21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 995 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2017

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die naar verwachting geagendeerd zullen worden voor de Landbouw- en Visserijraad die 3 april a.s. plaatsvindt in Luxemburg (CM 2021/17). Tot op heden zijn er geen definitieve agenda en achtergronddocumenten beschikbaar.

Daarnaast informeer ik u over een voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 over de vangstmogelijkheden voor 2017.

Geagendeerde onderwerpen op de Raad

Omnibusverordening

Stand van zaken en gedachtewisseling

De Raad zal van gedachten wisselen over de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader (2014–2020). De Europese Commissie heeft op 14 september 2016 in het kader van de herziening een voorstel gedaan voor aanpassing van het Financieel Reglement, dat de regels voor totstandkoming, uitvoering, besteding en controle op de EU-begroting bevat. In dit voorstel (hierna de Omnibusverordening; ST12187/16) staan ook een aantal artikelen die betrekking hebben op de verordeningen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 10 oktober jl. vond een eerste presentatie en bespreking van deze artikelen plaats. De Raad was toen van mening dat besluitvorming over de onderdelen van de Omnibusverordening die betrekking hebben op landbouwwetgeving in de Landbouw- en Visserijraad dient plaats te vinden. De afgelopen maanden is op ambtelijk niveau over de voorstellen gesproken. Het Maltees voorzitterschap zal tijdens de Raad van 3 april naar verwachting de stand van zaken schetsen aan de hand van een compromistekst over deze artikelen. Er is nog geen achtergronddocument beschikbaar. Naar verwachting zal de compromistekst na de Raadsbespreking worden doorgeleid naar Coreper, waar de tekst niet meer zal worden aangepast. De onderhandelingen met het Europees parlement over de verordening zullen naar verwachting na de zomer starten. De Europese Commissie beoogt aanname van de verordening vóór 1 januari 2018.

De wijzigingen die de Europese Commissie in de vier verordeningen van het GLB voorstelt, zijn beperkt en veelal van technische aard. Ze zijn bedoeld om de uitvoering te vereenvoudigen, de deelname aan verschillende regelingen te bevorderen en om beleidsmatig enkele kwesties te preciseren. Zo krijgen lidstaten de mogelijkheid af te zien van de toets of iemand een actieve landbouwer is bij de toekenning van directe betalingen. Verder wordt het gemakkelijker gemaakt om gebruik te maken van financieringsinstrumenten in het plattelandsbeleid. Voor deze aanpassingen zal in de Raad naar verwachting brede steun bestaan. Verder wordt het inkomensstabilisatiemechanisme (IST) versoepeld om deelname te bevorderen. Op dit moment mogen lidstaten in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) een tegemoetkoming geven aan individuele landbouwers indien hun inkomen is gedaald met meer dan 30% van hun gemiddelde jaarinkomen in de laatste drie jaar of het gemiddelde inkomen van drie jaren van de laatste vijf jaren, het hoogste en het laagste inkomen niet meegerekend. De Europese Commissie stelt voor daar een sectorspecifiek IST aan toe te voegen met een inkomensdrempel van 20%. In het compromis van het voorzitterschap zal naar verwachting worden voorgesteld een drempel van «ten minste» 20% te hanteren. Dit geeft lidstaten de ruimte om de drempel hoger te leggen. Ik zou dit een verbetering ten opzichte van het Commissievoorstel vinden, maar ik heb een duidelijke voorkeur voor handhaving van de huidige drempel op 30%. Ik vind namelijk dat het bedrijfsleven inkomensschommelingen van 20% zelf moet kunnen opvangen. Bij de voorgestelde drempelverlaging naar 20% zou de steun bovendien door de Wereldhandelsorganisatie gedeeltelijk als handelsverstorend worden aangemerkt.

De Europese Commissie stelt daarnaast voor om tot 2020 de bevoegdheid te behouden om de hoogte van de gekoppelde steun aan boeren tijdelijk los te koppelen van de actuele productie en te baseren op productie in het verleden. Deze maatregel is bedoeld om landbouwers aan te moedigen de productie te beperken. Ik kan mij hierin vinden. Er liggen echter ook voorstellen van lidstaten om meer gebruik te mogen maken van gekoppelde steun (bijv. in andere sectoren of onder andere omstandigheden). Ik ben geen voorstander van gekoppelde steun en zal me dan ook tegen deze voorstellen verzetten.

Verder stelt de Europese Commissie voor om de regels over de verrekening van openstaande vorderingen (na 4 dan wel 8 jaar) op begunstigden aan te scherpen. Volgens de huidige regels komen deze vorderingen voor 50% voor rekening van de betreffende lidstaat en voor 50% voor rekening van de Europese Commissie (de zogenaamde 50/50-verrekening). De Europese Commissie legt in haar voorstel de rekening voor 100% bij de lidstaat. Tegen dit voorstel is breed verzet. Het voorzitterschap zal daarom naar verwachting aan de Raad voorstellen om het Commissievoorstel op dit punt te verwerpen.

Er zijn ook voorstellen ingediend door lidstaten. Zo hebben verscheidene lidstaten voorstellen gedaan om de definitie van blijvend grasland aan te passen.

Zij willen hiermee voorkomen dat bouwland dat ingezet wordt in het kader van de vergroeningsmaatregelen in bepaalde gevallen automatisch na vijf jaar als blijvend grasland beschouwd moet worden. Hierdoor zou de grond niet zonder meer opnieuw gebruikt kunnen worden als bouwland. Dit onderwerp speelt niet in Nederland. Ook is voorgesteld om de drempel voor het mogen afzien van terugvorderingen van begunstigden in de context van individuele betalingen voor een steunstelsel of -maatregel te verhogen naar 250 euro. Naar verwachting zal het voorzitterschap dit voorstel overnemen. In het kader van verlaging van de uitvoeringskosten kan ik dit voorstel steunen.

Ik maak mij op verzoek van uw Kamer (motie van de leden Geurts en Dik-Faber van 22 juni 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 929)) sterk voor aanpassing van de regelgeving rond jonge landbouwers in de eerste pijler. Met de aanpassing die ik voorstel wil ik ervoor zorgen dat jonge landbouwers gedurende 5 volle jaren gebruik kunnen maken van de steunregeling. Nu is het zo dat de periode tussen vestiging van een jonge landbouwer en de subsidieaanvraag van de periode van 5 jaar moet worden afgetrokken.

Vereenvoudiging: Verslag van de Commissie over de uitvoering van ecologische aandachtsgebieden

Presentatie door de Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal een presentatie geven over haar rapport over de implementatie van ecologische aandachtsgebieden. Dit zal worden gevolgd door een gedachtewisseling.

Het rapport van de Europese Commissie is op dit moment nog niet beschikbaar. Naar verwachting betreft dit het evaluatieverslag over ecologische aandachtsgebieden overeenkomstig het eerste lid van artikel 46 van Verordening (EU) 1307/2013. Dit artikel verplicht de Europese Commissie om uiterlijk 31 maart 2017 een evaluatieverslag aan te bieden over de uitvoering van de verplichting om vanaf 2015 tenminste 5% van het areaal bouwland in te richten als ecologisch aandachtsgebied, eventueel vergezeld van een wetgevingsvoorstel om het aandeel ecologisch aandachtsgebied te verhogen van 5% naar 7%. Nu de Europese Commissie geen wetgevingsvoorstel heeft aangekondigd, mag worden aangenomen dat zij niet van plan is een voorstel te doen om het aandeel ecologisch aandachtsgebied te verhogen. Tijdens de onderhandelingen over de vergroening in het GLB 2015–2020 heeft Nederland steun uitgesproken voor het aanleggen van ecologische aandachtsgebieden maar steeds gepleit voor een lager percentage dan de 7% die de Europese Commissie had voorgesteld. Daarom kon Nederland destijds instemmen met het compromis van 5%. Ik kijk met belangstelling uit naar het rapport van de Europese Commissie.

Verordening tot wijziging van de verordening vangstmogelijkheden 2017

De Europese Commissie heeft op 14 maart jl. een voorstel gepresenteerd tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 over de vangstmogelijkheden (Total Allowable Catch, TAC) voor 2017. Het betreft aanpassingen van de verordening als gevolg van overeenkomsten met derde landen, reparaties van fouten of nieuwe voorstellen. Eveneens beoogt het voorstel de TAC voor zandspiering vast te stellen. Dit is in december jl. niet gebeurd omdat de biologische adviezen toen nog niet beschikbaar waren.

Een belangrijk ander onderdeel van het voorstel is om de jaarlijkse TAC voor schar en bot te verwijderen. Dit voorstel doet de Europese Commissie op basis van het advies van ICES (International Council for the Exploration of the Sea). Dat heeft uitgewezen dat het risico voor het bestand zeer klein is en dat verwijdering van de TAC niet strijdig is met de doelen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Hiermee zullen schar en bot ook niet onder de aanlandplicht vallen, wat de implementatie van de aanlandplicht sterk vergemakkelijkt. Mede op mijn verzoek heeft de Europese Commissie dit punt geadresseerd. Ik ben voornemens het Commissievoorstel te steunen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven