21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1074 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 december 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 30 november 2017 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 11 en 12 december 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1069).

De vragen en opmerkingen zijn op 4 december 2017 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 7 december 2017 zijn de vragen die betrekking hebben op de geannoteerde agenda beantwoord (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1070). Bij brief van 19 december 2017 zijn de overige vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Konings

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

7

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

9

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

12

II

Antwoord / Reactie van de Minister

12

III

Volledige agenda

14

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 11 en 12 december 2017. Deze leden hebben enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorgestelde aanpak voor de vangst van Noorse kreeft in de Noordzee voor Nederland problematisch kan zijn. Meerdere lidstaten hebben problemen met deze maatregel. Kan de Minister aangeven welke lidstaten dit zijn? Kan Nederland, tezamen met deze andere lidstaten, genoeg gewicht in de schaal leggen om de Europese Commissie te verleiden af te zien van de voorgestelde aanpak? Welke alternatieven zal Nederland, tezamen met andere lidstaten, aandragen? Hebben deze alternatieven een goede kans van slagen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister terecht aangeeft dat een totaalverbod voor de vangst van aal in kustwateren zeer nadelige gevolgen kan hebben voor tientallen Nederlandse kleinschalige kustvissers. De Nederlandse aanpak is gericht op een tijdelijk vangverbod (in de maanden september, oktober, november). In hoeverre is een totaalverbod nog af te wenden? Is de Minister bereid om met andere lidstaten (die in een vergelijkbare situatie zitten als Nederland) in overleg te treden hoe een totaalverbod te stoppen?

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat op 28 september jl. een conferentie heeft plaatsgevonden over «Modern Biotechnologies in Agriculture – Paving the way for responsible innovation». Kan de Minister aangeven wanneer het achtergronddocument van deze conferentie beschikbaar is en met de Kamer gedeeld zal worden?

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat op de agenda de mededeling over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2020 staat. Deze leden constateren dat er nog geen achtergronddocument beschikbaar is. Overigens is dat niet alleen op dit punt, bij veel agendapunten ontbreekt een achtergronddocument. Juist op dit punt is het belangrijk dat er voorafgaand aan een Raad voldoende informatie beschikbaar is om als Kamer voorafgaand aan een Raad een gedachtewisseling hierover te kunnen hebben. Bij de herziening van het GLB is het regeerakkoord leidend. Op welke wijze gaat de Minister een vertaalslag maken vanuit het regeerakkoord (ambitie, innovatie) naar de inzet voor het GLB? Op welke wijze gaat zij borgen dat aan de ene kant meer ruimte voor lidstaten bij de implementatie van het GLB kan zijn en aan de andere kant een eerlijk speelveld waar onze boeren belang bij hebben?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister zal pleiten voor een verdere bespreking van moderne biotechnologieën. Deze leden ondersteunen dit van harte. Welke agenda zal de Minister voeren om op dit punt concrete stappen te zetten en is zij bereid om als nodig zelf met initiatieven te komen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister oneerlijke handelspraktijken en het verbeteren van de positie van de boer in de keten aan de hervorming van het GLB koppelt. Voor deze leden is het belangrijk dat er meer duidelijkheid komt over wat nodig is om de positie van de boer te versterken en als de markt extra (bovenwettelijke) eisen stelt hoe deze terug te vinden zijn in de prijs voor een product. De Minister wil pleiten om de onduidelijkheid over de mogelijke spanning tussen de mededingingswetgeving en het GLB weg te nemen, zodat er duidelijkheid komt over de mogelijkheden die de producenten hebben om samen te werken. Het regeerakkoord vraagt dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) erop toe gaat zien dat boeren en tuinders hogere prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke eisen stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van duurzaamheid of dierenwelzijn. Is de Minister bereid om in een brief uiteen te zetten welke stappen er in Europese wetgeving gezet moeten worden om in Nederland meer ruimte te hebben om dit te regelen en er door de ACM op toe te zien.

Naar aanleiding van de gedachtewisseling over duurzaam bodembeheer willen de leden van de VVD-fractie de volgende vragen stellen. Veel lidstaten benadrukken het belang van goede bodemkwaliteit, ook Nederland. Juist met de klimaatdoelen van Parijs en de kansen die goed bodembeheer biedt (organische stof in relatie tot binding koolstof) is het belangrijk dat we weten hoe de stand van de bodem gemeten wordt. Kan de Minister aangeven hoe deze bepaald wordt en wordt in alle landen dezelfde meetmethode gebruikt? Zo nee, wat zijn de verschillen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad op 11 en 12 december 2017. Deze leden hebben hierover nog vragen.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister gaat pleiten voor een Total Allowable Catch (TAC)-verhoging van 66% voor tarbot en griet, zoals naar voren komt uit de herziening van het rekenmodel. Deze leden dringen hierop aan, mede vanwege de eerdere kortingen op deze bestanden.

De leden van de CDA-fractie zijn evenals de Minister kritisch op het voorgestelde totaalverbod van vangst van paling groter dan 12 centimeter in zee. Deze leden vragen om een inschatting van hoe andere lidstaten hiernaar kijken. Zij vragen de Minister wat de voortgang is van de nationale aalbeheerplannen in Brussel.

De leden van de CDA-fractie zijn tegen de maatregelen gericht op de sportvisserij ten aanzien van zeebaars. Deze leden vinden dat het verbod op de sportvisserij te ver gaat omdat deze in zeer geringe mate bijdragen aan de neergang van het zeebaarsbestand. Is de Minister bereid zich te verzetten tegen de vangstmaatregelen gericht op de sportvisserij?

Ten aanzien van de aanlandplicht, waarvan de invoering dichterbij komt zonder dat er oplossingen zijn, vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister bereid is om te werken aan een discardsplan waarmee de verduurzaming met werkbare maatregelen voortgang vindt, maar waarbij geen draconische maatregelen nodig zijn die de visserij voortijdig stoppen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de door de Europese Commissie gepubliceerde toekomstplannen voor het GLB. Deze leden zijn positief over de voorstellen om het GLB eenvoudiger en flexibeler te maken, mits dit bijdraagt aan het verminderen van de regeldruk. Zij constateren dat de Commissie meer verantwoordelijkheid bij de lidstaten wil neerleggen wanneer het gaat om controles, sancties en toezicht. De leden van de CDA-fractie vragen hoe ervoor gezorgd gaat worden dat de nationale bevoegdheden, die de lidstaten dan zouden krijgen, overal op correcte wijze uitgevoerd en gecontroleerd gaan worden. In hoeverre zijn dit nieuwe bevoegdheden en zou het kunnen zijn dat de uitvoering anders belegd moet worden?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de verwachting van de Minister is over de inzet van andere lidstaten Europa ten aanzien van het voorstel om een plafond vast te stellen voor directe betalingen van 60.000 tot 100.000 euro per bedrijf. Deze leden zijn voorstander van een dergelijk plafond maar vragen zich af of naleving van deze maatregel wel voldoende is te controleren, want bedrijven zouden hun bedrijf kunnen gaan splitsen. Zij vragen de Minister welke mogelijkheden zij ziet om invoering van groene (ecosysteem)diensten en blauwe (water)diensten verder vorm te geven binnen het GLB met daarbij een eerlijke marktconforme vergoeding voor grondeigenaren en grondgebruikers. Ziet de Minister ruimte om maatregelen in het GLB op te nemen die het bodemleven, de bodemvruchtbaarheid en CO2-vastlegging door verhoging van het organische stofgehalte, verbeteren? Conform de aanbevelingen van Agricultural Markets Taskforce (commissie Veerman) zou in het GLB ingezet moeten worden op het versterken van de positie van boeren en tuinders in de keten. De leden van de CDA-fractie nemen aan dat de Minister niet wacht op het nieuwe GLB met de uitvoering van het regeerakkoord om de positie van landbouwers te versterken. Klopt dat? Welke struikelblokken ziet de Minister nog bij de invulling van het nieuwe GLB?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 11 en 12 december en willen de Minister nog enkele vragen stellen.

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen ten aanzien van de vangstmogelijkheden voor 2018 in de Atlantische Oceaan en Noordzee. Deze leden hebben kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie over een akkoord over de verordening inzake de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2018. Hierin wordt vermeld dat de Europese Commissie met een voorstel gaat komen over het ophogen van de vangstmogelijkheden voor een deel van de demersale visserijsector dat problemen ondervind door de aanlandplicht. Eén van de redenen waarom er een aanlandplicht bestaat is dat vissers gestimuleerd moeten worden om nieuwe vistechnieken te gebruiken die er voor zorgen dat er minder bijvangst is. Deze leden begrijpen dat dit in sommige gevallen problemen oplevert, maar constateren ook dat het ophogen van de vangstmogelijkheden leidt tot meer bijvangst. Is de Minister van mening dat het ophogen van de vangstmogelijkheden ervoor kan zorgen dat de positieve effecten van de aanlandplicht op de hoeveelheid bijvangst teniet worden gedaan? Zo ja, is dit dan een verstandig voorstel?

Voorts hebben de D66-leden nog enkele andere vragen over visserij. Waarom stelt Nederland geen aalvangstverbod in voor zee, waar het International Council for the Exploration of the Sea (ICES) om vraagt? Ons aalmanagementplan is helemaal niet duurzaam. Nederland gaat niet uit van 40% ongestoorde situatie, maar van 40% huidige situatie. Waarom wordt er niet voor gekozen de paairijpe aal niet gewoon weg te laten zwemmen? Voor de economie hoeft deze keuze niet te worden gemaakt. Of is het een handhavingsprobleem? Is het, gelet op gelijk speelveld mogelijk een roll over te realiseren van de maatregelen 2017 voor de zeebaars voor zowel de sportvisserij als de kleinschalige kust visserij? Is de oplossing voor herstel ook te zoeken in technische maatregelen in plaats van vangstbeperkingen?

De leden van de D66-fractie hebben ook vragen over het GLB 2020. Deze leden hebben kennisgenomen van de mededeling over de hervorming van het GLB na 2021. Eén van de veranderingen die hierin worden vermeld is dat er meer ruimte komt voor lidstaten voor vrijheid bij de implementatie van het nieuwe GLB. Deze ontwikkeling juichen de leden van de D66-fractie zeker toe, temeer indien sterker wordt gestuurd op doelen in plaats van met middelvoorschriften. Dit zal dus ook een aanpassing van de nationale uitvoeringscultuur vergen. Hoe staat de Minister hier tegenover? Voorts zouden deze leden willen weten op welke wijze het nieuwe GLB bijdraagt aan een transitie van de Nederlandse landbouw die meer op kringlopen is gebaseerd? Deelt de Minister de mening dat inkomenssteun dient te worden afgebouwd, omdat deze betalingen vaak niet bij de boeren terechtkomen maar bij de eigenaren van de grond? Deelt de Minister de mening dat inkomenssteun dient te worden afgebouwd ten gunste van betalingen voor onder meer biodiversiteit en klimaat? Is de Minister bereid om de vergroening van het GLB ook daadwerkelijk impact te laten hebben en geen genoegen te nemen met de huidige maatregelen, die nauwelijks een positief effect hebben gehad op biodiversiteit? De leden van de D66-fractie staan positief ten opzichte van de mening van de Minister dat de gehele voedselketen te weinig wordt meegenomen in het GLB. Deze leden zouden graag horen wat de Minister gaat doen om ervoor te zorgen dat er meer aandacht wordt gevestigd op voedsel in het nieuwe GLB, vooral in relatie tot voorlichting en activiteiten met betrekking tot gezonde voeding voor kinderen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 11 tot 12 december 2017. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag een reactie van de Minister op de mededeling van de Europese Commissie over het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid. Naar de mening van deze leden lijken de eerste signalen erop te duiden dat er enorm veel kansen worden gemist om de daadwerkelijke stap te zetten naar een duurzame landbouw met een goed verdienmodel voor boeren en tuinders. Deze leden zijn bezorgd over het vergroten van vrijheid van lidstaten indien er geen concrete en meetbare doelen worden gesteld, onder andere omtrent het vergroten van biodiversiteit, het reduceren van chemische gewasbescherming, de bijdrage van de landbouw aan het klimaatprobleem en het sluiten van kringlopen. Zij voorzien hierdoor een «race to the bottom» waarbij lidstaten, redenerend vanuit het perspectief van het voorkómen van concurrentienadelen ten opzichte van andere lidstaten, zoveel mogelijk zullen trachten de regels zo ruimharig mogelijk voor de eigen sector toe te passen. Terwijl juist een systeemverandering nodig is om de landbouw in evenwicht te brengen met klimaatdoelen, natuur en biodiversiteit. Deelt de Minister deze zorg? Is de Minister bereid om deze bezorgdheid over te brengen aan de Europese Commissie en de lidstaten? Zo nee, waarom niet? Is de Minister daarnaast bereid om nadrukkelijk de Europese Commissie te verzoeken om alleen Europese subsidies te verstrekken indien er concrete, meetbare prestaties ten behoeve van verduurzaming of andere maatschappelijke opgaven er tegenover staan? Wat betreft de leden van de GroenLinks-fractie betekent dit een verandering van het huidige pijlersysteem, waarbij een groot gedeelte van de gelden directe inkomenssteun zijn. Naar de mening van deze leden heeft deze directe inkomenssteun niet of nauwelijks bijgedragen aan een betere inkomenspositie van de boer, eerder aan een betere inkomenspositie voor bedrijven in de verdere voedselketen. Kan de Minister in een tijdlijn aangeven hoe het verdere proces eruit gaat zien? Wanneer wordt de Kamer betrokken bij de besluitvorming?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het voorzorgsbeginsel van groot belang is in het vaststellen van de TAC’s in de visserij. Deze leden maken zich in het bijzonder zorgen over de Europese aalpopulatie. Zij delen daarom de mening van de Europese Commissie om adequate maatregelen te treffen en steunen ook het voorstel om de visserij op aal van meer dan 12 centimeter op zee en in de kustwateren het hele jaar te verbieden. De leden van de GroenLinks-fractie verbazen zich erover dat Nederland bezwaar wil maken tegen het vangstverbod. Nederland verwijst daarbij naar het Nederlandse aalbeheerplan uit 2011 dat is beoordeeld als duurzaam. Kan de Minister aangeven wat de concrete resultaten zijn van het Nederlandse aalbeheerplan in de afgelopen jaren? En wat bedoelt de Minister met «volgens het ICES-advies lijkt het probleem» van de vangsten op zee beperkt tot een aantal lidstaten? Hoe past deze stellingname van de Minister in het eerder geschetste voorzorgsbeginsel? Deze leden vragen aan de Minister hoe veel Nederlandse kustvissers er zijn die primair op aal vissen en hoe groot het Nederlandse aandeel is in de Europese aalvisserij.

De leden van de GroenLinks-fractie willen in navolging van de Europese Commissie en eurocommissaris voor Landbouw Hogan pleiten voor concrete en meetbare doelen van het terugdringen van het gebruik en verduurzaming van gewasbeschermingsmiddelen. Deze leden zien nu de uitdaging om het gebruik van het landbouwgif glyfosaat sterk terug te dringen nu de Europese Unie heeft besloten het middel voor slechts vijf jaar toe te staan. De Minister heeft aangegeven tijdens de vorige Landbouw- en Visserijraad dat in Nederland maatregelen zijn getroffen om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw terug te dringen. Kan de Minister aangegeven welke jaarlijkse resultaten zijn geboekt in het terugdringen van bijvoorbeeld glyfosaat? Kan de Minister een uitsplitsing geven van het jaarlijkse gebruik en verkoop van dit middel binnen de landbouw, het professioneel gebruik buiten de landbouw en het particuliere gebruik? Zo nee, kan de Minister een monitoringssysteem opzetten waarmee deze gegevens wel jaarlijks beschikbaar komen? Is de Minister bereid om een concrete afbouwstrategie op te stellen voor het middel glyfosaat?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de eerste berichten van de Europese Commissie over het nieuwe GLB. Wat deze leden betreft is het beeld gemengd. Zij zijn blij dat er een voorstel voor een subsidieplafond van 100.000 euro ligt en horen graag of de Minister dit onderschrijft. De grotere vrijheid die lidstaten zouden krijgen op het gebied van uitvoering van Europese regels kan tot voordelen leiden als hiermee betere op plaatselijke omstandigheden wordt ingespeeld, maar biedt ook risico’s op nationale uitzonderingen om bijvoorbeeld uit ecologisch oogpunt noodzakelijke hervormingen te vermijden.

De leden van de SP-fractie zijn blij met de grotere aandacht voor de rol van landbouw binnen de klimaatproblematiek, maar constateren dat het probleem van de afnemende biodiversiteit in de voorstellen van de Commissie er karig af lijkt te komen. Deze leden zouden graag zien dat de Minister hier in de Raad aandacht voor vraagt. Zowel op het gebied van klimaatverandering als biodiversiteit lijken concrete doelstellingen in het GLB uit te blijven, hetgeen een hervorming van beperkte waarde zou maken. De leden van de SP-fractie dringen aan op harde doelstellingen op deze gebieden. Daarnaast wijzen ze op de wenselijkheid van een GLB van beperktere financiële omvang in het algemeen.

De leden van de SP-fractie zijn het oneens met de Minister waar het gaat om het voorstel van de Europese Commissie om in het kader van het aalherstelplan de vangst totaal te verbieden. Wat deze leden betreft is de situatie dusdanig nijpend dat hiertoe moet worden overgegaan en is er geen legitieme reden om het verbod te beperken tot een aantal maanden. Ten overvloede wijzen zij erop dat het commissievoorstel is gebaseerd op een advies van ICES.

Voor wat betreft de zeebaars zijn de leden van de SP-fractie verbaasd over het commissievoorstel, waarbij de sportvisserij voor wat betreft de eerste helft van 2018 een vangstverbod krijgt en de tweede helft alleen catch&release-visserij is toegestaan, terwijl de kleinere commerciële visserij vanuit economische overwegingen nog wel vangstmogelijkheden behoudt. Deze leden wijzen erop dat de recreatieve sportvisserij in het verleden slechts zeer beperkt heeft bijgedragen aan afname van zeebaarsbestanden, in tegenstelling tot commerciële visserij. Ook wijzen zij op het relatieve economische belang van recreatieve visserij voor kustgebieden. Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie twijfels bij de handhaafbaarheid. In algemene zin stellen deze leden voor ofwel een totaalverbod op zeebaarsvangst voor zowel commerciële als recreatieve visserij, ofwel een (zeer) beperkte vangst voor beide sectoren. Dit voorstel lijkt echter de recreatieve vissers disproportioneel te benadelen.

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de verspreiding van Afrikaanse varkenspest in verscheidene Midden- en Oost-Europese lidstaten. Deze leden horen graag van de Minister welke preventieve maatregelen Nederland stelt om verspreiding op ons grondgebied te voorkomen, met name op het gebied van het controleren van handelsstromen. Zij vragen of dit niet een goede aanleiding is om in Europees verband te wijzen op de onwenselijkheid van lange transporten, zowel uit het oogpunt van ziekteverspreiding, als milieulasten, als dierenwelzijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 11 en 12 december 2017.

Ten aanzien van de vangstmogelijkheden voor 2018 in de Atlantische Oceaan en Noordzee hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie de volgende vragen. Deze leden constateren dat jarenlang de gezamenlijke TAC voor tarbot en griet is gekort, omdat het «data limited stocks» waren: omdat er geen gegevens waren moest de TAC voor de zekerheid jaarlijks met 20% gekort worden. Vorig jaar is mede op instigatie van Nederland het benchmarkonderzoek gestart om een kwalitatief beter model voor tarbot en griet te maken. De daaruit volgende modelmatige schatting van visserijdruk en visbestand komt goed overeen met ervaringen uit de praktijk. In de in juni en november jl. gepubliceerde adviezen voor tarbot en griet heeft ICES nu vastgesteld dat de stock van tarbot met een factor 3 groter is en de visserijsterfte, net als bij tong en schol, heel laag, ruim binnen Maximum Sustainable Yield-grenzen. De berekeningen in dit robuuste model (met een geldigheid van twee jaar) leiden ertoe dat de gezamenlijke TAC voor tarbot en griet met 66% omhoog kan binnen het duurzaamheidskader zoals vastgesteld. Desondanks heeft de Europese Commissie besloten het wetenschappelijk advies niet te willen volgen en stelt zij een verhoging van 20% voor. Een dergelijke beperkte verhoging zal onnodig discarden laten voortbestaan. Bovendien brokkelt daarmee het draagvlak voor de aanlandplicht verder af. Is de Minister bereid om er tijdens de Landbouw- en Visserijraad voor te pleiten dat de wetenschappelijke modellen consequent gevolgd worden, dus niet alleen wanneer het ICES-advies leidt tot een lagere TAC, maar ook wanneer het leidt tot een hogere TAC? Is zij bereid te pleiten voor een verhoging groter dan 20%?

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op het recente voorstel van de Europese Commissie met als doel een algeheel vangstverbod van paling groter dan 12 centimeter in zee. De Commissie baseert zich op ICES die vaststelt dat er geen vooruitgang zit in het herstel van de palingstand. De observaties uit de praktijk van de vissers komen echter niet overeen met deze vaststelling. Is de Minister bereid nader onderzoek te bepleiten voordat dit vangstverbod wordt ingesteld? Bij paling groter dan 12 centimeter in zee gaat het bovendien om vissen die vanuit het binnenwater de zee hebben bereikt om zich verder op de oceaan voort te planten. Juist op die trektocht naar zee ondervindt de paling de meeste problemen door dijken, sluizen, gemalen en waterkrachtcentrales. De echte winst voor de paling in Nederland is dan ook te behalen door de vele knelpunten in de binnenwateren op te heffen en een algeheel vangstverbod legt de oorzaak van het gebrek aan herstel ten onrechte bij de visvangst. Wanneer de bestaande afspraken in de Europese Aalverordening en het Nederlandse Aalbeheerplan worden nagekomen, zal de palingstand sneller herstellen. Op welke wijze kunnen de afgesproken maatregelen sneller uitgevoerd en gehandhaafd worden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat de Minister zich bewust is van de problemen die de sector ondervindt met de bijvangsten van geassocieerde soorten. De Minister wijst ook op het ontbreken van goede gegevens over de geassocieerde bestanden. Op welke manier zet de Minister zich ervoor in dat zo snel mogelijk gegevens verzameld worden over deze bestanden en daarmee voor tijdige duidelijkheid voor vissers over wat hen te wachten staat richting 2019?

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de problemen met choke species bij de verdere implementatie van de aanlandplicht, waarbij nog geen oplossing in beeld is. Deze leden vragen of de Minister bereid is om aan een discardsplan te werken waardoor de verduurzaming in de visserij door kan blijven gaan en wordt voorkomen dat de visserij voortijdig moet stoppen.

Ten aanzien van de mededeling over het GLB na 2020 hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie de volgende vragen. Deze leden steunen de inzet van de Minister met betrekking tot het GLB, onder meer door de aandacht voor maatschappelijke uitdagingen, innovatie en het borgen van het belang van voedsel. Terecht wijst de Minister op het ontbreken van het belang van de hele voedselketen voor de doelen van het GLB (zoals prijsvorming) in de mededeling van de Europese Commissie. De leden van de fractie van de ChristenUnie steunen de inzet van de Minister om de positie van boeren in de keten te versterken, naar aanleiding van de Raadsconclusies over oneerlijke handelspraktijken. De Minister zal onder meer pleiten voor het wegnemen van de spanning tussen de mededingingswetgeving en het GLB. Wat is de bredere inzet van Nederland richting het nieuwe GLB met betrekking tot de positie van boeren en tuinders in de keten, het borgen van het belang van de hele voedselketen en de mogelijkheden voor samenwerking?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de visie van de Minister op risicomanagement in de mededeling van de Europese Commissie. De Commissie stelt voor om instrumenten op te nemen in het GLB om boeren weerbaar te maken tegen onder meer extreme weersomstandigheden.

Tot slot hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie een aantal vragen over de uitkomsten van de high level-conferentie over Afrikaanse varkenspest van 8 en 9 november jl. Deze leden vinden de verspreiding van Afrikaanse varkenspest in onder meer Polen, Tsjechië en Roemenië zeer zorgelijk. Zij vragen meer toelichting op de maatregelen die worden genomen om een uitbraak in Nederland te voorkomen. Zo is het belangrijk om streng te controleren op diertransporten en de reiniging en desinfectie van wagens uit landen waar sprake is van besmetting. Hoe wordt deze controle uitgevoerd? Op welke manier vindt afstemming met andere lidstaten plaats over strikte controle op deze maatregelen? Zijn er aanscherpingen nodig in het risicobeheer voor wilde zwijnenpopulaties en voor buiten gehouden varkens?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de komende Landbouw- en Visserijraad, evenals van het verslag van de vorige Raad. Deze leden hebben hierover zoals gebruikelijk kritische vragen en opmerkingen bij.

Ten aanzien van de rapportage duurzaam gebruik bestrijdingsmiddelen hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de volgende vragen. Deze leden lezen dat de Europese Commissie een rapport heeft uitgebracht over de voortgang van het verduurzamen van het gebruik van «gewasbeschermingsmiddelen». Daaruit zou blijken dat er voortgang is geboekt, maar ook dat de Nationale Actieplannen van de lidstaten meer concrete en meetbare doelen zouden moeten bevatten. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn niet erg onder de indruk van de ambities van de Europese Commissie, die in het licht van de glyfosaat-affaire tamelijk ongeloofwaardig overkomen. Mooie woorden over het terugdringen van het bestrijdingsmiddelengebruik, terwijl het burgerinitiatief, waarin burgers uit de hele EU een dringende oproep aan de Commissie hebben gedaan om het gebruik van glyfosaat, het meest gebruikte landbouwgif ter wereld, volstrekt is genegeerd en de Europese Commissie doordramde met een ongeclausuleerde nieuwe toelating van glyfosaat met nogmaals tien jaar. Het is te danken aan kritische lidstaten als Frankrijk en België dat dit naar vijf jaar is teruggebracht, maar dat is natuurlijk nog steeds veel te lang en het optreden van de Europese Commissie is en blijft er een die gericht is op het beschermen van multinationals als het bedrijf Monsanto boven het beschermen van natuur, milieu, volksgezondheid en de voedselzekerheid op lange termijn, om nog maar te zwijgen van het schofferen van Europese burgers en de democratie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat de enige manier om de geloofwaardigheid weer op te bouwen van zowel de Europese Commissie als die van de Nederlandse regering (die immers blind de lijn van de Commissie heeft gevolgd in de glyfosaat-affaire als het gaat om bestrijdingsmiddelen) grote terughoudendheid is bij het toelaten van landbouwgif en daadwerkelijke, aantoonbare en controleerbare maatregelen om het gebruik van bestrijdingsmiddelen in te dammen. Geïntegreerde gewasbescherming, waarbij het gebruik van landbouwgif pas in allerlaatste instantie aan de orde is, moet aantoonbaar in praktijk worden gebracht, en niet slechts de bezwering zijn die het nu is. De stappen die de Minister beschrijft (een goede training van de gebruikers van de middelen, goede informatie-uitwisseling en het regelmatig testen van de installaties) zijn daarbij volstrekt onvoldoende. Welke maatregelen wil de Minister nog meer nemen, in termen van concrete en meetbare doelen, die nu nog altijd ontbreken?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van de mededeling van de Europese Commissie getiteld «The Future of Food and Farming». Deze leden constateren dat in de plannen van Commissie elke ambitie ontbreekt om een transitie in te zetten naar een echte hervorming van de Europese landbouw waarbij voedsel een mensenrecht is en de productie hiervan gebaseerd is op aandacht voor mens, dier en natuur. Zij vinden dat het GLB en de bijbehorende subsidies moet worden ingezet voor een transitie naar biologische of natuur-inclusieve landbouw die opereert binnen de grenzen van de draagkracht van de aarde en een morele omgang met dieren. Afgaande op het voorstel van de Europese Commissie lijkt van een dergelijke transitie voorlopig geen sprake te zijn. De Commissie geeft aan dat het systeem van directe betalingen te willen continueren met hier en daar een kleine aanpassing. Terwijl een radicale herziening van het landbouwbeleid broodnodig is met het oog op de biodiversiteitscrisis, de urgente klimaatproblematiek en de moreel volstrekt onhoudbare intensieve veehouderij, kiest de Commissie aan vasthouden aan de status qua met een vergroeningsdoekje voor het bloeden. Deelt de Minister de mening dat het tijd is voor het breken met het conservatieve beleid waarbij industriële systemen die draaien op overproductie gefinancierd worden? De 8.6 biljoen dieren die jaarlijks in deze Europese industrie worden gefokt en geslacht hoeven hiermee immers voorlopig niet te rekenen op betere leefomstandigheden. Vindt de Minister dat verantwoord?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad dat een gedetailleerde beoordeling van de mededeling niet mogelijk is. Kan de Minister in aanloop van deze beoordeling wel vast duidelijk maken of zij het noodzakelijk vindt dat subsidies vanuit het GLB volledig transparant zijn en niet misbruikt worden voor evenementen waarbij dierenmishandeling plaatsvindt voor vermaak? Kan de Minister zeggen wat zij vindt van het stierenvechten en volksfeesten zoals Toro de Fuego, zoals dat in Het Laatste Nieuws van 13 november 2017 beschreven staat? Is de Minister bereid om haar internationale collega’s hierop aan te spreken? Is de Minister bereid zich in te zetten om binnen de totstandkoming van het nieuwe GLB geen subsidies te laten verstrekken aan sectoren die zich inlaten met het vermaak van dieren? Deelt de Minister de mening dat structurele financiële ondersteuning alleen gerechtvaardigd is als dit sectoren ondersteunt die uitgaan natuur-inclusieve landbouw waarbij dieren in staat zijn hun natuurlijk gedrag uit te voeren?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de Commissie in de mededeling suggereert dat het systeem van directe betalingen gecontinueerd kan worden met minimale aanpassingen. Deze leden vinden dat een onverantwoorde uitgave van zeer grote sommen belastinggeld. Algemene inkomenssteun zou minstens vervangen moeten worden door een resultaatgerichte beloning voor boeren die daadwerkelijk substantieel bijdragen aan het verbeteren van natuur, landschap en milieu. Alleen zo kan het GLB bijdragen aan oplossingen voor natuur, klimaat, milieu, dierenwelzijn en voedselzekerheid. Inkomenssteun voor de melkvee- en kalverhouderij verhouden zich per slot van rekening zeer slecht tot de klimaatdoelen van Parijs. Kan de Minister dat beamen?

Ten aanzien van de relatie tussen VN Duurzame Ontwikkelingsdoelen en het GLB hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de volgende vragen. De Minister schrijft dat zij van plan is een workshop te organiseren waarbij wetenschappers worden uitgenodigd hun visie te geven op de relatie tussen de Duurzame Ontwikkelingsdoelen en het GLB. Dat lijkt deze leden een goed plan. Kan de Minister laten weten welke wetenschappers zij van plan is uit te nodigen voor de workshop? Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft kan de VN-rapporteur voor het Recht op Voedsel, Hilal Elver, in elk geval niet ontbreken bij een dergelijke workshop. Graag krijgen deze leden een toezegging van de Minister dat de Speciaal Rapporteur voor het Recht op Voedsel zal worden uitgenodigd en dat de workshop op een moment wordt georganiseerd waarop zij in elk geval beschikbaar is.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben een vraag over het beëindigen van overbevissing. Binnen het GVB zijn lidstaten verplicht om per 2015 overbevissing te beëindigen en dit alleen uit te stellen (tot uiterlijk 2020) als aangetoond kan worden dat er serieuze sociaaleconomische impact voor de sector dreigt. Deze leden constateren dat de overbevissing door lidstaten nog niet is beëindigd. Gaat de Minister erop aandringen dat de visserijministers zich vanaf 2018 wel aan deze afspraak houden?

Ook stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een aantal vragen over wijting. De ophoging van de TAC voor bijvangstsoorten zal ertoe leiden dat duurzame instandhouding van die soorten nog verder onder druk komen te staan. Zo is de TAC voor de wijting met 38% opgehoogd ten opzichte van vorig jaar.1 Maar in vergelijking met het wetenschappelijke advies voor dit jaar is de TAC 99% hoger dan wat door wetenschappers wordt geadviseerd om als «gewilde vangst» van het Noordzee wijting bestand weg te vangen. Deelt de Minister de mening dat het ophogen van deze normen kunnen leiden tot niet-duurzame instandhouding van deze bijvangstsoorten? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat de duurzame instandhouding van bijvangstsoorten belangrijker is dan ophoging van de TAC?

Tot slot hebben de leden van de Partij voor de Dieren een aantal vragen over zeebaars. Deze leden zijn tevreden over het voornemen van de Europese Commissie om de visserij op zeebaars verder te beperken. De Commissie stelt voor 2018 een totaalverbod voor, met uitzondering van de visserij met haken en lijnen. De Minister geeft aan de ernst van de situatie te onderschrijven en zich in te willen zetten voor een gelijk speelveld voor de kleinschalige visserij. Deze leden constateren dat het grootste deel van de zeebaarsvangsten2 uit de gemengde demersale visserij (voornamelijk sleepnetvisserijen met fijne mazen) komt, waar de zeebaars een bijvangstsoort is. Erkent de Minister dat bijvangst beperkende maatregelen een essentieel zijn voor de duurzame instandhouding van de zeebaars? Zo ja, gaat de Minister voor 2018 de aanpak van deze overbevissing hoge prioriteit geven middels passende maatregelen, zoals technische tuigschriften, move-on principes, real-time closures en het weren van de visserij met fijne mazen in gebieden waar veel jonge zeebaars voorkomt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende geannoteerde agenda. Deze leden delen op hoofdlijnen de inzet van de Minister. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister een eerste reactie geeft op de mededeling van de Europese Commissie over de hervorming van het GLB na 2021. Deelt de Minister de mening dat een gelijk speelveld voor landbouwbedrijven van groot belang is? De Europese Commissie overweegt ruimte te bieden voor cofinanciering van betalingen in de eerste pijler door lidstaten. Deze leden zijn hier kritisch over. Hoe groot is het risico op een minder gelijk speelveld?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de Europese Commissie ten aanzien van de TAC voor tarbot en griet slechts een verhoging van 20% voorstelt. Kan de Minister aangeven waarom de Europese Commissie niet het wetenschappelijk advies volgt, namelijk een verhoging van 66%? Deze leden willen benadrukken dat de TAC voor tarbot en griet al jarenlang bij gebrek aan wetenschappelijke gegevens op basis van politieke keuzes is verlaagd. Het heeft naar nu blijkt geleid tot veel onnodige discards. Daarbij komt dat de genoemde TAC als deze leden het goed hebben begrepen niet alleen voor 2018 maar ook voor 2019 wordt vastgesteld. In 2019 wordt de aanlandplicht in volle breedte ingevoerd. Is de veronderstelling juist dat met een TAC-verhoging van slechts 20% de tarbot en griet zogenaamde «choke species» dreigen te worden? Deelt de Minister de mening dat het van groot belang is, mede gelet op het voorkomen van onnodige discards, dat de door wetenschappers voorgestelde verhoging van 66% gerealiseerd wordt? Gaat zij zich daar voluit voor inzetten?

De leden van de SGP-fractie lezen in het regeerakkoord: «De aanlandplicht moet worden versoepeld zodra er alternatieven zijn die hetzelfde doel dienen.» De realiteit is dat er veel zogenaamde «choke species» zijn waarvoor nog geen zicht is op een goede oplossing. Deze leden horen graag wat de inzet van de Minister is voor een werkbare aanpak van ongewenste bijvangsten zonder vroegtijdige stillegging van de visserij. Is zij bereid de Kamer binnenkort separaat te informeren over haar inzet ten aanzien van de aanlandplicht?

II Antwoord / Reactie van de Minister

Naar aanleiding van de gedachtewisseling over duurzaam bodembeheer willen de leden van de VVD-fractie de volgende vragen stellen. Veel lidstaten benadrukken het belang van goede bodemkwaliteit, ook Nederland. Juist met de klimaatdoelen van Parijs en de kansen die goed bodembeheer biedt (organische stof in relatie tot binding koolstof) is het belangrijk dat we weten hoe de stand van de bodem gemeten wordt. Kan de Minister aangeven hoe deze bepaald wordt en wordt in alle landen dezelfde meetmethode gebruikt? Zo nee, wat zijn de verschillen?

Voor een integraal beeld van de bodemkwaliteit zijn zowel chemische, fysische als biologische factoren van belang. Er bestaat geen generieke en algemeen geaccepteerde indicator die een integraal beeld geeft van bodemkwaliteit. Het organischestofgehalte in de bodem is doorgaans een goede grootheid voor het niveau van bodemkwaliteit en biedt een directe link met de rapportages voor het klimaatbeleid zoals overeengekomen in het Akkoord van Parijs. Het organischestofgehalte in de bodem kan goed gemeten worden. De veranderingen in organischestofgehalte over de tijd zijn moeilijk te meten mede omdat het gaat over relatief kleine veranderingen ten opzichte van een grote voorraad. Daardoor is er een langere tijd nodig om veranderingen met zekerheid te kunnen meten. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) stelt dat veranderingen in koolstofvoorraden in de bodem dienen te worden gemeten in tonnen koolstof per hectare. Er is echter (nog) geen eenduidige laboratoriumanalysetechniek voorgeschreven om het koolstof- of organischestofgehalte in de bodem te meten. Er bestaan verschillende gecertificeerde methoden om het organischestofgehalte te bepalen en verschillen tussen landen wat betreft de toegepaste analysemethodiek, afhankelijk van de samenstelling van de bodem en het laboratorium.

De leden van de GroenLinks-fractie willen in navolging van de Europese Commissie en eurocommissaris voor Landbouw Hogan pleiten voor concrete en meetbare doelen van het terugdringen van het gebruik en verduurzaming van gewasbeschermingsmiddelen. Deze leden zien nu de uitdaging om het gebruik van het landbouwgif glyfosaat sterk terug te dringen nu de Europese Unie heeft besloten het middel voor slechts vijf jaar toe te staan. De Minister heeft aangegeven tijdens de vorige Landbouw- en Visserijraad dat in Nederland maatregelen zijn getroffen om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw terug te dringen. Kan de Minister aangegeven welke jaarlijkse resultaten zijn geboekt in het terugdringen van bijvoorbeeld glyfosaat? Kan de Minister een uitsplitsing geven van het jaarlijkse gebruik en verkoop van dit middel binnen de landbouw, het professioneel gebruik buiten de landbouw en het particuliere gebruik? Zo nee, kan de Minister een monitoringssysteem opzetten waarmee deze gegevens wel jaarlijks beschikbaar komen? Is de Minister bereid om een concrete afbouwstrategie op te stellen voor het middel glyfosaat?

Uw Kamer is op 6 juli jl. geïnformeerd over de (inter)nationale ontwikkelingen over de werkzame stof glyfosaat. Hierin is ook aangeven welke ontwikkelingen er nationaal spelen rond het verbieden van het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw en het vergaand terugdringen en eventueel verbod van het niet professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Kamerstuk 27 858, nr. 394). Daarnaast heb ik uw Kamer op 27 november jl. geïnformeerd over de cijfers die er bekend zijn in de periode 2012–2016 over de afzet en het gebruik van glyfosaat in Nederland. Ik heb daarin ook verwezen naar mijn toezegging, dat ik met betrokken instanties het gesprek wil aangaan om te kijken hoe we het gebruik van glyfosaat binnen en buiten de landbouw beter in kaart kunnen brengen (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 523). Tenslotte heb ik uw Kamer in het VSO Landbouw- en Visserijraad op 2 november jl. gemeld dat het besluit van de Europese Commissie over het hernieuwen van de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat geldt voor een periode van vijf jaar (Handelingen II 2017/18, nr. 17, item 6). Afbouw is geen onderdeel van dit besluit. Ik wil mij – samen met de landbouwsector – wel inzetten voor het verminderen van het gebruik van glyfosaat. Het is daarbij van belang dat haalbare, betaalbare en milieuvriendelijke niet-chemische alternatieven beschikbaar komen en dat agrarische ondernemers de beschikbare alternatieven ook breed gaan toepassen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat de enige manier om de geloofwaardigheid weer op te bouwen van zowel de Europese Commissie als die van de Nederlandse regering (die immers blind de lijn van de Commissie heeft gevolgd in de glyfosaat-affaire als het gaat om bestrijdingsmiddelen) grote terughoudendheid is bij het toelaten van landbouwgif en daadwerkelijke, aantoonbare en controleerbare maatregelen om het gebruik van bestrijdingsmiddelen in te dammen. Geïntegreerde gewasbescherming, waarbij het gebruik van landbouwgif pas in allerlaatste instantie aan de orde is, moet aantoonbaar in praktijk worden gebracht, en niet slechts de bezwering zijn die het nu is. De stappen die de Minister beschrijft (een goede training van de gebruikers van de middelen, goede informatie-uitwisseling en het regelmatig testen van de installaties) zijn daarbij volstrekt onvoldoende. Welke maatregelen wil de Minister nog meer nemen, in termen van concrete en meetbare doelen, die nu nog altijd ontbreken?

Ik deel niet het beeld van de fractie van de Partij voor de Dieren dat geïnterfereerde gewasbescherming slechts een bezwering is. Het kabinet zet de inzet op duurzame gewasbescherming zoals vastgelegd in de beleidsnota duurzame gewasbescherming 2013–2023 «Gezonde Groei, Duurzame Oogst» (GGDO; Kamerstuk 27 858, nr. 146) voort. Dit document bevat meerdere concrete en meetbare doelen ter verduurzaming van de gewasbescherming. Dit is ook door de Europese Commissie geconstateerd tijdens een «fact finding»-missie in Nederland in maart 2017. Die missie vormde mede input voor bedoeld rapport.

In 2018 vindt een tussenevaluatie van de GGDO plaats, die onafhankelijk wordt uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Deze evaluatie is reeds opgestart. Hieruit moet blijken of de GGDO-beleidsdoelen voor 2023 gehaald worden. Ik zie geen aanleiding om vooruitlopend hierop nieuwe maatregelen te nemen.

Ten aanzien van de relatie tussen VN Duurzame Ontwikkelingsdoelen en het GLB hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de volgende vragen. De Minister schrijft dat zij van plan is een workshop te organiseren waarbij wetenschappers worden uitgenodigd hun visie te geven op de relatie tussen de Duurzame Ontwikkelingsdoelen en het GLB. Dat lijkt deze leden een goed plan. Kan de Minister laten weten welke wetenschappers zij van plan is uit te nodigen voor de workshop? Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft kan de VN-rapporteur voor het Recht op Voedsel, Hilal Elver, in elk geval niet ontbreken bij een dergelijke workshop. Graag krijgen deze leden een toezegging van de Minister dat de Speciaal Rapporteur voor het Recht op Voedsel zal worden uitgenodigd en dat de workshop op een moment wordt georganiseerd waarop zij in elk geval beschikbaar is.

Ik heb de Kamer toegezegd een gerichte workshop met enkele wetenschappers te organiseren om het hun visie te geven op welke wijze de voorstellen van de Europese Commissie voor het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) bijdragen aan het bereiken van de Sustainable Development Goals (SDG’s). Nu de Europese Commissie op 29 november jl. de mededeling «De toekomst van landbouw en voeding» heeft gepubliceerd, zal ik de voorbereiding van deze workshop ter hand gaan nemen. Ik zal de suggestie van de Partij voor de Dieren daarbij betrekken.

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 11 en 12 december 2017. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1069 – Brief regering d.d. 30-11-2017, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Verslag Landbouw- en Visserijraad van 6 november 2017 in Brussel. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1068 – Brief regering d.d. 20-11-2017, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Betaalschema van de regelingen binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van 2017. Kamerstuk 28 625, nr. 251 – Brief regering d.d. 24-10-2017, Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Stand van zaken toepassing steun België inzake fipronil. Kamerstuk 26 991, nr. 513 – Brief regering d.d. 09-11-2017, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Informatie over de relatie van de VN Sustainable Development Goals (SDGs) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Kamerstuk 28 625, nr. 252 – Brief regering d.d. 16-11-2017, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 6 november 2017 (overige gestelde vragen). Kamerstuk 21 501-32, nr. 1067 – Brief regering d.d. 17-11-2017, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Voortgangsrapportage implementatie Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Kamerstuk 32 201, nr. 87 – Brief regering d.d. 15-06-2017, Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam.


X Noot
2

Op basis van de vangstcijfers van 2010–2013 is de gemengde visserij volgens STECF (STEFC (2015), p. 22) goed voor ongeveer 41% van de totale zeebaars vangst. De verhoudingen liggen nu mogelijk anders wegens genomen maatregelen in 2015 en 2016.

Naar boven