nieuwe generatie nucleaire energie, intelligente elektriciteitsnetwerken en CCS), het Intelligente Steden initiatief (voor de bevordering van energiezuinige technologie) en de Europese Energie Onderzoek Alliantie (voor meer samenwerking tussen nationale energieonderzoeksinstellingen). De Commissie schat in dat de komende 10 jaar een extra investering van 50 miljard euro voor energietechnologisch onderzoek in de EU nodig zal zijn, wat bijna een verdrievoudiging van de huidige onderzoeksbudgetten zou betekenen. Deze zal zowel privaat als publiek, en op zowel nationaal als EU-niveau, bekostigd moeten worden. De Commissie hint op een toename van het publieke aandeel in de investeringen, en daarbinnen op een toename van de EU-bijdrage. Voor een efficiënte aanwending van financiële middelen zal een versterkte coördinatie noodzakelijk zijn.

In de Raadsconclusies komen lidstaten overeen om zo spoedig mogelijk, en uiterlijk in 2010, de Europese Industriële Initiatieven van start te laten gaan. Deze Initiatieven zullen de vorm hebben van flexibele publiek-private partnerschappen, waaraan lidstaten (en andere partijen) op vrijwillige basis kunnen deelnemen. Daarnaast wordt de Energie Onderzoek Alliantie aangemoedigd te starten met de gezamenlijke programma’s op diverse energieterreinen, waarbij deelname in beginsel open staat voor alle Europese onderzoeksinstellingen. De lidstaten en de Commissie worden opgeroepen om rekening te houden met de centrale rol van de zogeheten SET-Plan Steering Group bij de implementatie van de verschillende SET-Plan activiteiten. De wenselijkheid van meer nationale publieke investeringen in de ontwikkeling van koolfstofarme technologie wordt onderschreven, onder de voorwaarde dat dit binnen de huidige beperkingen van de overheidsfinanciën dan wel mogelijk moet zijn. De raadsconclusies stellen dat meer publieke financiering op EU-niveau wenselijk is, en daarom moet worden overwogen bij de EU-begrotingsevaluatie en de onderhandelingen over de nieuwe EU-meerjarenbegroting (2014–2020).

Nederland hecht veel waarde aan het SET-plan. Het schept het noodzakelijke kader om de Europese ambitie voor de ontwikkeling van koolstofarme technologie – met de bijbehorende economische kansen en gunstige milieueffecten – te realiseren. Nederland ondersteunt op hoofdlijnen de initiatieven die de Commissie aankondigt in haar plan. De benadering, waarbij lidstaten op basis van vrijwilligheid deelnemen aan initiatieven, sluit aan bij de Nederlandse opstelling dat lidstaten wel hun eigen prioriteiten moeten kunnen uitvoeren. Van de verschillende typen koolstofarme technologie heeft, wat Nederland betreft, naast duurzame mobiliteit (elektrisch rijden, biobrandstoffen), vooral de ontwikkeling van de Smart Grid en de bijbehorende stationaire elektriciteitsopslag (batterijen) prioriteit. Dat laatste bij voorkeur in samenwerking met landen van buiten EU. Nederland onderschrijft de noodzaak van inzet van meer financiële middelen voor onderzoek en technologieontwikkeling op het gebied van energie, en steunt het opstellen van een coherent financieringsraamwerk voor koolstofarme technologieën in Europa. Het vinden van voldoende financiële middelen, uit private en publieke bron en op nationaal en EU-niveau, zal een grote uitdaging vormen. Nederland is bereid zijn bijdrage te blijven leveren, in samenwerking met andere landen en met behoud van soevereiniteit over nationale onderzoeksmiddelen. Nederland steunt ook de inzet van bestaande gemeenschapsinstrumenten voor het SET-plan en een relatief sterke rol van de Europese investeringsbank. Van belang is ook dat de projecten, die in Europees verband zullen worden ondersteund met de opbrengst van 300 miljoen rechten uit de Nieuwkomersreserve van de ETS-richtlijn, kunnen bijdragen aan de invulling van de Europese industriële initiatieven, aangezien zij gelijke doelstellingen hebben. Het gaat daarbij om de financiering van maximaal 12 grootschalige demonstratieprojecten op het gebied van Carbon Capture and Storage (CCS) alsmede innovatieve projecten op het gebied van duurzame energie. Deze zal onder beheer van de Milieuraad worden toegekend. De opbrengst van de emissierechten hangt af van de CO2-prijs op het moment dat de rechten te gelde worden gemaakt, maar is indicatief € 3–6 miljard. Dit laat onverlet dat een meer structurele ondersteuning op gemeenschapsniveau nodig is. Nederland is van mening dat het aandeel van middelen voor onderzoek, ontwikkeling en demonstratie ten behoeve van klimaatmitigatie binnen de nieuwe Financiële Perspectieven kan toenemen. Een concrete invulling van de nieuwe Financiële Perspectieven, inclusief een mogelijke herallocatie van middelen, zal onderwerp zijn van de budgetherziening en de volgende financiële programmering. Ondersteuning op gemeenschapsniveau dient wel plaats te vinden op basis van het subsidiariteitsbeginsel, dat wil zeggen daar waar dat meerwaarde heeft:

– bij grensoverschrijdende positieve externe effecten, zoals bij de integratie van het West-Europese elektriciteitsnet en het toekomstige Europese intelligente net (Smart Grid);

– waar schaalvoordelen gerealiseerd kunnen worden, zoals bij de ontwikkeling van de kernfusiereactor ITER;

– waar de samenwerking van verschillende disciplines uit verschillende Europese landen meer is dan de som van de afzonderlijke delen.

In andere gevallen kan een nationale aanpak of een samenwerking tussen enkele lidstaten toereikend zijn.

Energie-elementen in de Europese strategie voor groei en banen Gedachtewisseling

De Europese Voorjaarsraad zal, op basis van een nog te presenteren mededeling van de Commissie, conclusies aannemen over de nieuwe Europese Strategie voor groei en banen (EU 2020 Strategie). Daaraan voorafgaand zullen diverse raadsformaties van gedachten wisselen over de elementen op hun beleidsterrein, die in de Raadsconclusies tot uitdrukking zouden moeten komen. De bijdragen van de verschillende raadsformaties zullen door de Raad voor Algemene Zaken worden gebundeld en vertaald in kernvragen voor de Voorjaarsraad. Om de discussie te stroomlijnen liggen aan de Raad twee discussievragen voor, namelijk hoe het Europees energiebeleid, in het bijzonder de ontwikkeling van energie-infrastructuur, kan bijdragen aan een sterkere economische groei en banencreatie in de EU, en hoe de Energieraad in praktische zin kan bijdragen aan de EU 2020 Strategie.

De diverse elementen van het Europese energiebeleid leveren elk, en in onderlinge samenhang, een belangrijke bijdrage aan de economische voorspoed van de EU. Een ambitieuze Europese beleidsagenda op energiegebied blijft daarom van groot belang.

Een goed ontwikkelde interne energiemarkt zal efficiencywinsten opleveren en zorgen voor voldoende diversificatie, voldoende concurrentie en een eerlijke prijs voor de consument. Met het aannemen van het zogeheten derde energiepakket is een belangrijke stap gezet in het verbeteren van de werking van de interne markt voor gas en elektriciteit. Voor verdere ontwikkeling van de interne energiemarkt is een voortvarende implementatie van het derde energiepakket cruciaal. Zo zal onder meer het proces van ontvlechting en daarmee het loskoppelen van het netbeheer van belangen op het terrein van productie en levering moeten worden voortgezet.

Een gewaarborgde toegang tot energiebronnen vormt een belangrijke randvoorwaarde voor economische bedrijvigheid. Voor de komende periode is het daarom van belang dat de EU haar strategie voor energievoorzieningszekerheid verder ontwikkelt en de aangekondigde maatregelen nader uitwerkt. Nederland acht het van essentieel belang om de externe relaties met strategische partners verder te versterken en te verdiepen. Door de krachten binnen de EU daarbij te bundelen, kan meer gewicht in de schaal worden gelegd tegenover energieproducerende landen en doorvoerlanden. Internationale samenwerking is tevens van belang voor het realiseren van grensoverschrijdende infrastructurele projecten. Voor de Europese energievoorzieningszekerheid is verdere diversificatie van aanvoerroutes gewenst. Realisatie van infrastructurele projecten zoals Nabucco, South Stream, North Stream en een energienetwerk rondom de Middellandse Zee is daartoe van belang. Verbetering en uitbreiding van de infrastructuur binnen de EU is niet alleen belangrijk met oog op de voorzieningszekerheid en interne marktwerking, maar ook met oog op de Nederlandse ambitie om gasrotonde van Noordwest-Europa te worden.

Meer energiebesparing en gebruik van hernieuwbare energie zijn niet alleen noodzakelijk met het oog op het tegengaan van klimaatverandering. Ze kunnen daarnaast ook de voorzieningszekerheid en – door zuiniger gebruik van de productiefactor energie – de concurrentiekracht van de EU versterken. Bovendien kan een Europese voortrekkersrol op dit gebied aan Europese bedrijven, als zogenaamde first movers, nieuwe commerciële kansen bieden. Met het energieen klimaatpakket, dat voorzag in richtlijnen op het gebied van o.a. emissiehandel, CCS en hernieuwbare energie, zijn belangrijke stappen gezet. Ook voor dit pakket komt het nu aan op de implementatie, zowel op Europees als nationaal niveau. Zo zullen binnen het herziene emissiehandelssysteem benchmarks voor de toewijzing van gratis emissierechten aan installaties moeten worden opgesteld, zodat een prikkel voor investeringen in efficiente technieken behouden blijft. Ten aanzien van energiebesparing is met de herziening van de richtlijnen ecodesign en energie-etikettering een kader gecreëerd voor een ambitieus Europees bronbeleid. Dit zal in de komende jaren snel en volledig dienen te worden ingevuld door het stellen van eisen aan nieuwe specifieke productgroepen. Eind 2010 wordt ook een nieuw Europees energie-efficiëntie actieplan verwacht, waarin de Commissie nieuwe instrumenten voor het bereiken van de 20% besparingdoelstelling kan voorstellen. Deze voorstellen zullen door Nederland worden beoordeeld op subsidiariteit en proportionaliteit, alsmede op (kosten)effectiviteit en efficiency van beleid.

Om het aandeel van duurzame energie in de energieconsumptie werkelijk met forse stappen te kunnen verhogen, zullen nieuwe en efficiëntere technieken ontwikkeld moeten worden. Dit vraagt om grotere inspanningen op het gebied van energie-innovatie, zoals bovenstaand is weergegeven. Op lange termijn is het streven om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen in de elektriciteitsproductie drastisch te verlagen en in de transportsector zelfs te reduceren tot nul. Om aanbieders van duurzame energie toegang te bieden tot het elektriciteitsnet zal moeten worden geïnvesteerd in een slim en geïntegreerd elektriciteitsnetwerk op Europese schaal.

De Energieraad heeft een belangrijke rol te vervullen bij de nadere invulling van, en besluitvorming over bovengenoemde thema’s. Zij waakt bovendien over de voortgang op de diverse deelterreinen. De prioriteiten, die in maart 2009 door de Europese Raad werden vastgesteld in het kader van de tweede Strategic Energy Review (SER II), kunnen daarbij vooralsnog als leidraad dienen. Deze prioriteiten zullen naar verwachting worden geactualiseerd en aangescherpt in het aangekondigde Energie Actieplan 2010–2014, dat de acties van de EU op energiegebied voor de komende vijf jaren uiteen zal zetten en tevens een doorkijk zal geven naar de langere termijn. De exacte inhoud en het moment van aannemen van dit Actieplan zijn thans nog niet bekend.

Naar boven